In vroeger tijden galmde aan het einde van de zomer de hit ‘’t Is weer voorbij die mooie zomer …’ uit veel radio’s. Het liedje van Gerard Cox maakte je een beetje droevig. Je had uitgekeken naar de zomervakantie en die bleek binnen no time achter de rug.
Zomer betekende ook: uitzien naar orgelconcerten. De eerste series kwamen na Pasen voorzichtig op gang, maar vanaf juni barstte het feest pas echt los. Die enorme (wild)groei aan concerten in juli en augustus nam de afgelopen jaren alleen maar toe.
In mijn woonplaats kwamen ook de Marktconcerten. Iedere dinsdagmorgen was de kerk open en kwam een bekend organist twee uur spelen. Met bloemkolen en zakken sinaasappels kwamen marktbezoekers de kerk in en bleven een poosje luisteren. Beneden, of boven bij de speeltafel, want ook daar was je welkom. In de kerk werden muziekboekjes en lp’s verkocht. Iedere dinsdag nam je weer wat anders mee, omdat de prijzen vriendelijk waren en de behoefte groot.
Daar waar je kon, nam je, in die twee maanden, Vitamine O(rgel) tot je.
Grote namen uit het buitenland verschenen en zo zat je de ene dag in de Grote van Den Haag, dan weer in Haarlem en een week later in Katwijk aan Zee. Het ernstige vitaminetekort, opgelopen tussen januari en mei, moest dubbel en dwars worden aangevuld.
Niet zonder medelijden bezag je de in schaarse kleding uitgedoste ongelukkigen die in de zomer niet verder kwamen dan het rondhangen op bloedhete en volgepropte stranden en terrassen. Hoe leeg moest dat leven zijn als je in een heerlijk koele en stille kerk kon genieten van zonnige orgelklanken.
Daar waar wij als Nederlanders een uitzondering vormden in het organiseren van kerkdiensten in het buitenland, daar kreeg en krijgt men over de grens net zo goed te maken met enthousiaste orgelliefhebbers uit de Lage Landen. Tot op de dag van vandaag zijn wij elders graag te gast bij concerten. Waar je zo’n orgelbespeling ook bezoekt, de enige Nederlander ben je zelden.
Sterker nog … mijn allereerste orgelconcert vond plaats over de grens. Mijn toentertijd weinig geschoolde oren waren blij met Boëllmanns Suite Gothique, want de rest van het programma zei me niets: ‘Zo’n partita van Bach, daar komt toch geen end aan …?’ En: ‘Helemaal niks van Jan Zwart?’
Zeven jaar later zat ik in diezelfde kerk en stond de Diptique van Messiaen op het programma. Heel voorzichtig begon ik die stijl te waarderen en ik hoor nog mijn vader zeggen na afloop: ‘Ik was blij met de toelichting in het programma, want dat stuk zei me niks …’
Wellicht behoort u ook tot die fanatici die hun gezin, familie, of andere medereizigers tot wanhoop drijven, door iedere kerk binnen te wandelen, om te zien wat er staat. Dertig jaar terug nam je uit iedere kerk een informatieboekje mee – de munt van 1 D-Mark werd netjes in het daartoe bestemde blikken busje gestopt – zodra er iets in stond over het orgel. Regelmatig bleek dit niet het geval en verliet je hoofdschuddend de kerk. Bladzijdes vol over altaren, gewelven en ramen, maar nog geen regel over het orgel. Ze moesten zich schamen!
Met een plastic zak vol boekjes, folders en ansichtkaarten kwam je thuis. In mijn geval met nog meer. In mijn ondeugendste jaren wilde ik nog wel eens een poster met concertaankondigingen achteroverdrukken. Ze waren helemaal waardevol als de naam van een Nederlander op de poster te lezen was, waarbij iedere keer weer opviel dat Sander van Marion bij de Oosterburen tot professor bevorderd leek te zijn. Door mijn toedoen zijn er – vrees ik – in één zomer amper concertbezoekers komen opdraven in het Duitse Speyer. Alle posters zaten immers in een koffer naar Nederland.
Eenmaal terug op je vakantielocatie had je een kleine cassetterecorder met één enkel wit oordopje. De tien cassettes, die je meehad, draaide je grijs. Dolgelukkig was je daarmee.
Het ultieme orgelgenot was er als het je lukte ergens te spelen. Had je eenmaal een pastorie of kerkelijk centrum gevonden, dan gingen heel wat deuren naar orgelgalerijen voor je open. Van de weerbarstigheid die je op dit vlak in eigen land ervoer, was over de grens niets te merken.
In het Zwarte Woud trof ik de organist met zijn verloofde juist bij het orgel. Hij studeerde stevige stof van onder anderen Widor en Vierne. Toen we tijdens een stil moment riepen: ‘Wir spielen auch Orgel!’, nodigde hij ons van harte uit om naar boven te komen. Uiteraard moest er gespeeld worden, maar als beginnend amateurtje had ik slechts twee werken van Gordon Young op de harde schijf staan. Eenmaal diens Toccata uit de Cathedral Suite spelend, hoorde ik hem, achter me, vol bewondering in het oor van zijn verloofde fluisteren: ‘Das ist nicht zu spielen!’ Opnieuw kwam de deugniet in mij naar boven en zweeg ik over de beperkte moeilijkheidsgraad van dit, op zich, virtuoze orgelwerk.
Nog steeds hoor ik uit mijn omgeving dat orgelvrienden naarstig op zoek zijn naar een plek waar gespeeld kan worden. In menig rooms-katholieke kerk, met een meestal niet voor dat oeuvre geschikt instrument, weerklinkt ook deze zomer een romantische en typisch Hollandse bewerking van de Geneefse Psalm 42. Wij zijn mij er eentje …
Wat zal er deze zomer verder van het orgelplezier terechtkomen? Kerken bezoeken zal her en der mogelijk zijn. Boekjes – ze liggen er altijd nog – neem je niet mee, want op je mobiele telefoon heb je alle benodigde informatie bij de hand.
Op mijn concertlijstje stonden een concert in de ‘Dom zu Köln’ en eentje in de kloosterkerk van Maria-Laach. Bij de live-streaming van de concerten uit Keulen zie je een handjevol uitverkorenen zitten, dus dat gaat ’m sowieso niet worden.
In de Eifel ben je als bezoeker, met mondkapje, wel welkom. De hele serie aldaar, met internationaal bekende organisten, werd een jaar opgeschoven.
De eigen organist neemt nu de honneurs waar. Nee, hij grijpt niet naar de eenvoudige zoete broodjes uit zijn orgelbibliotheek. Hij speelt – op één na – alle orgelsymfonieën van Vierne. Chapeau!
In ons eigen landje gaan veel concerten door. Enthousiast en in duidelijke bewoordingen wordt de potentiële bezoeker gemaand snel te reserveren, want er mogen er maar 120 in! En dat, terwijl menig concertorganisator voor corona al bijzonder blij was met de helft.
Dit jaar waarschijnlijk wat minder vers orgelfruit. We zullen deels ons heil moeten zoeken bij het surrogaat van vitaminepillen, die ons via onze schermpjes worden verstrekt.
Misschien met Gerard Cox maar op zoek gaan naar de dozen vol dia’s uit de tijd dat je met knikkende knieën een handtekening aan Jean Guillou ging vragen. Van al die gefotografeerde orgelfronten zal ik vermoedelijk de helft niet meer herkennen, maar de warme herinneringen aan die tijden houden een orgelfanaat met vitamintekort vast en zeker op de been.
En – voor je het weet – is heel die zomer al weer lang voorbij.
Nanana, nana, nanananana nanana …
Bert Rebergen (*1969) is ruim dertig jaar actief in het onderwijs en treedt op als spreker en verhalenverteller. Orgelmuziek mag zich in zijn belangstelling verheugen. Dit als luisteraar en als bespeler van menig instrument. Hij schrijft sinds 2006 voor ORGELNIEUWS als columnist en recensent.
Beste Bert (en andere ‘Vitamine-O-tekort-lijdenden’), Misschien/wellicht bestaat er een vrij simpele manier om in Keulen je zelf tussen het handjevol uitverkorenen te (laten) plaatsen en wel als volgt: iedere donderdagavond voorafgaande aan het volgende concert in de serie Orgelfeierstunde 2020 gaat het aanmeldprotocol voor de loting open, stuur een email conform de procedure die wordt aangegeven ( voor max. twee personen), zaterdagmiddag om 17.00 volgt een emailbericht met uitslag ….
Zelf heb ik voor twee concerten aan de loting meegedaan en voor twee topconcerten had ik de hoofdprijs die ik met 99 anderen mocht gaan consumeren, aanrader!
PS. De concerten staan ook allemaal in de Mediathek/Video’s/Stimmen opgeslagen, met een bijzondere kwaliteit van audio en video.
Erg leuk artikel en de blijvende zoektocht naar orgels is herkenbaar!