Mocht u zich tot het illustere genootschap der orgel spelende Nederlanders kunnen rekenen, dan zult ook u de nodige verhalen kunnen vertellen over voorvallen uit de zondagse praktijk. De organist heeft – nog wel – een belangrijke rol in menige mis en kerkdienst. In de ene parochie/gemeente wordt de kerkorganist meer naar waarde geschat dan de ander, maar wij kunnen de samenkomst maken of breken.
Zo herinner ik mij een bezoek van de legendarische predikant Jac. van Dijk (destijds Arnhem) aan Veenendaal. Als tiener had ik me al dagen zitten verkneukelen op zijn komst, want zoiets trof je niet iedere dag op de kansel. Toen wist ik nog niet dat hij orgelliefhebber was en zelfs het tweede huwelijk van Feike Asma in zou zegenen. Ze stierven allebei kort daarna. Van Dijk in april en Asma in december 1984.
Van Dijk op de kansel was feest, want er werd dan ook eens gelachen in de kerk: ‘Ze vinden het erg dat er bij mij in de kerk wordt gelachen, maar wanneer iedereen ligt te slapen hoor je niemand.’ Die zondag vormde daarop geen uitzondering. Hij kwam zonder toga de kansel op en keek wat ondeugend om zich heen. Met zijn karakteristieke, knorrige en donkere stem liet hij vooraf weten dat hij de koffer met zijn liturgische trainingspak op het perron had laten staan.
Helaas bespeelde een slechte vervanger het orgel en alles wat er mis kon gaan in het orgelspel, ging mis. Het verpestte een hoop. Het was de laatste keer dat ik Van Dijk – in zijn geschriften haalt hij menigmaal ‘Bennie’ aan, doelend op Ben van Oosten – zou horen.
Het was ook Van Dijk die ergens schreef: ‘Ik kreeg drie beroepen tegelijkertijd. Mijn collega’s spreken dan over ‘roeping’ als het gaat om de keuze die je dan maakt, maar ik vond het orgel van Zaltbommel gewoon het mooist en koos voor die gemeente.’ Hoe eerlijk kun je zijn…
Wel jammer van die laatste keer, dat gestuntel op de klavieren.
Anderzijds kan de organist een dienst redden. De preek, of prediker kan dermate tegenvallen dat het orgelspel een hoop goed maakt. De term ‘profeet op de orgelbank’ is slechts aan weinigen gegund, maar enig profijt kan men zeker van de orgelbank hebben.
Bij een langdradige preek doet een kort voorspel wonderen. Zo hoorde ik, na afloop van de dienst, ooit de koster tegen mij zeggen: ‘Jij had ook zin in koffie, hè?’
Een organist kan verdergaan. Dan past hij de – zo noem ik ‘m gemakshalve – de kwintslag toe.
Een muzikale kwinkslag die bij de ingedutte, edoch alerte, kerkganger soms een glimlach op het gezicht tovert.
Welke organist verstopte geen Sinterklaasliedjes in diens orgelspel, of liet een ‘Happy Birthday’ weerklinken, wetend dat er een jarige in de kerk zat. Ja, ik moet toegeven dat ik een ‘Er is er één jarig…’ nog wel eens heb toegepast, waarbij ooit een onderwijs-collega mij opwachtte onder het orgel en enthousiast zei: ‘Hoe wist jij, dat mijn dochtertje jarig was?’ Het was evenwel voor een ander gespeeld…
In mijn ‘eerste gemeente’ was er een man die iedere keer om ‘Het karretje op de zandweg.’ vroeg. Ja, die heb je ook.
Of ik die wel ter vervanging van ‘de wagens van het luchtig zwerk’ kon spelen, vroeg ik mij ten zeerste af, maar toen hij het op zijn verjaardag opnieuw aan me vroeg, ging ik overstag. Na afloop tikte hij mij opnieuw teleurgesteld op de rug: ‘Ik had er zo op gehoopt!’, verzuchtte hij. Niet gehoord dus. Misschien maar goed ook.
De laatste stap der kwintslagen is die welke kan neigen naar enige bemoeienis en opstandigheid van de kerkmusicus met de gang van zaken in mis en eredienst.De organist kan zo’n moeite hebben met wat er allemaal achter zijn rug gebeurt en gezegd wordt, dat hij/zij er een eigen draai aan geeft, of tot ongevraagd muzikaal commentaar overgaat.
Zo kon ik het niet laten om in mijn jonge jaren, na een donderpreek over de ‘enge poort’, er een vreugdevol ‘Ik zie een poort wijd openstaan’ tegenaan te gooien. Niet bepaald een sterk kerklied, maar deze knecht werd niet weerhouden het toch maar te spelen. Opnieuw een reactie na afloop. Een mevrouw klopte me op de schouder en zei: ‘Wat een heerlijk alternatief, organist! Dank daarvoor!’
Enkele weken geleden moest er voor de dienst met een kleine groep zangers worden ‘ingezongen’. Nog voordat we startten hoorde ik wat gemor beneden.
Mij buigend over de balustrade vroeg ik: ‘Is er iets?’
Een oudere mevrouw keek me aan en zei: ‘Die zin, zing ik niet.’
‘Welke zin?’
‘U weet dat ik U haat. Dat ga ik niet zingen, want dat is niet zo. Er mag best wat aan mij mankeren, maar dit zing ik niet.’
Ze doelde op een regel van Jan Wit uit Lied 649 (Nieuwe Liedboek)
De anderen keken wat beteuterd naar boven, alsof ze wilden zeggen: ‘Hoe gaan we dat oplossen?’
Na even nagedacht te hebben, zei ik: ‘En als ik er nou eens een vrolijke noot aan geef?’
Ze knikte, met dankbare instemming: ‘Dat is goed!’
Tijdens de samenzang begeleidde ik met de Sesquialter in de cantus firmus. Bij het woordje ‘haat’ speelde ik een octaaf hoger en met een kleine voorslag.
Haat het niet, dan schaadt het niet.
Zo’n kleine kwintslag doet wonderen.
Op de kansel, de orgelbank en daarbuiten ook.
Bert Rebergen (*1969) is ruim dertig jaar actief in het onderwijs en treedt op als spreker en verhalenverteller. Orgelmuziek mag zich in zijn belangstelling verheugen. Dit als luisteraar en als bespeler van menig instrument. Hij schrijft sinds 2006 voor ORGELNIEUWS als columnist en recensent.
Met de stem van zijn broer, Ko van Dijk, hield Ds. Jac. van Dijk ons in die middagdienst voor dat we de Bijbel niet moesten leeezen, maar bestuuudeeeren. Met een goed geheugen is het prima terug kijken en luisteren. Gelukkig weet ik me nog concerten en diensten te herinneren die er bovenuit staken zowel positief als negatief. Evenals die oudere ‘organist’ die toen die dienst speelde. Was hij niet een vooraanstaande dorpsgenoot?
Hartelijk dank voor uw prachtige column, met name de herinnering aan de onvergetelijke Ds. Jac. van Dijk. In dit verband maak ik u attent op zijn ‘Pastorale herinneringen van een zeventigjarige’, met de titel ‘Het nooit verloren Vergezicht’. Zijn liefde voor het orgelspel tijdens de eredienst is hier treffend in verwoord.
Welke organist verstopte nooit sinterklaasliedjes in z’n orgelspel, of popliedjes, of Happy birthday? Ik. Want ik houd kerk en wereld liever gescheiden. Maar ik heb wel het lievelingslied van iemand die jarig was gespeeld, en eens opzettelijk het tegenovergestelde geprofeteerd dan de dominee. En ik heb in de zomer het kerstlied ‘Er is een roos ontloken’ gespeeld, in de dienst werd de baby van mijn collega-organist gedoopt en het meisje heet (nog steeds) Roos.