Op vrijdag 14 december wordt het orgel van de Oude Kerk in Zeist weer in gebruik genomen na een deelrestauratie door Elbertse Orgelmakers. Naast herstelwerkzaamheden werden ook twee tongwerken uit de vroege twintigste eeuw vervangen en meer in overeenstemming met het oorspronkelijke concept gebracht.
In de jaren 1841-1843 werd in Zeist een nieuwe kerk gebouwd tegen de bestaande – maar sterk gewijzigde – toren. De architect van het project, Nicolaas J. Kamperdijk uit Utrecht, liet zich inspireren door de Engelse neogotiek. De Utrechtse firma J. Bätz & Comp. kreeg de opdracht voor de bouw van een nieuw orgel met hoofdwerk, bovenwerk en vrij pedaal, dat in 1843 werd opgeleverd. Het orgelfront werd evident ontleend aan dat van het Bätz-orgel (1831) in de Utrechtse Domkerk, ontworpen door de Brusselse architect Tieleman Suys.
In het toonaangevende Nederlandsch Muzykaal Tijdschrift voor 1843 staat een uitgebreide, lovende beschrijving van het instrument en wordt de dispositie vermeld:
“Dit orgel heeft twintig stemmen of toongevende registers, voor twee handklavieren van groot C tot driegestreept F, en een vrij pedaal van groot C tot eengestreept D.
Manuaal 10 stemmen
- Prestant 16 voet zuiver Engelsch tin gepolijst in het front
- Prestant 8 voet, idem
- Roerfluit 8 vt.
- Octaaf 4 vt.
- Fluit 4 vt.
- Quint 3 vt.
- Octaaf 2 vt.
- Cornet 5 sterk. [Discant]
- Mixtuur 3, 4, 5 en 6 sterk
- Trompet 8 vt.
Bovenklavier 6 stemmen
- Holpijp 8 voet.
- Viola di Gamba 8 voet.
- Salicionaal 4 vt.
- Roerfluit 4 vt.
- Gemshoorn 2 vt.
- Dulciaan 8 vt.
Pedaal 4 stemmen.
- Subbas 16 voet.
- Octaafbas 8 vt.
- Fluitbas 8 vt.
- Trombone 8 vt.
3 Afsluitingen. 1 Koppeling. Bovenklavier aan het Manuaal.
1 Ventiel. 1 Koppeling. Pedaal aan het Manuaal.
Dit Orgel heeft vier Blaasbalgen.”
J.F. Witte
In 1884 nam J.F. Witte de Viola di Gamba 8’ onder handen. Er werden kastbaarden aangebracht en de originele stemringen werden vervangen door expressions (tot en met f2), waartoe het pijpwerk een halve toon werd verschoven.
J. de Koff
Na het overlijden van Witte in 1902 trad de Zeister kerkvoogdij, op advies van de Utrechtse domorganist Johan Wagenaar, in contact met de orgelmaker J. de Koff te Utrecht, oud-werknemer van Witte en voortzetter van diens orgelbouwtraditie. In dit verband moeten we aantekenen dat De Koff, in tegenstelling tot Witte, niet beschikte over een eigen pijpenmakerij. Hij bestelde pijpwerk bij toeleveringsbedrijven.
De Koff voerde in 1903 onder meer de volgende werkzaamheden uit:
- De Dulciaan 8’ (Bovenwerk) werd vervangen door een nieuw, aanzienlijk enger gemensureerd exemplaar.
- Op het Pedaal werd de Trombone 8’ vervangen door een zeer eng gemensureerde Fagot 16’.
- De bekers van de Trompet 8’ (Hoofdwerk) werden een halve toon opgeschoven.
- Het hoogste koor van de Mixtuur werd vanaf c2 stom gemaakt.
- Op het Bovenwerk werd de Gemshoorn 2’ vervangen door een Voix Celeste 8’ (vanaf c).
- Er werd een schokbalg voor het Bovenwerk toegevoegd.
- De intonatie werd herzien.
Op instigatie van de in 1933 benoemde organist Anton van Ooik wijzigde de firma J. de Koff & Zn in 1938 het Bovenwerk:
- Plaatsing in een zwelkast.
- Toevoeging van een Tremulant.
- Toevoeging van een Vioolprestant 8’ (C-H zink, vervolg orgelmetaal met 40% tin) op een kantsleep aan de voorzijde van de windlade.
- Toevoeging van een Gemshoorn 2’ (40% tin) op een kantsleep aan de achterzijde van de windlade.
In 1957 verving De Koff op het Bovenwerk de Voix Celeste 8’ door een doorlopende Sexquialter 2 sterk in fluitmensuur, op het Pedaal werd een Octaaf 4’ toegevoegd.
Restauratie 1977
Verschueren Orgelbouw te Heythuysen voerde in 1977 een restauratie uit. Rijksorgeladviseur Onno Wiersma was sterk geporteerd voor een herstel van het concept-1843, maar willigde verzoeken van Van Ooik in om latere wijzigingen te handhaven, mits deze niet onaanvaardbaar interfereerden met het oorspronkelijke bestand.
De werkzaamheden in hoofdlijnen:
- Schoonmaak en herstelwerkzaamheden.
- De windladen werden gerestaureerd. Daarbij werden ze aan de bovenzijden, op de bovensponsels, voorzien van dekplaten. Er werden geen systeemringen aangebracht.
- De windmotor werd aangesloten op twee van de vier spaanbalgen. De schokbalg uit 1903 werd verwijderd, maar na oplevering van de restauratie werden alsnog twee kleine stootbalgjes aangebracht.
- De Tremulant werd vernieuwd.
- De zwelkast om het Bovenwerk werd gehandhaafd.
- Van de hoofdwerk-mixtuur werd het stilgelegde koor weer tot spreken gebracht.
- Op het Bovenwerk werd de Gemshoorn 2’ vernieuwd in Bätz-mensuur, werd de Sexquialter vervangen door een Quint(fluit) 3’ (mensuren ontleend aan die van de Gemshoorn 2’) en werd het buiten de zwelkast geplaatste zinken groot-octaaf van de Vioolprestant 8’ verwijderd.
Samenvattend kan worden vastgesteld dat slechts drie van de oorspronkelijke twintig registers in de loop van de tijd waren vervangen door andere, dat twee registers waren gewijzigd en dat drie stemmen aan de dispositie waren toegevoegd. Het Bätz-pijpwerk bleef qua klankgeving goed bewaard.
Schilderwerk
In het kader van werkzaamheden aan het kerkinterieur in 2010 werd de orgelkast herschilderd. Daarbij werden het blinderingssnijwerk en de labia van de frontpijpen met goudverf bestreken. Oorspronkelijk was hier echter – zo blijkt uit het bestek voor het schilderwerk van 1843 – bladgoud aangebracht.
Restauratie door Elbertse
Nadat in het begin van deze eeuw Elbertse Orgelmakers reeds diverse door corrosie aangetaste pijpvoeten had vervangen, bleek rond 2015 groot onderhoud noodzakelijk te zijn geworden. Dit bood de gelegenheid een aantal onbevredigende niet-originele elementen te herzien conform het concept-1843.
De orgelbouwkundige werkzaamheden zijn in de afgelopen acht maanden uitgevoerd door Elbertse Orgelmakers (Soest). Adviseurs waren Peter van Dijk en Pim Schipper, in samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), in de persoon van Wim Diepenhorst. Namens de eigenaar/opdrachtgever coördineerde Kees Randewijk, gesecondeerd door Chris van Wijk, het project. De geschiedenis van het orgel is in 2016 uitgebreid onderzocht en op schrift gesteld door Jaap Jan Steensma.
Werkzaamheden
De vier originele spaanbalgen werden gerestaureerd en de inmiddels hoogbejaarde windmotor werd vervangen. De voetbediening van de balgen werd hersteld, zodat alle balgen nu zowel vanuit de motor als met menskracht van wind kunnen worden voorzien. De schokbalgjes konden worden verwijderd en de tremulant werd herzien.
De klank van de tongwerken uit 1903 sloot, vooral door de enge mensuratie, zo slecht aan bij het Bätz-pijpwerk dat werd besloten ze niet te handhaven en de situatie-1843 te herstellen. De gemeente Zeist verleende, na een positief advies van de RCE, de hiertoe vereiste vergunning.
Vanwege plaatsruimtegebrek moest op het Pedaal de Octaaf 4’ uit 1957 vervallen. De overige niet-originele registers konden worden gehandhaafd en zijn qua intonatie nog beter aangepast bij het Bätz-pijpwerk.
Voorts werd het orgel geheel schoongemaakt en werden waar nodig aan de klaviatuur, orgel- en balgenkast, mechanieken en pijpwerk herstelwerkzaamheden uitgevoerd.
Schildersbedrijf De Jongh uit Waardenburg herstelde beschadigingen van het schilderwerk, vernieuwde enkele registerbeschriftingen en voorzag de frontpijpen-labia en het blinderingssnijwerk weer van bladgoud.
Ingebruikneming
De ingebruikneming vindt plaats op vrijdag 14 december en begint om 16.00 uur. De kerk is open vanaf 15.30 uur. Adviseurs Peter van Dijk en Pim Schipper zullen het orgel bespelen en een vertellen over de historie van het instrument. Orgelmaker Hans Elbertse zal een toelichting op de restauratiewerkzaamheden geven. De middag wordt afgesloten met een drankje. De Oude Kerk is gelegen aan de 1e Dorpsstraat 1 in Zeist. Er is voldoende parkeergelegenheid in de omgeving van de kerk.
Dispositie
Na restauratie. Voor zover niet vermeld, stamt het pijpwerk uit 1843.
Hoofdwerk – Manuaal I, C-f3
Prestant 16 Vt – C-Fis gedekt, hout; G-h’ in het front
Prestant 8 Vt
C-h in het front
Roerfluit 8 Vt
C-H gedekt, hout; vanaf c metaal, met roeren
Octaaf 4 Vt
Fluit 4 Vt
Gedekt, metaal
Quint 3 Vt
Octaaf 2 Vt
Mixtuur 3,4,5,6 St[erk]
C: 2 – 1 1/3 – 1
c: 2 2/3 – 2 – 1 1/3 – 1
c1: 4 – 2 2/3 – 2 2/3 – 2 – 2
c2: 5 1/3 – 4 – 2 2/3 – 2 2/3 – 2 – 2
Cornet 5 St[erk]
Discant; c1: 8 – 4 – 2 2/3 – 2 – 1 3/5
Trompet 8 Vt
Bas/Discant (h/c’). Deling niet origineel (1903?); beker C 1903, overige delen 1843
Bovenwerk – Manuaal II, C-f3 (in zwelkast uit 1938)
Vioolprestant 8 Vt
Vanaf c; 1938; op kantsleep voorzijde
Holpyp 8 Vt
C-H hout, vervolg metaal
Viola di Gamba 8 Vt
C-H gecombineerd met de Holpyp 8’; in 1884 gewijzigd
Salicionaal 4 Vt
Roerfluit 4 Vt
Geheel met roeren
Quinfluit 3 Vt
C-H gedekt, vervolg open conisch; 1977
Gemshoorn 2 Vt
Geheel open conisch; 1977; op kantsleep achterzijde
Dulciaan 8 Vt
2018, naar Bätz-voorbeeld (Harderwijk, 1827)
Pedaal C-d1
Subbas 16 Vt
Gedekt, hout
Octaafbas 8 Vt
Open, hout
Fluitbas 8 Vt
Gedekt, hout
Trombone 8 Vt
2018, naar Bätz-voorbeeld (Domkerk Utrecht, 1831)
Werktuiglijke registers
Manuaalkoppeling
Koppeling Pedaal-Hoofdwerk
Tremulant Bovenwerk – inliggend; 1977/2018
Afsluitingen Hoofdwerk, Bovenwerk en Pedaal
Ventiel
Windvoorziening: vier spaanbalgen (1843), zowel middels motor (2018) als menskracht bedienbaar
Winddruk: 78 mm.
Stemtoonhoogte a’=435 Hz
Stemming: evenredig zwevend
Klaviatuur: manualen, bakstukken en lessenaarbak 1843, pedaalklavier en orgelbank 1944, muzieklessenaar 2018. Zwelkast Bovenwerk (inclusief mechaniek en zweltrede) 1938.