Wist u dat op 11 maart 1856, op de dag dat dit majestueuze orgel door een (dure) Parijse organist werd ingespeeld, de Korenmarkt zwart zag van de Gentenaren die geen (duur) ingangskaartje hadden kunnen bemachtigen? Zelfs de brandweer werd erbij gehaald om de verhitte gemoederen te blussen. Stel u voor!
Joris De Henau studeerde onlangs af als musicoloog aan de Leuvense universiteit en beet zich vast in het verhaal van Gents mooiste. Een boeiend werkstuk waarvan we u enkele “petites histoires” niet willen onthouden.
UN ORGUE MODELE
Het was François-Joseph Fétis, directeur van het Koninklijk Conservatorium en maître de chapelle van de koning, die de kat de bel aanbond ; hij vond namelijk dat het triestig gesteld was met de Belgische orgelmuziek en haar instrumentenbouwers in het bijzonder.
Enkel de installatie van een Cavaille-Coll, het Parijse orgelwonder dat midden de 19de eeuw reeds een internationale reputatie had opgebouwd, kon deze leemte vullen.
Spilfiguur om dit modelinstrument in de Gentse Sint-Niklaaskerk te laten verrijzen was organist Auguste Strauven, die niet veel moeite moest doen om zijn liberaalgezinde pastoor deken – tevens kanunnik – Désiré Ignace Verduyn (1792-1869) ervan te overtuigen het 10 jaar(!) jonge Van Peteghem-orgel te vervangen.
Enkel met een dergelijk modelinstrument, voorzien van de laatste technische snufjes, kon men de pompeuze huwelijksmissen en uitvaarten met de passende luister bijzetten. En het mocht wat kosten.
De kostprijs bedroeg 90.000 hedendaagse euro’s, doch de genereuze Parijzenaar deed er nog omgerekend 15.000 EUR af als overname van het oude orgel.
Dit laatste verhuisde naar de Sint-Niklaaskerk in Diskmuide, waar het bij een Duits bombardement in 1914 sneuvelde.
NEOGOTISCHE ORGELKAST
Hoewel Jacques Van Hoecke, traditioneel als ontwerper van de orgelkast wordt genoemd, blijkt volgens de archieven Auguste Van Assche de auteur. Deze architect, academicus en dus neoklassiek geschoold, leerde de neogotische knepen van het vak bij Jean-Baptiste Bethune, die furore maakte met zijn middeleeuws reveil.
Toch viel Van Assche om onbekende redenen in ongenade bij de kerkfabriek en werd een andere, doch even onbekende bouwmeester ingeschakeld voor de realisatie van het buffet.
Op 15 februari 1855 kwamen de onderdelen in verzegelde kisten de zuidstatie binnengereden. De montage kon beginnen.
OPENINGSCONCERT
Een goed jaar later is het orgel inspelensklaar. Niet Strauven maar Louis Lefébure, de Parijse poulain van de orgelbouwer, werd voor een slordige 3000 EUR bereid gevonden een proefrit te maken met de Rolls Royce van de Sint-Niklaaskerk.
Op 11 maart 1856 ging de bisschop voor in de inhuldigingsmis, waarop het concert aansloot. Dat hierbij letterlijk en figuurlijk alle registers zouden opengetrokken worden stond vooraf vast. Voor omgerekend 8 EUR kon men het feest van dichtbij meemaken.
’s Anderendaags berichtte een krant dat een dame zo onder de indruk was van het orgelgedonder dat ze dacht dat oens Hiere in persoon de kerk kwam binnengeschreden.
DE KWEZELS IN ADMIRATIE
Gentenaars hebben een traditie in het dwarsliggen, zo veel is zeker. Dit hadden de voortrekkers van het Muziekforum moeten weten.
Het begon al met Evariste Lovaert, een naijverige Nevelse orgelbouwer, die naast een job bij de Parijse grootmeester had gepakt, en erin slaagde om zowel de stedelijke als de provinciale toelage te blokkeren, zodat de kerkfabriek extra middelen moest ophoesten. Nil nove sub sole!
Op de dag van het openingsconcert bracht het gepeupel haar kanonnen in gereedheid. Niet alleen de hoge inkomprijs (twie frankskens veur nen stoel) maar vooral het werelds karakter (oens Hiere lagd’in ’t oenderste schof) moest het ontgelden.
Met hekeldichten, spotliederen en karikaturen werd het hele project aan de kaak gesteld.
Eén strofe willen we u niet onthouden:
“t Is nen theater met machinen,
De pastor is er direkteur,
Hy inviteert u, knappe kienen,
Maer ’t is twee frankskens aan de deur.
Men steekt den armen buiten,
Dien brol, non accepté.
Met cents en halve kluiten,
Wat doet nen mensch daer meê.”
Refrein
’t Is ‘nen boel, ‘nen boel, ‘nen boel,
De kerke wordt een zale,
’t Is ‘nen boel, ‘nen boel, ‘nen boel,
Twee frankskens voor nen stoel.
Ook Hippoliet van Peene, anti-klerikaal en toondichter van de Vlaamse Leeuw, scherpte zijn pen, terwijl hij het profaan aandoend openingsconcert bijwoonde:
“Als ik dat hoorde trok ik potlood uit den zak
En op een stuk papier schreef’k in den enterakt
Dees liedje voor de vuist tot schande van de kerk
Die beters heeft te doen dan zulk een wereldsch werk
Op ’t air van tra la la… »
Twee dagen later besteeg Lefebure nog eens het orgel. Reeds vier uur vooraf probeerden enthousiastelingen een plaatsje te bemachtigen.
Inmiddels pleitten sommige leden van de kerkfabriek bij orgelbouwer Cavaillé om toch niet ook in een andere Gentse kerk nog een CC-orgel te bouwen. Hieruit kan men zonder meer afleiden dat het avontuur voor de Sint-Niklaaskerk een pure prestigekwestie was.
Fétis, de orgelgoeroe die zes jaar eerder de rode loper voor CC had uitgerold was niet aanwezig op het openingsconcert. Op basis van andere reacties ventileerde hij zijn ongenoegen: “Vous avez senti la rougeur vous monter au visage en apercevant le mépris de l’étranger à l’audition des vulgarités qui retentissaient de tous côtés.’’
Zoals met elk gedurfd project waren tijd- en vakgenoten niet mals voor deze Franse indringer.
Eens benieuwd of het inspelen van het orgel na de restauratie even veel commotie zal veroorzaken…
[ingezonden mededeling]
© 2006 www.orgelnieuws.nl