In de column ‘Dat waren nog eens tijden’ blikt verhalenverteller, organist en orgelliefhebber Bert Rebergen zo nu en dan terug op de orgelwereld van enkele decennia geleden. In deze aflevering van de column: Opnemen.
De wereldberoemde Canadese pianist Glenn Gould besloot tijdens zijn carrière te stoppen met het geven van concerten en zich toe te leggen op het maken van – toen nog – plaatopnames. Met een hoop knippen, plakken en andere experimenten probeerde hij een ‘ideale’ opname te maken.
Omdat Gould zelf, tijdens het spelen, allerhande geluiden voortbracht, heb je als luisteraar – je hoort hem continue mee neuriën – toch nog een beetje het idee dat je hem live hoort spelen.
Een uitstekende opname van een orgel kan menig orgelliefhebber in vervoering brengen. Goede organisten en dito cd-labels zullen hun beste beentje voorzetten om het instrument en de muziek meer dan acceptabel vast te leggen. Geen foutje wordt getolereerd. Ieder bijgeluid vraagt om een herstart. Registraties worden tegen elkaar afgewogen en microfoonopstellingen worden uitentreuren getest. Pas als organist en producent samen tevreden zijn, kan de opname op cd.
Hoe fraai zo’n opname ook kan zijn…orgelmuziek in levenden lijve beluisteren, tijdens een concert, blijft een verhaal apart. Er mag dan gekucht worden. Een verschuivende en daarmee akelig piepende stoel kan een hevige stoorzender zijn. Een te vroeg opengetrokken Trompet, of een accelererende motorfiets kunnen tot ergernis leiden en een paar slippertjes van de organist hadden eigenlijk niet gemogen…de live-beleving bezorgt je, hoe dan ook, rillingen die geen geluidsdrager je kan geven.
Organisten durven tijdens hun bespeling soms net iets meer met hart en ziel te spelen, waardoor zo’n concert je altijd bijblijft.
Met die ervaring besluiten veel mensen om orgelconcerten op te nemen. Je zag dat vroeger meer dan nu. Her en der verschenen in kerken torenhoge stellages met daarop, vermoedelijk, peperdure microfoons die ieder orgelpijpje secuur wisten op te nemen. U kent die lieden wel. Sommigen zag en zie je herhaaldelijk bij dezelfde organist of in dezelfde kerk. Er zijn waarschijnlijk jongens bij die zelden een concert hebben gehoord, zonder hoofdtelefoon op.
Na afloop bij zo’n fanaat om een opname vragen was er niet bij. Daar kon hij niet aan beginnen. De opname ging misschien naar de organist zelf en verdween verder voor altijd in een kelder vol cassettebandjes, om – zucht! -misschien nooit meer door iemand beluisterd te worden.
Er moeten schatten te vinden zijn in Nederland…
Uiteindelijk besloot ik dan maar zelf op te gaan nemen. Bij mij geen torens en onbetaalbare apparatuur. In een plastic zak ging mijn ‘draagbare’ cassetterecorder mee. Met bevende knieën wandelde je de kerk in, hopend niet gesnapt te worden.
Dat lukte niet altijd. Zo schreeuwde de koster van de Joriskerk Amersfoort vertoornd: “Waag het niet om het op te nemen!” Tijdens het concert bleef de man rondlopen en hield me nauwlettend in het oog. In de Eusebius van Arnhem trof ik de zoon van de organist bij de ingang. Hij keek naar de plastic tas en ik wachtte opnieuw op een uitbrander. Zijn reactie was echter verrassend: Hij glimlachte, knikte vriendelijk en ik kon het concert gewoon opnemen.
In mijn eigen woonplaats vroeg de orgelcommissie of ik de concerten wilde vastleggen. Bij één organist wist ik dat het een probleem zou kunnen worden en dat ging ook bijna mis. Zijn vrouw – ze zag wat er uit mijn plastic tas kwam – stierde op mij af en begon haar tirade: Ze had zelfs illegale cassettebandjes van haar man op een rommelmarkt zien liggen! Na deze donderpreek verwees ik haar kalm naar een commissielid die haar even terzijde nam. Het concert kon worden opgenomen.
Spannend bleef het. Wanneer moest je de cassette van 90 minuten – welke TDK zou je er dit keer voor gebruiken? – omdraaien en hoe deed je dat zo onopvallend mogelijk? Hielden de batterijen het?
Zo geweldig waren die opnames meestal niet. De hoestende buurman achter je en de krakende stoel naast je werden doorgaans beter vastgelegd dan de orgelmuziek. Toch was je dolblij met dit souvenir en heel soms digitaliseer ik nu zo’n oude opname en luister ‘m nog eens terug.
In Zwolle stapten we voldaan de Grote Kerk uit. Wat een concert! Een orgelvriend van me had dit keer, met zijn ‘jaren-tachtig-soundmachine’, het concert opgenomen. Buiten luisterden we of de opname was gelukt. Dit bleek bijna ondoenlijk vanwege alle ‘muziek’ die vanuit de cafés over het marktplein denderde. We keken elkaar aan en schudden het hoofd. Mijn medereiziger bedacht zich geen moment. Hij spoelde door naar een wat steviger orgelwerk, draaide de volumeknop op voluit, plaatste zijn apparaat – dat was mode in die tijd – op de schouder en met bulderende orgelklanken wandelden wij, verbaasd nagestaard door passanten, terug naar de parkeerplaats.
Bert Rebergen (*1969) is vooral onderwijsman en verhalenverteller, maar orgelmuziek mag zich in zijn grote belangstelling verheugen, niet alleen passief maar ook in de praktijk. In 1988 werd hij organist in Veenendaal. Daar en daarbuiten bespeelt hij, tot de dag van vandaag, menig instrument. Sinds 2009 treedt hij als verteller en presentator op in het gehele land.