Het grootste barok-orgel van Engeland? Het staat in Spitalfields, een wijk aan de noodoostkant van Londen. In 1735 voltooide Richard Bridge daar, in Christ Church – een ‘post-moderne’ kolos van Nicholas Hawksmoor, zijn magnum opus: een orgel met 33 stemmen, twee en een half klavier – en een zwelpedaal.
Met zijn hoge, gewelfde, door symbolen van de macht bekroonde, mahoniehouten kast en keur aan geluiden, waaronder acht aliquoten en negen tongwerken (drie Trompetten, twee Klaroenen, een Cremona, Hautboy, Bassoon en Vox Humana), moet het indruk hebben gemaakt: het stak de orgels van Salisbury en van de St. Paul’s naar de kroon.
Verandering
In de loop der tijd is het instrument regelmatig aan de heersende smaak aangepast. Ongetwijfeld sensationeel was de toevoeging van een, bij de bouw gereserveerde, French Horn en een Kettle Drum (1779). En nuttig de aanleg van een pedaalklavier (ca. 1811). Latere ingrepen waren minder voordelig. Zoals de vervanging van vulstemmen door Claribella en Dulciana (1822). Of de verbouwing van het Zwelwerk, waarbij het orgel een nieuwe speeltafel en ‘hoge schouders’ kreeg (1837/1852). En de verzwaring van klank en kast met 16-voeten, een Tuba en een 32-voet (1926): het orgel verloor er stabiliteit en karakter door.
Ondanks alle veranderingen werd de kern van het instrument niet aangetast: van het Great en het Choir bleven de originele registers, windladen en tracturen –, van het Swell bleven de tongwerken en het zwelmechaniek, grotendeels bewaard. Ook het ravalement (tot GG) bleef geheel intact.
Verval
In 1957 raakte Christ Church ‘redundant’, en dreigde de kerk vanwege verval te worden gesloopt. Gelukkig werd dit voorkomen en kon er, dankzij de Friends of Christ Church Spitalfields, geld worden gevonden om het gebouw te restaureren. Tijdens deze restauratie (1976-2004) kreeg de firma Drake de zorg voor het orgel toebedeeld. Reeds bij het leeghalen van de kast (‘the dirtiest organ we have encountered in our career as organ builders so far’), bleek hoeveel materiaal van Bridge nog aanwezig was. Besloten werd daarom om het instrument in de oorspronkelijke toestand te herstellen. Hiermee werd begonnen in 2012, onder advies van dr. William McVicker en dr. Nicholas Thistlethwaite. Op de webstek van de firma Drake is van deze restauratie een verslag te vinden.
Herstel
Boeiend hierin is te lezen hoe de kast met zijn gebroken snijwerk in oude luister werd hersteld. Hoe de gekrompen, met gaten en gangen verminkte windladen werden gerepareerd. En vooral hoe de Fifteenth (2′), Tierce (1 3/5′) en Larigot (1 1/2′) zijn gereconstrueerd: uit nog originele gaten in de roosters bleek, dat ze dezelfde, wijde mensuur moeten hebben gehad als de Twelfth (3′). Blijkbaar bouwde Bridge dit Jeu de Tierce niet op z’n Frans, met verschillende mensuren, zoals zijn leermeester Renatus Harris deed. Dat spelen met mensuren zou pas door een volgende generatie bouwers worden voortgezet (Samuel Green; George England).
De originele stemming en toonhoogte (1/5-komma; a1=440 Hz) kon uit nog gave frontpijpen worden achterhaald. De verdwenen Cornetten zijn gekopieerd uit het England-orgel in Dulwich (1760). Een French Horn is gefabriceerd naar die van Bishop in Bermondsey (1829). Een nieuwe, met hoge deuren afsluitbare speeltafel, werd gemaakt zoals die van Bridge in Shoreditch (1756). Om de bruikbaarheid van het orgel te vergroten, zijn een pedaalklavier (met ravalement!) en drie pedaalstemmen uit 1837/52 toegevoegd. In de zomer van 2015 is het gerestaureerde instrument in gebruik genomen met een concert door John Scott – zes weken later zou hij overlijden.
Flute to C-fa-ut
De restauratie kreeg een aardig staartje toen, aan de vooravond van de ingebruikname, bleek dat de Flute to C-fa-ut (= vanaf C) op het Positief oorspronkelijk een Quintadeen moet zijn geweest. Hawkins meldt namelijk in zijn ‘General History of the Science and Practice of Music’ (Vol.4; 1776) dat een ‘Quintadena’, als ‘the only one of the kind in England’, in het Spitalfields-orgel aanwezig was. Besloten is daarom dit register op de betreffende sleep (naast de Vox Humana!) te reconstrueren. Als voorbeeld diende de oude Quintadena uit het Garrels-orgel in Purmerend.
‘A Giant Reborn’
De klank van deze barokke reus is door zijn curator, Gerard Brooks, op een dubbel-cd gezet. Op deze schijfjes laat hij Voluntaries horen van Peter Prelleur (ca. 1705-41) – de eerste bespeler van het instrument – en van diens tijdgenoten, zoals Croft, Greene, Keeble, Boyce, Nares en Stanley. Het is muziek waarin het gerestaureerde orgel optimaal tot zijn recht komt.
Mooi belijnd klinken de prestantenkoren: in Händels Concerto over ‘The Cuckoo and The Nightingale’ echoën ze alle kanten op. Helder klinkt de Cornet; reedy (met een tongwerkachtig randje) de echo-Cornet; en rank een met Twelfth en Tierce samengesteld exemplaar: slanker dan de Franse voorbeelden, maar adembenemend! Poëtisch klinkt de Purmerendse Quintadena. En imposant zijn de Diapasons, houterig de fluiten: hier is al te merken waar het met deze jongens heen zal gaan…
Indrukwekkend zijn ook de tongwerken: de gladde, heldere Trumpets, de versluierde French Horn, de donkere Bassoon, de dunne Hautboy en de nasale Vox Humana. Maar vooral de kelige Cremona (Kromhoorn) steelt de show: vergeleken met de Franse exemplaren een toonbeeld van beschaving! In Bulls ‘Coranto Battle’ komen ze alle, inclusief de Clarion en de gereconstrueerde Kettle Drum, voorbij. Fraai hoor!
Wat minder indruk maakt, is het plenum. Weliswaar stralend klinkt het Plein Jeu, en intrigerend een soort Grand Jeu in ‘The Old Hundreth’ van Purcell. Maar wanneer ‘de hele tent’ wordt opengetrokken mis je onder al het kleurige gebruis, op het manuaal een zestienvoet. De pedaaltrompet doet daar helaas weinig aan, hoe stevig hij Stanley’s ‘The Power of Music’ ook meeblaast…
De voluntaries worden door Brooks prima ten gehore gebracht. Af en toe had het misschien wat theatraler gekund: Prelleur en veel van zijn collega’s waren tenslotte werkzaam op plekken van publiek vermaak. En soms had de registratie wat afwisselender kunnen zijn: in het Full Organ wordt de Furniture steeds gecombineerd met beide acht- en viervoetsprincipalen; nergens is een kleiner, slanker plenum, of één met alleen de Sesquialtera (tertsmixtuur) te horen. Gelukkig is er in de zachte delen wel variatie in het gebruik van de Diapasons. In elk geval klinkt het orgel steeds levendig, omdat het met de hand wordt gepompt.
Reuzen
Bridge voltooide zijn magnum opus in 1735 – terwijl Müller bouwde aan het Bavo-orgel (62/IIIP), Silbermann aan dat in de Dresdener Frauenkirche (43/IIIP), Moucherel aan zijn ruige reus in Albi (43/IVP), en Gabler op het punt stond om te beginnen aan zijn bruisende schepping in Weingarten (63/IVP). De giant in Spitalfields, hij klinkt misschien niet zo imposant, zo sprankelend of bruisend als deze reuzen op het continent. Maar met zijn beschaafd, gentle geluid is hij het beslist waard om beluisterd te worden!
A Giant Reborn
The restored 1735 Richard Brigde organ of Christ Church, Spitalfields, London played by Gerard Brooks
Voluntary in A minor, Voluntary in D minor and major, Voluntary in D minor, Voluntary in A minor, Voluntary in D minor and major (Prelleur); Organ Concerto in F, HXV 295 (Handel/Walsh);
Voluntary no. 3 in A minor, Voluntary no. 5 in G major (Greene); Voluntary in D minor, Voluntary in D major for the trumpet stop, Voluntary in A minor, Overture to The Power of Music (Stanley); Corante ‘Battle’ (Bull); Voluntary in C (Barrett); Voluntary on the Old 100th (Purcell); Voluntary no. 3 in D (Croft); Voluntary no. 9 in G minor (Heron); Voluntary 1 in D (Boyce); Voluntary no. 1 in G, Voluntary no. 5 in C minor (Walond); Introduction and Fugue from Concerto 1 (Arne); Introduction and Fugue in A minor and major (Nares); A Double Voluntary (Reading); Voluntary in B minor (James); [Voluntary] 1 (Keeble)
Label: Fugue State Records
Nummer: FRCD010 (2cd)
Speelduur: 77’02 + 66’35
Booklet: 35 pagina’s (EN)
Prijs: ca. € 29,00
Verkrijgbaar bij o.a. Fugue State Films of jpc.de