In deze zomercolumn geeft verhalenverteller, organist en orgelliefhebber Bert Rebergen zijn beschouwing op de orgelzomer van 2018.
Daar zit je dan, achter de laptop in Duitsland, op een dag dat het na maanden koeler dan dertig graden lijkt. Eindelijk bespeur ik wat verlangen naar actie in het wat koeler geworden bloed dat door de hitte versufte aderen vloeit.
De orgelzomer loopt op zijn eind. Weken met vele concerten, een enkele keer tientallen per dag – met soms een dito aantal bezoekers – liggen achter ons.
Ondanks de koelte in oude kerkgebouwen was het ook voor orgelconcerten bijna te warm.
Voor Haarlem kon je deze zomer deels thuisblijven. Via een webcam waren de gebeurtenissen bij de speeltafel in de oude Baaf vrijwel de gehele dag te volgen. Goed initiatief!
Het concours van Haarlem, dat wij, in een land waarin vrijwel alle colleges in het Engels worden gegeven, natuurlijk Organfestival moeten noemen, is – dat wel – wereldberoemd.
Vroeger volgde je dat op de radio, al hield ik de moderne muziek als jongeling niet lang vol.
Maar één keer maakte ik een juryconcert live mee. Aan de klavieren Gaston Litaize en Jan Welmers. Welmers hoorde je sowieso zelden spelen en Litaize overleed vrij snel na het concours. Onvergetelijk! Ook de Hongaar Zsigmond Szathmáry – schrijf die naam maar eens foutloos – was van de partij. Die schiep er behagen in om de windmotor uit te doen terwijl vrijwel alle registers van de arme Müller hun best deden de ruimte te vullen. Je mocht als orgelliefhebber nooit op zo’n orgel spelen, omdat je geen conservatorium op zak had … Je zou wel eens dingen met zo’n instrument kunnen doen die schadelijk zouden kunnen zijn …
Zsigmond Szathmáry was in 2018 weer van de partij. Via de webcam volgde ik een masterclass. Mooi om nog steeds enthousiaste studenten boven bij zo’n orgel aan te treffen, al had ik het na een poosje wel gezien. De arme jongen op de orgelbank mocht drie nietszeggende akkoorden keer op keer blijven spelen en de Hongaarse grootmeester was na een vol kwartier nog niet tevreden.
Tot diep in de avond bereidden organisten hun concert voor. Olivier Latry zette alle puntjes op de i om de heerlijke Es Dur van Bach zo goed mogelijk uit de verf te laten komen. Het Müller-orgel verrassend laten klinken, zonder merkwaardige fratsen uit te halen, blijft een uitdaging voor veel organisten. Dit keer niet met de moderne middelen alles voorbereiden en vastleggen via een computer. Nee, gewoon ‘the good old Post-it’ aanbrengen op de bladmuziek.
Jammer, dat er in de Philharmonie geen webcam was aangebracht. De masterclass over César Franck met Ben van Oosten en Olivier Latry moet bijzonder boeiend geweest zijn. Aan de andere kant wil de organisatie terecht voorkomen dat iedereen thuisblijft en het op afstand, met een tafelventilator aan, volgt.
De finale van het improvisatieconcours zag ik ook. Met een op een vreemdsoortige toeter blazende zonderling moest worden samengespeeld en daarna werd van de kandidaten een Triptique verwacht. Toen de drie kandidaten klaar waren zei ik tegen vrouwlief: ‘Had ik moeten oordelen, dan was dit de uitslag geworden, maar ik voorspel je dat de jongen, die met half opengetrokken registers en met handen en onderarmen de manualen bewerkte, wint.’ En inderdaad …
Ik zal wel gek zijn.
Heb ook geen conservatorium genoten. Dat is het …
Ook deze jongen trok uiteindelijk de stoute schoenen aan, verliet het computerscherm en toog naar Haarlem. Op zaterdag de Messe Solenelle van Louis Vierne in de Baaf aan de Leidse Vaart.
Afgeladen vol.
Zag ik daar die grijze Hongaar zitten?
Warempel!
Maar – was het de warmte? – ik trok het halverwege niet meer en verliet voortijdig de kerk.
Met, als uitzondering, een paar knappe solo’s door Ton van Eck, bleef het toch vooral behelpen. Verwacht je in Haarlem de crème de la crème, het niveau oversteeg het gemiddelde zelden en de orgelbegeleiding was slechts bij vlagen boeiend en foutloos.
De teleurstelling was zo groot dat ik zelfs besloot het programma buiten aan een prullenbak toe te vertrouwen. Een dergelijke heethoofdigheid overkwam me na een concert maar zelden.
Het zal die zomer zijn.
Die verzengende hitte, die je alle moed iets te ondernemen ontneemt.
Dat is gewoon de boosdoener!
Nog even en het is herfst.
Gebeurt er dan nog wat op orgelgebied?
Zeker!
Neem de Orgelherbst in het Duitse Straelen, net over de grens. Niks geen ‘Straelen Organ Autumn’, of ‘Straelen International Organ Festival’.
Gewoon ‘Orgelherbst’ met organisten van naam die doorgaans een boeiend en gevarieerd programma neerzetten.
En na afloop trakteert de hoofdsponsor, een grootgrutter in diepvriesproducten, iedereen op zoveel ijs je maar wilt.
Cool!
Bert Rebergen (*1969) is vooral onderwijsman en verhalenverteller, maar orgelmuziek mag zich in zijn grote belangstelling verheugen, niet alleen passief maar ook in de praktijk. In 1988 werd hij organist in Veenendaal. Daar en daarbuiten bespeelt hij, tot de dag van vandaag, menig instrument. Sinds 2009 treedt hij als verteller en presentator op in het gehele land.
Fijn geschreven! Licht gekruid met ironie maar niet veroordelend, in een aantal gevallen wel een scherp muzikaal oordeelvermogen! Ik heb bijna het gehele festival in hoofdlijnen meebeleefd. Er waren hoogtepunten maar ook middelmatigheden. Ik denk dat dit onoverkomelijk is en het schept contrast. Maar waar ik wel van overtuigd ben is dat ik bij het concours het aloude ambacht soms wat mis en al was het zeker terecht dat Geerten won, het was ook voorspelbaar, gezien de samenstelling van de jury. Ik zou graag eens een improvisator horen die echt alles overstijgt… Dedtijds in 2008 had Gerben Mourik dit zeker wel! Die is merkwaardig genoeg in Haarlem nooit meer voor iets terug gevraagd… Zou er ooit nog eens een genie opstaan? Ik hoop het! Verder moet het festival roeien met de riemen die het heeft qua subsidie en dat heeft men goed gedaan. Maar het blijft een ongelooflijk zware opgave een dergelijk beroemd festival met lange termijnvisie op de wereldwijde kaart te blijven zetten als er minder subsidie beschikbaar is! Ik geloof alleen in ware creativiteit die niet onderhavig is aan tijdgeest en modegrillen. Het clustertijdperk leek voorbij te zijn maar ik kreeg toch sterk de indruk dat het zelf weer postmodern is geworden. Soms een paar clusters kan heel dramatisch werken maar laten we de schoonheid van de taal van de muziek toch niet vergeten. De innerlijke glans van spontane creativiteit van de solide opgevoede ambachtsman, om dáár op in te zetten, ingebed in niet conservatief maar levend historisch besef, dat geeft hoop voor de toekomst.
Sinds ik in een grijs verleden een poging waagde Szathmáry’s dubbel-lp met werken van Franz Liszt voor De Orgelvriend te bespreken (nog op de typmachien), schrijf ik het nooit meer fout: eerst Zs, dan Sz.