Na 32 columns waarin verhalenverteller, organist en orgelliefhebber Bert Rebergen een terugblik wierp op de orgelwereld van enkele decennia geleden, schrijft hij zo nu en dan over recenter tijden. In deze column: ‘Die ouwe?’
Na zesentwintig jaar vaste organist te zijn geweest in twee kerken, besloot ik achter die wekelijkse muzikale bijdrage aan de eredienst een punt te zetten. Van die beslissing kreeg ik nimmer spijt. Het voelt alsof je gewend was iedere veertien dagen, op vrijdag, een bloemetje voor je vrouw te kopen en dit thans zo nu en dan doet. Hoe hoffelijk ook, het element der verrassing is bij zo’n regelmatig ruikertje ver te zoeken. Nu de rozen, ook al verschijnen deze minder frequent, op onverwachte momenten achter de rug vandaan worden getoverd, is de dankbaarheid bij de ontvanger des te groter.
Trad men in vroeger tijden terug als organist dan was de kans klein dat je ooit nog ergens op zondag achter de klavieren terecht kon komen. Er stond eenvoudigweg een club van minstens vijf organisten te trappelen van ongeduld om je plekje in te nemen. Zeker als men een interessant instrument mocht bespelen. Je wilde voor een habbekrats spelen, want er waren er genoeg bereid om jouw zondagse diensten over te nemen. Mopperen over vergoeding was sowieso uit den boze, want het was een erebaan en bij de christelijk gereformeerden speelde men zelfs pro Deo!
De tijden zijn veranderd. Zelfs vanuit kerken waar beginnende organisten er veel voor over hadden om er organist te worden, komen nu regelmatig smeekbedes of je alsjeblieft een dienstje wil waarnemen. Op fraaie instrumenten spelen nu soms organisten die een toonladder niet zonder blozen weten te voltooien, terwijl daar vroeger alleen de crème de la crème op de orgelbank werd geduld.
In huize Rebergen rinkelt de telefoon daarom regelmatig: ‘Zou u bij ons (zo nu en dan) een dienstje willen spelen?’ Dan weer klinkt er een ‘ja’ en een volgend keer een ‘nee’. Het bevalt me wel. En aangezien kerken de vanzelfsprekendheid van ‘met gemak een organist kunnen vinden’ zijn kwijtgeraakt, is de dankbaarheid voor je spel des te groter.
Dan weer mag je een fraai instrument met meerdere klavieren en interessante dispositie bespelen en de volgende keer moet je het met één manuaal, aangehangen pedaal en vijf sprekende stemmen doen, waarvan de Mixtuur te scherp is voor de oren van de gemiddelde kerkbezoeker.
Op een zondag stapte ik zo’n kerk binnen. Ik had er al vaker gespeeld, maar was toch op tijd. Aldaar bevond zich een klein pierement waarop gevarieerd orgelspel een uitdaging is. Bij binnenkomst klonk het orgel al. Soms zit een koster te pingelen en ik maakte het mee dat een gastpredikant wat zat te rommelen, omdat hij veel te vroeg was en enkele noten kon lezen. Toch bekroop mij die zondagochtend een angstig gevoel: ‘Had ik mij vergist? Was dit de juiste datum?’
Boven bij het orgel trof ik een oudere man die er juist achter kwam dat het Bachkoraal dat hij speelde net even iets te hoog gegrepen was. Zonder ook maar te vragen wat ik kwam doen met mijn koffertje, vertelde hij honderduit over de verre reis die hij had gemaakt. Hij was de avond ervoor laat thuis gekomen en zat nu toch maar mooi, zo fris als een hoentje, achter de klavieren. In plaats van over te gaan tot een welgemeend applaus mijnerzijds stelde ik toch maar de vraag waarom het draaide op die orgelgalerij: ‘U hebt dienst vanmorgen?’
‘Ja, hoezo?’
‘Wel, ik leefde in de veronderstelling dat ik hier vanmorgen het orgel moest bespelen, maar ik moet mij vergist hebben.’
Je kwetsbaar durven opstellen heet dat …
Zonder maar te twijfelen aan de eigen agenda was zijn reactie kort en krachtig: ‘Ja, dat heb je mis, ik ben aan de beurt.’ En opnieuw volgde verhaal op verhaal over zijn geweldige vakantie en moest weer verteld worden dat hij na die lange reis toch maar mooi vanmorgen zo fris als … een kip zonder kop …
Tegen zo’n man ingaan heeft weinig zin, of ik ben te veel een antiheld. In ieder geval zei ik glimlachend dat ik beneden zou gaan zitten en daar de dienst zou volgen. Om op zo’n moment dan weer naar huis te rijden … al keek ik niet bepaald uit naar zijn orgelspel.
Onderaan de trap trof ik de scriba van de kerk, die mij verbaasd de trap zag afdalen, met koffer.
‘Wat is hier aan de hand?’
Beknopt volgde mijn relaas met de toevoeging: ‘Ik zal er wel naast zitten, laat die man maar.’
De kordate dame – ze is vast hoofdzuster geweest – nam met deze conclusie echter geen genoegen: ‘In de consistorie hangt het schema, we kunnen zien wie er gelijk heeft!’
Met haar korte dikke wijsvinger wees ze naar de datum: ‘Bert Rebergen’.
‘Jij bent aan de beurt, hij heeft het fout!’ Het klonk bijna bits.
Nogmaals probeerde ik de boel te sussen en herhaalde: ‘Ach, laat die man toch, hij …’
‘Nee, niks daarvan, jij bent aan de beurt en jij bent vanmorgen een eind komen rijden. Hij woont hier om die hoek, hij moet niet denken dat hij alles zelf kan regelen hier!’
Die laatste zin werd op een toon gezegd die wederom de indruk wekte dat het al een poosje niet boterde met deze organist.
Daar ging ze. Ferm de trap op.
Boven werd luid en langdurig gediscussieerd.
De eerste kerkbezoekers kwamen al binnen en knikten vriendelijk.
Met een rood hoofd kwam ze de trap weer af:
‘Zo! Hij gaat! Jij speelt! Is hij helemaal betoeterd!’
Met een gezicht als van een oorwurm kwam de man de trap af. Hij gunde mij geen blik meer en stiefelde hoofdschuddend de kerk uit.
Een paar maanden later speelde ik er weer.
Bij binnenkomst was het gelukkig stil.
Aan de koster vroeg ik na afloop: ‘Hoe is het afgelopen met die oude organist?’
‘Die ouwe? Die wilde onmiddellijk van de lijst af gehaald worden, hij heeft hier nooit meer gespeeld.’
Tja…
Nou ja, hij kan in ieder geval wat vaker op vakantie.
Bert Rebergen (*1969) is vooral onderwijsman en verhalenverteller, maar orgelmuziek mag zich in zijn grote belangstelling verheugen, niet alleen passief maar ook in de praktijk. In 1988 werd hij organist in Veenendaal. Daar en daarbuiten bespeelt hij, tot de dag van vandaag, menig instrument. Sinds 2009 treedt hij als verteller en presentator op in het gehele land.
© 2018 beeld archief ORGELNIEUWS
Leuk stukje, Ik denk dat ik minder hoffelijk gereageerd zou hebben dan de schrijver van dit stukje heeft gedaan, denk dat “die oude” niet bepaald wars is van narcistische trekjes. Goede afloop en terecht!