COLUMN Een hand van Dupré

Na 32 columns waarin verhalenverteller, organist en orgelliefhebber Bert Rebergen een terugblik wierp op de orgelwereld van enkele decennia geleden, schrijft hij zo nu en dan over recenter tijden, zoals onlangs in zijn zomercolumn. In deze column is hij slechts een handdruk verwijderd van Marcel Dupré.

Text Example

advertentie



Hij kwam na afloop van het concert door Willibald Guggenmos in de Altenberger Dom (D) bij me zitten …

De naam Guggenmos zal niet iedere orgelfanaat bekend in de oren klinken.
In 1996 ontmoetten vrienden van mij en ik deze organist toen hij nog in Wangen (Allgäu, Duitsland) op het Rieger-orgel speelde. Hij verhuisde naar de Dom van München en is nu organist in de Dom van Sankt Gallen (Zwitserland).
In Wangen mochten we op zijn fraaie Rieger-orgel spelen. Hij had geen tijd en liet ons uren in de kerk achter. Tegen vijven keerde hij terug. Opnieuw liet hij weten weinig tijd te hebben, maar nam plaats achter zijn orgel en wilde best nog wel wat laten horen. ‘Ik kan niet goed uit het hoofd spelen’, liet hij weten, want bladmuziek was niet voorhanden in de kerk. Vervolgens speelde hij de finale uit Viernes zesde symfonie … auswendig
Het werd tegen zevenen.
‘Jullie hebben nog niks gegeten!’, zei hij ineens.
‘Misschien weet u een Gasthof in de buurt?’
Hij liep wel even mee. Een paar minuten later zaten we in het restaurant.
Hij bestelde ook maar wat.
Anekdote op anekdote volgde. We kregen amper een hap door onze keel van het lachen.
Om tien uur ’s avonds namen we afscheid.
Geen tijd …

Na 22 jaar herkende hij ons in Altenberg nog. Iedere bezoeker die passeerde moest het weten: ‘Die kommen aus Holland! Habe ich damals in Wangen kennengelernt!’
Met een glimlach memoreerde ik zijn zesde van Vierne.
‘Ja, ik kan maar een paar stukken uit het hoofd. Die zesde van Vierne, het derde Choral van Franck, de Toccata van Widor en wat klein spul.
We drinken na afloop nog een biertje!’

Na afloop van een werkelijk briljant concert zaten we met een groep op het terras.
Bier und Bratwurst.
Guggenmos vertelde opnieuw de ene smeuïge anekdote na de andere, maar ik raakte in gesprek met een zeventiger naast mij die uit Porz – vlakbij Köln – kwam. Hij vertelde dat hij zo’n tien diensten per week speelde op allerlei verschillende orgels rond Köln.

‘Ik heb Marcel Dupré ook ontmoet.’
Mijn ogen werden groter: ‘Dupré zelf?’
Hij knikte en vertelde:

We hadden een excursie met onze school naar Parijs. Voor mij als orgelliefhebber een feest, natuurlijk. Het was 1964. Ik was 18 jaar oud. Op een dag wandelden we door Parijs en zag ik een aanplakbiljet: Saint Sulpice, concert d’orgue, Marcel Dupré. Ik wist: Daar moet ik naartoe! Ik begaf mij naar een leraar en vroeg of ik daar heen mocht. Natuurlijk was er niemand van de leerlingen die op een orgelconcert zat te wachten, dus zou ik daar alleen heen moeten. Dat vond mijn leraar nogal bezwaarlijk: ‘We kunnen niet zomaar een leerling alleen in Parijs laten rondzwerven.’
Maar, deze kans wilde ik me niet laten ontglippen en ik wist mijn leraar te overtuigen.
Zo zat ik die avond in de Saint Sulpice met Marcel Dupré achter de klavieren!
Na afloop zag ik allemaal mensen onder het orgel wachten. Op een afstandje keek ik toe. Daar verscheen de meester. Al die Fransen bedankten met brede gebaren de beroemde musicus. Ik bleef, wat verlegen, op een afstandje staan kijken. Geen doorkomen aan! Maar, van lieverlee vertrok de één na de ander en ineens stond de man daar helemaal alleen en keek in mijn richting. De rillingen liepen over mijn rug en ik stond als aan de grond genageld. Hoe graag zou ik hem begroeten en bedanken, maar wat zou ik met mijn beroerde Frans moeten zeggen?
Tot mijn stomme verbazing kwam Dupré naar mij toe gelopen en reikte mij de hand.
Ik schudde Marcel Dupré bevend de hand.
Hortend en stotend kwam in het slechtste Frans wat je maar kunt bedenken één zinnetje uit mijn mond: ‘Merci pour votre concert, monsieur Dupré.’ en zelfs dat klonk nergens naar.
Hij knikte vriendelijk en wandelde de kerk uit.
Op weg naar het hotel kon ik mijzelf wel voor mijn kop slaan. Ik had de mogelijkheid gehad om met Dupré te kunnen praten en daar stond een stuntelaar als een bevend rietje! Wat een afgang!
Eenmaal thuis wilde ik mijn fout goedmaken. Ik trok de stoute schoenen aan en schreef Dupré een brief. Daarin legde ik uit dat ik die jongen was die hem de hand had gedrukt en dat hij door de zenuwen bevangen zo merkwaardig had gereageerd.
Zo, die was eruit. Niet dat Dupré er iets mee zou doen, maar op de een of andere manier was ik van mijn schuldgevoel af.
Tot mijn stomme verbazing kwam er enkele weken later post uit Frankrijk.
Een ansichtkaart met voorop de maître achter de klavieren van het orgel van de Saint Sulpice. Achterop een keurig handgeschreven bedankje voor mijn brief en de hartelijke groeten van de meester.
Laatst liet ik de kaart aan Sophie-Véronique Cauchefer-Choplin zien in de Saint Sulpice. Ze schreeuwde het uit: ‘Hoe komt u daar aan?’ Ik vertelde haar dit verhaal.

Guggenmos luisterde intussen ook aandachtig naar het relaas, waarop ik reageerde met: ‘Ik neem aan dat u uw hand daarna nooit meer hebt gewassen?’
De bevoorrechte man lachte voluit: ‘Da muss ich sie enttäuschen, habe ich trotzdem getan.’
De kaart bewaart hij thans een groot boek over Marcel Dupré.

Het werd die avond weer later dan verwacht. Een ontmoeting met Guggenmos loopt blijkbaar altijd uit. Iets na tweeën ’s nachts werd ik voor mijn voordeur afgezet …

 


Bert Rebergen (*1969) is vooral onderwijsman en verhalenverteller, maar orgelmuziek mag zich in zijn grote belangstelling verheugen, niet alleen passief maar ook in de praktijk. In 1988 werd hij organist in Veenendaal. Daar en daarbuiten bespeelt hij, tot de dag van vandaag, menig instrument. Sinds 2009 treedt hij als verteller en presentator op in het gehele land.