COLUMN RE: gister [ 23 ]

re: gister peter sneep

In de column ‘RE: gister’ deelt organist, componist, cantorijlid en journalist Peter Sneep op in zijn ervaringen vanaf de orgelbank (en soms de pianokruk). De wederwaardigheden van de afgelopen zondag van de begeleider in drie Amersfoortse kerken zullen dan veelal  het onderwerp zijn van deze column. Als het even kan wekelijks op maandag. Deel 23 – Egbert Woelderink.

Text Example

advertentie



 

Lange tijd kenden wij vrijgemaakt-gereformeerden een soort bedevaart. Ieder jaar in september trokken vele duizenden kerkgenoten vanuit het hele land naar de stad Kampen. Plaatselijke kerken huurden daarvoor één of meer autobussen die in alle vroegte naar de Hanzestad vertrokken. De bedevaart werd ‘Theologische Hogeschooldag’ genoemd, of kortweg ‘Schooldag’. De dag was bedoeld om de opening van het academisch jaar van de Theologische Hogeschool in Kampen te vieren – de predikantenopleiding van de vrijgemaakten. De hogeschool was voor hen een dierbaar bezit. Ze vierden zo hun verbondenheid met de school en met elkaar en met het kerkverband.

 

Kinderen vanaf een jaar of tien, twaalf mochten mee. De eerste keer naar Kampen was een onvergetelijke belevenis. ’s Morgens vroeg, voor zes uur al, kwam mijn vader ons wakker maken. Buiten was het nog donker. Na een vluchtig ontbijt gingen we naar de plek waar de bus zou vertrekken. Die bus vanuit Rotterdam-Delfshaven had een paar opstapplaatsen en ik herinner me de sensatie van het lopen door een slapende stad. Ik herinner me ook de dorpjes waar de bus doorheen reed tussen Amersfoort en Wezep. De A28 bestond nog niet.

 

Het verhaal gaat dat in sommige bussen bij het binnenrijden van Kampen Psalm 122 werd gezongen. ‘Jeruzalem dat ik bemin, nu treden wij uw poorten in.’ Of het waar is weet ik niet. Wij zongen wel psalmen in de bus, verzen die iedereen uit zijn hoofd kende.

 

Toen ik nog te jong was om ook naar Kampen te gaan, stuurden mijn ouders een ansichtkaart naar huis. Waarschijnlijk was dat zelfs het eerste wat ze deden als ze in Kampen waren aangekomen. De post werd in die tijd nog twee keer per dag bezorgd. De kaart was dan ook al in Rotterdam voordat mijn ouders aan de terugreis begonnen. Ook namen mijn ouders een cadeautje voor elk van de thuisgebleven Sneepjes mee.

 

Zo kreeg ik in de vroege jaren zeventig mijn allereerste langspeelplaat. Mijn ouders kwamen thuis met een lp vol improvisaties over psalmen en bekende geestelijke liederen door Egbert Woelderink. Hij bespeelt op de plaat het instrument waarop hij jarenlang organist was: het Rudolph Knol-orgel van de Grote of Sint-Stephanuskerk in Hasselt.

 

Woelderinks muziek vond ik apart. Hij speelde heel anders dan ik zondags in de kerk gewend was en ook anders dan bijvoorbeeld de muziek die mijn moeder beluisterde via de NCRV. Maar er gebeurde wel wat als Woelderink speelde. De gedrevenheid waarmee hij speelde, zeg maar het stuwende, dat kende ik niet. Het leek alsof de pijpen op de windlade stonden te dansen. Ook het tremulantgebruik in de verstilde impro’s was een nieuw fenomeen voor me. Niet veel later hoorde ik die speelstijl wel. Toen ik zelf naar de Schooldag mocht namen mijn ouders mij mee naar de Bovenkerk. Daar begeleidde Willem Hendrik Zwart een massa mensen met akkoorden waarvan ik het bestaan nooit had vermoed. Zulk zingen!

 

Ik heb de plaat van Woelderink vele malen beluisterd, liggend op de grond bij de platenspeler en kijkend naar de foto op de hoes. Dat overweldigende front! Die geschilderde groene gordijnen om die rode kas. Zeven grote witte beelden en twee witte vazen. Een rugwerk met pijpen aan de zijkant! Ik las namen van orgelregisters waarvan ik nog nooit had gehoord: Ruischpijp. Op de foto was niet veel te zien van de kerkruimte. Ik fantaseerde al luisterend hoe het kerkgebouw eruit zou zien. Internet bestond nog niet en je kon dus nog geen interieurfoto’s googlen.

 

Rond 1985 heb ik Woelderink ontmoet. Ik was al sinds de brugklas van de havo bevriend met Jan Mulder, tegenwoordig muzikaal actief in de Verenigde Staten. Jan had het voor elkaar gekregen dat hij in Hasselt kon spelen. Ik woonde ondertussen in Zwolle waar ik op de gereformeerde pedagogische academie zat. Jan kwam per trein naar Zwolle toe en vandaaruit fietsten we samen over een schilderachtig dijkje naar Hasselt.

 

We meldden ons bij Woelderink. Na een korte kennismaking liep hij met een enorme sleutel in zijn hand naar de kerk, wij achter hem aan. Met die sleutel opende bij de kerk, wees ons de weg naar het orgel en vertrok weer. Uren later kwam bij terug. Jan was op dat moment aan het spelen en Woelderink onderbrak hem niet. Hij luisterde geboeid naar de muziek. ‘Echte Muldermuziek’, zei hij toen Jan klaar was met spelen.

 

In 1996 heb ik een samenzang-cd opgenomen in de Stephanuskerk. Dat was een groot genoegen. Het orgel was overweldigend, de kerk lijkt gemaakt voor zo’n orgel. Zodra je ging spelen, werd alles muziek om je heen. Dat had ik bij andere orgels waarop ik had gespeeld nog niet meegemaakt. Voorafgaand aan de opname ging ik een paar keer naar het orgel toe om het te leren kennen en om registraties uit te zoeken. Het was best moeilijk om het orgel niet zo te laten klinken zoals Woelderink. Alles zingt, alles danst. De wind ademt mee. De klank van het orgel herken je uit duizenden.

 

In een pauze tijdens de opnamedag, zaterdag 8 juni 1996, zag ik een oude man zitten in de buurt van het koorgedeelte van de kerk. Ineengedoken. Opeens wist ik wie hij was. Het was Egbert Woelderink, oud geworden. Heel erg oud. Hij droeg handschoenen, met zijn handen leunde hij op een wandelstok. Ik heb hem aangesproken, maar hij zei niet veel. Er werd muziek gemaakt in zijn kerk en daar wilde hij bij zijn, meer niet. Een jaar later is hij overleden.

 

Woelderink werd ruim 101 jaar geleden – 25 januari 1914 – geboren op een steenworp afstand van de Stephanuskerk. De kerk was vorig jaar vergeten zijn honderdste geboortedag te herdenken. Kan gebeuren. De omissie wordt komende zaterdag goedgemaakt met een concert door Harm Hoeve. Tijdens het concert wordt een cd gepresenteerd met opnames van Woelderinks spel.

 

Hij werd in 1955 organist van het Knol-orgel en maakte het toen nog volstrekt onbekende instrument met zijn lp-opnamen wereldberoemd. Als ik nu de plaat terugluister, valt me op hoe origineel hij was. Hij was een volbloed navolger van Asma en Zwart, maar hij kopieerde of plagieerde niet.

 

De vrijgemaakte Theologische Hogeschool in Kampen heet al heel lang Theologische Universiteit. Al heel lang heeft de universiteit een cantorij, bestaande uit studenten. In 1995 maakte die cantorij een cd in, jawel, de Grote Kerk van Hasselt. In het koor van 24 mannelijke studenten bevindt zich een flink aantal van de huidige docenten van de universiteit – kerkmuziek adelt. Op deze cd hoor je een totaal andere kant van het orgel, met onder andere muziek van César Franck. David de Jong improviseert in moderne stijl een passacaglia over ‘Wij moeten Gode zingen’.

 

De mannen zingen ook nog gregoriaans, het begin van de kerkmuziek, van de psalmen: Victimae paschali laudes. De kerk in Hasselt is ervoor gemaakt.

 

 


 

Peter Sneep (1962) is organist van drie vrijgemaakt-gereformeerde kerken in Amersfoort: de Kandelaar, de Schaapskooi en de Martuskerk. Hij componeert kerkmuziek en maakte daarvan een aantal cd’s. Orgelles kreeg hij van Hetty Koelewijn en Gerrit ’t Hart. In De Kandelaar is hij lid van de cantorij, die onder leiding van Harry van Wijk eens in de zoveel tijd aan de diensten meewerkt. Hij is radiopresentator bij de Reformatorische Omroep. Van 1986 tot 2014 werkte hij bij het Nederlands Dagblad. Hij is getrouwd met Petra en vader van Anna (2) en Manuel (0).