Onlangs is de restauratie van het orgel in de protestantse Adriaen Janszkerk te Rotterdam-IJsselmonde afgerond. Het instrument van Van den Haspel, Schölgens & Van der Weyde uit 1868 werd door Orgelmakerij Reil gerestaureerd. Adviseur was dr. Bart van Buitenen. Zaterdag 9 april wordt het orgel officieel in gebruik genomen.
Het orgel van de Adriaen Janszkerk werd gebouwd in 1868 door de Rotterdamse orgelmakers Adrianus van den Haspel (1824-1911), Wilhelmus Hendricus Schölgens (1823-1879) en Willem Anthony van der Weyde (1834-?). Dit drietal orgelmakers behoorde tot de medewerkers van Van der Weydes zwager Willem Hendrik Kam (1806-1863) en zette na diens overlijden via een vennootschap tot eind 1869 gedrieën diens werkzaamheden voort. Het instrument voor IJsselmonde kan daarmee worden beschouwd als het laatste instrument uit het huis Kam alvorens Van der Weyde in 1870 vertrekt naar de orgelmakers Adema in Amsterdam, waar zijn medewerking bij de bouw van het orgel van de Mozes- en Aäronkerk in 1871 gedocumenteerd is. Hoewel verschillen in factuur aanwijsbaar zijn, komen de tooninscripties overeen met de Kam-inscripties bekend uit onder meer de Grote Kerk in Dordrecht. Mogelijk stond ook het rugpositief van dit instrument model voor het elegante frontontwerp met overhoekse zijtorens en spitslabia voor de frontpijpen.
Na herstel door Van den Haspel in 1884 wordt het instrument vanaf 1904 onderhouden door de Utrechtse orgelmaker Johan de Koff. In 1916 vervangt deze de grootste zeven frontpijpen in de middentoren, in 1917 volgt een schoonmaak inclusief de plaatsing van een Voix Célèste in plaats van de Woudfluit 2 vt. In de jaren 1923-1924 wordt het kerkgebouw ingrijpend gerestaureerd en uitgebreid naar ontwerp van architect Willem Chiel Kuijper, welke koor en dwarspanden doet vervangen door een geheel nieuwe koorpartij en transepten in een opmerkelijke gotiserende Amsterdamse schooltrant. Nadat plannen voor een pneumatisering en een nieuw frontontwerp geen doorgang vinden wordt het oorspronkelijk aan de torenzijde opgestelde instrument door De Koff op een podium onder de triomfboog boven de kansel herplaatst. Magazijnbalg en Trompet 8 vt worden bij deze gelegenheid vervangen.
In 1942 volgt een restauratie door de Rotterdamse orgelmakers Peter Gerardus Valckx en Jan van Kouteren. Naast een restauratie van de bovenwerklade vervangen zij de oorspronkelijke steminrichtingen door expressions, waartoe een groot deel van het open pijpwerk een halve toon wordt verschoven. Voor de Bourdon 16 vt wordt een tweetal pneumatische pedaaltransmissieladen geplaatst, het pedaalklavier wordt vervangen. In 1957 vervangen dezelfde orgelmakers ten dele met gebruikmaking van aanwezig pijpwerk de Viool 8 vt, Salicionaal 4 vt en Voix Célèste 8 vt door achtereenvolgens een Sesquialter 2 st, een Prestant 4 vt en een Gemshoorn 2 vt. Voor het pedaal wordt achter de orgelkas een pneumatische lade toegevoegd met 39 pijpen voor een Gedektbas 8 vt en Roerfluit 4 vt. In 1990 voorziet de firma Pels & Van Leeuwen de frontpijpen van koperen binnenvoeten en nieuwe voetspitsen.
Restauratie 2015-2016
Na een omvangrijke kerkrestauratie in de jaren 2000-2003 is het ouderling-kerkrentmeester Jaap de Pater die het initiatief neemt tot de recente orgelrestauratie. Aansluitend op een eerste inventarisatie van het instrument voor de encyclopedie Het historische orgel in Nederland in januari 2005 verstrekken kerkrentmeesters in december 2009 opdracht aan Bart van Buitenen tot het opstellen van een rapport, op basis waarvan bij een drietal orgelmakers offerte wordt aangevraagd. Na een bezoek aan de werkplaatsen van de benaderde orgelmakers spreken kerkrentmeesters en organisten de voorkeur uit voor Orgelmakerij Reil te Heerde. Op basis van rapport en offerte wordt bij beschikking van 27 juni 2011 het merendeel van de restauratieve instandhoudingswerkzaamheden vanwege de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed subsidiabel gesteld op basis van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) 2011. De Stichting Restauratie Adriaen Janszkerk stelt zich daarop garant voor een groot deel van de resterende kosten, onder voorwaarde dat ook de niet gesubsidieerde stelposten uit de offerte zullen worden uitgevoerd.
Waar de overplaatsing van het orgel binnen de herbouwde kerk in 1924 als een onomkeerbaar historisch gegeven van op zichzelf bijzondere monumentale waarde mag worden beschouwd, wordt als uitgangspunt een combinatie van het handhaven van de gegroeide en een reconstructie van de originele toestand vastgesteld. Allereerst behoeft het orgel een grondig technisch herstel, zeker waar de hoofdwerklade waarschijnlijk sinds de bouw in 1868 nooit eerder integraal werd gerestaureerd. Ten einde het historisch materiaal zoveel mogelijk te respecteren wordt in overleg met drs. Wim Diepenhorst namens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed besloten de laden niet volledig te demonteren. De sponsels aan de onderzijden worden opnieuw verlijmd, de op de originele dekplaten gespijkerde dammen echter niet gedemonteerd. Aangezien de bovenzijden van de laden daarmee niet gevlakt worden, wordt besloten liegelindringen in de sleepbanen en onder de stokken toe te voegen. In de ventielkasten aangetroffen naametiketten van de oorspronkelijke makers kunnen worden gehandhaafd, de originele messing stiften en schakels grotendeels worden hergebruikt. Waar het gebruikte grote formaat ventielveren van de hoofdwerklade door contact met de in het verleden incidenteel reeds afgeschuinde ventielen niet bevorderlijk blijkt voor de speelaard is besloten deze in kleinere afmetingen te vervangen, waarbij de originele exemplaren in het orgel worden bewaard.
Een reconstructie van de oorspronkelijke situatie met aangehangen pedaal van 25 tonen werd vanuit de kerkelijke praktijk minder wenselijk geacht. Bij demontage van het orgel bleken van negen in 1942 op een tweetal pedaalladen opgestelde houten pijpen van de Bourdon 16 vt de originele vervoerstok en bank nog aanwezig te zijn. Besloten wordt deze pijpen op de originele locatie te herplaatsen en voor dertien resterende pijpen vervoerstok en banken te reconstrueren/toe te voegen. Na aanpassing van de pedaalladen van 1942 worden de open plaatsen daarop ingevuld met een vijftal nieuwe eiken pijpen volgens model van 1868, twaalf oregonhouten pijpen uit de Gedektbas 8 vt van 1957 en een drietal aansluitende nieuwe naaldhouten pijpen. Enkel de acht grootste Bourdonpijpen op de pedaallade langs de linkerzijwand zijn daarmee nog via een pneumatische transmissie gecombineerd, voor het overige kon op deze manier voor het eerst in de geschiedenis van het instrument een grotendeels vrij sprekende Bourdon 16 vt aan het pedaal worden toegevoegd.
Gezien de negatieve invloed op de toonvorming werd bij de restauratie besloten de opschuivingen van het open binnenpijpwerk uit 1942 ongedaan te maken, de in dat jaar aangebrachte expressions dicht te solderen ten gunste van een reconstructie van de originele steminrichtingen en ook de toegevoegde zijbaarden weer te verwijderen. In plaats van de in 1942 ingevoegde binnenpijpen werd thans de kleinste pijp van een negental pijpreeksen bijgemaakt. Het hoogste pijpje van zowel de Quint 3 vt als de Octaaf 2 vt werd teruggevonden in de Cornet, voor welk register een elftal nieuwe pijpen moest worden bijgemaakt. Ten behoeve van de bij te maken pijpen werd bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed van verschillende registers door middel van röntgenfluorescentiespectrometrie de metaalsamenstelling geanalyseerd, waarna de platen voor het nieuwe pijpwerk door de orgelmaker volgens de aangetroffen alliages in eigen werkplaats werden gegoten.
De Viool 8 vt (1868) in het Hess-orgel (1784) van Rotterdam-Charlois bood de gewenste gegevens voor verlenging en herstel van de in de Prestant 4 vt van 1957 hergebruikte Gambapijpen, inclusief reconstructie van de oorspronkelijke kastbaarden tot en met het kleinste pijpje. Voor de reconstructie van de Salicionaal 4 vt en een conisch tweevoets register stonden verder registers van Kam – & Van der Meulen – in Rijswijk (1841), Nieuw-Lekkerland (1853) en Ouderkerk aan den IJssel (1854) model. Waar de mensuren van de acht- en viervoets strijker parallel lopen is conform de Adema-orgels van Valkkoog (1871) en Dearsum (1875) besloten voor beide registers het evenals de benaming Woudfluit ook van Charlois en Dordrecht (Lutherse kerk, 1874) bekende registeropschrift Viool toe te passen. Het Adema-voorbeeld van Dearsum stond eveneens model voor de nieuwe Trompet 8 vt, aangezien voorbeelden van Van den Haspel wegens de wijde bekermensuur niet te konden worden nagevolgd, temeer daar afgaand op het originele pijprooster het oorspronkelijke tongwerk van IJsselmonde van metalen stevels voorzien moet zijn geweest. Conform meerdere Kam-voorbeelden en het bestek (1867) van Van den Haspel, Schölgens & Van der Weyde voor Zaamslag is voor de bekers van de nieuwe Trompet 8 vt evenals voor de Salicionaal 4 vt het hoge tinpercentage (71%) van de bestaande frontpijpen toegepast.
In samenhang met het opnieuw waterpas stellen van de orgelkas werd het schilderwerk in de bestaande houtimitatie van 1924 hersteld en aangevuld door vader en dochter Gerard en Gonny de Jongh, welke ook het front inclusief het snijwerk van een nieuwe vernislaag voorzagen. Door middel van het zorgvuldig afregelen en het wegnemen van overmatige speling – onder meer door een betere fixering van de bestaande kapsels op een nieuwe winkelhaakregel voor het hoofdmanuaal – kon de voorheen bijzonder taaie speelaard aanmerkelijk worden verbeterd. Evenals in 1942 bleek het door de originele aanleg daarvan in een vertikaal kanaaldeel niet haalbaar de bewaard gebleven originele kanaaltremulant op een betrouwbaar functionerende manier af te regelen. Boven begroting kon een klassieke opliggende tremulant voor het bovenmanuaal in een eiken omkisting worden toegevoegd.
Ingebruikname
Zaterdag 9 april 2016 om 15.30 uur wordt het orgel in aanwezigheid van oud-burgemeester mr. Ivo Opstelten in gebruik genomen. Bij deze gelegenheid wordt het instrument bespeeld door organist Bas de Vroome met medewerking van sopraan Luc Ket. De Adriaen Janszkerk is gelegen aan de Kasteelweg 50, onder aan de Van Brienenoordbrug te Rotterdam-IJsselmonde
Dispositie
Manuaal C-f3 – Windlade C-Fis chromatisch/Gis-e3/f3-G (claviatuurzijde) diatonisch
Prestant Disc. 16 vt
c1-d1 in tussenvelden front, stemkrullen 1942
dis1-f3 op lade, dis1-e2 stemkleppen gereconstrueerd
dis1-e3 expressions 1942 dichtgesoldeerd, f3 2015
dis1-b2 zijbaarden 1942 verwijderd
Prestant 8 vt
C-Fis 1916 in middentoren
G-c in zijtorens, cis-h in tussenvelden front, stemkrullen 1942
c1-f3 op lade, c1-f1 stemkleppen gereconstrueerd
c1-e3 expressions 1942 dichtgesoldeerd, f3 2015
c1-fis1 zijbaarden 1942 verwijderd
Bourdon 16 vt
C-f1 wagenschot, mahonie voorslagen
C-Fis/Gis op kegellade 1942 langs rechterzijwand
G/A-e/fis op vervoerstokken voor de lade
f/g-f1 op banken boven/voor (cis1/dis1/f1) de lade
fis1-f3 op lade, metaal, gedekt, zijbaarden
Holpijp 8 vt
C-H wagenschot, mahonie voorslagen, op banken boven lade
c-f3 metaal gedekt, zijbaarden, gis2-f3 rond geritste bovenlabia
Octaaf 4 vt
C-e stemkleppen gereconstrueerd
C-g2 expressions 1942 dichtgesoldeerd, f3 2015
C-b zijbaarden 1942 verwijderd
Quint 3 vt
C-Gis stemkleppen gereconstrueerd
C-h1 expressions 1942 dichtgesoldeerd
C-dis zijbaarden 1942 verwijderd
Fluit 4 vt
C-f2 metaal gedekt met zijbaarden, fis2-f3 cilindrisch open, op lengte
Octaaf 2 vt
C-F stemkleppen gereconstrueerd
C-gis1 expressions 1942 dichtgesoldeerd
C-B zijbaarden 1942 verwijderd
Cornet Disc. 4 st.
toegeleverd pijpwerk, evenwijdig geritste gewreven labia
4 vt dis3, 2? vt f3, 2 vt h2, 1? vt b2-f3 2015
Mixtuur Bas 3 st.
2vt C-F stemringen gereconstrueerd, C-G zijbaarden 1942 verwijderd
2 vt – 1? vt – 1 vt C-b expressions 1942 dichtgesoldeerd, h 2015
Trompet 8 vt
C-f3 2015, stevels en koppen metaal
stevelbanden, kelen en tongen messing
C-h2 recht gesloten, c3-f3 geronde kelen, C-g beleerd
Bovenwerk C-f3 – Windlade e3-C/Cis-f3 (klaviatuurzijde) diatonisch
Baardpijp 8 vt
C-F in Roerfluit 8 vt, Fis-f3 conisch op lengte, zijbaarden
Fis-cis op vervoerklossen achter middentoren, d-f3 op lade
c1-h2 expressions 1942 dichtgesoldeerd, f3 2015
Viool 8 vt
C-F in Roerfluit 8 vt, Fis-f3 conisch op lengte, zijbaarden
Fis-cis op vervoerklossen achter middentoren, d-f3 op lade
c1-h2 expressions 1942 dichtgesoldeerd, f3 2015
Roerfluit 8 vt
C-H wagenschot met mahonie voorslagen en houten roeren
C-F op vervoerstok voor lade, Fis-H op bank boven lade
c-h2 metaal gedekt met uitwaartse roeren en zijbaarden
c3-f3 cilindrisch open op lengte, zijbaarden
Viool 4 vt
2015, C-h kastbaarden, C-H stemkleppen
Woudfluit 2 vt
2015, C-f2 conisch op lengte, fis2-f3 cilindrisch open
Fluit 4 vt
C-f2 metaal gedekt, zijbaarden, fis2-f3 cilindrisch op lengte
Pedaal C-d1 – Kegelladen 1942 C-Gis/e-G (1942 fis-G); f-d1 (1942 g-f1)
Bourdon 16 vt
C-Fis transmissie Bourdon 16 vt Manuaal
G-H 2015, eiken met mahonie voorslagen
c-h oregon 1957, c1-d1 naaldhout 2015
Werktuiglijke registers
Tremulo – 2016
Koppeling – 1868
Koppeling Pedaal – 1942
Toonhoogte: a1 = 433 Hz bij 17o C
Winddruk: 85 mm WK
Literatuur
- Bart van Buitenen, Rapport inzake het Van den Haspel, Schölgens & Van der Weyde-orgel (1868) van de Adriaen Janszkerk (PKN) te Rotterdam-IJsselmonde. Dordrecht 2010.
- Bart van Buitenen, ‘Fraai, liefelijk en krachtig’, Van den Haspel, Schölgens & Van der Weyde-orgel Adriaen Janszkerk te Rotterdam IJsselmonde. Rotterdam-IJsselmonde 2016.
© 2016 fotografie Bart van Buitenen