In de column ‘RE: gister’ deelt organist, componist, cantorijlid en journalist Peter Sneep op in zijn ervaringen vanaf de orgelbank (en soms de pianokruk). De wederwaardigheden van de afgelopen zondag van de begeleider in drie Amersfoortse kerken zullen dan veelal het onderwerp zijn van deze column. Als het even kan wekelijks op maandag. Deel 31 – Bijtend commentaar.
Hoe komt mijn orgelspel over?
Zo nu en dan komt m’n eigen gevoel niet overeen met wat de kerkgangers vinden van mijn orgelspel. Gisterochtend was dat weer eens zo.
We hadden een dominee van elders, die twee weken geleden het zinglijstje al had gemaild naar een van onze eigen predikanten. Daarbij had de gastpredikant de mededeling gevoegd, dat hij op vakantie ging en pas afgelopen zaterdag weer terugkwam. Daardoor was commentaar op het lijstje uitgesloten, terwijl ik er graag nog wat aan had willen schaven.
Bijvoorbeeld aan (over) het openingslied, oud Liedboek 424: Loof overal. Dat lied hebben we in De Kandelaar nog nooit gezongen. Ik vind dat je in de dienst best een onbekend lied kunt (laten) zingen, maar niet aan het begin. Aan het begin van de dienst moet je je lekker naar binnen zingen. De melodie vind ik ook niet erg mooi. Ik vraag me af waarom de samenstellers van het nieuwe liedboek die wijs van Martin Shaw hebben laten staan en niet hebben vervangen door de (in mijn oren) veel mooiere van Basil Harwood (The New English Hymnal, 394).
Verderop in de dienst zongen we twee liederen die allebei vier coupletten hebben: ‘Ere zij aan God de Vader’ en ‘Een vaste burcht is onze God’ (isometrische versie). Maar de dominee liet bij beide liederen één vers niet zingen. 1, 2, 4 en 1, 3, 4.
Waarom doen dominees dat?
Ik heb geen idee.
Natuurlijk, je kunt niet elk lied, en zeker niet elke psalm, in zijn geheel laten zingen. Sommige zijn gewoon te lang. Na kerktijd sprak ik een echtpaar van rond de 65 dat vertelde dat ze in Duitsland naar de kerk waren geweest, waar hun was opgevallen dat ze van alle opgegeven liederen alle verzen hadden gezongen.
Ik had niet veel zin. Maar mijn stelregel is: de kerkgangers mogen niet de dupe worden van mijn voorkeuren en persoonlijke ideeën. Dus ik heb mijn best gedaan, maar het lukte allemaal niet erg.
Voor mijn gevoel.
Er kwam nog een ergernis bij. De dominee vertelde voor de dienst al tamelijk uitgebreid waar de preek over ging. In zijn eerste gebed herhaalde hij dat nog een keer. In de schriftlezing nog een keer, en toen kwam eindelijk de preek.
Waarom doen dominees dat?
Ik heb geen idee.
Ik werd er moedeloos van. Maar na de dienst kreeg ik veel complimenten. ‘Het was profeteren vanaf de orgelbank’, zei bijvoorbeeld de man van het echtpaar dat in Duitsland was geweest. Ik concludeerde maar nederig dat de kerkgangers niet de dupe zijn geworden van mijn ideeën.
Andersom kan het ook. Soms vind ik mijn eigen spel zo hemelbestormend mooi, dat ik zeker weet dat iedereen tot het diepst van ziel en verstand is geraakt. Niet dus. Na diensten waarbij ik dat ervaar, blijft het of angstwekkend stil, of ik krijg flinke kritiek. Zo speelde ik in de jaren tachtig en negentig zeer regelmatig diensten in de vrijgemaakt gereformeerde kerk van Weesp, die diensten hield in de schattige Lutherse kerk aan de Nieuwstad. Mooie straatnaam. Op het pneumatische Strümphler/De Koff-orgel in die kleine hoge kerk speelde ik een keer zo mooi, dat ik zeker wist dat iedereen diep ontroerd zou zijn. Ik waande me Vierne op z’n best. Ik waande me in een grote kathedraal. Ik waande me de meester die het volk verhief met zijn hoge kunst. Na de dienst werd ik vakkundig de grond in geboord door een oude meneer, die er maar één woord voor had, zij het een lang woord. ‘Eredienstontheiligend!’ Zeven lettergrepen.
Misschien had hij gelijk. De vrijgemaakte kerk van Weesp is uiteindelijk opgeheven en de Lutherse gemeente is ook verdwenen. In het kerkje zit nu een tandarts, kijk maar op deze website. Het orgel staat er nog. Het is zelfs kort voor het vertrek van de Luthersen nog ontkofft, gerestaureerd, mechanisch gemaakt en uitgebreid met een pedaal en een tweede klavier. Voor zover ik weet wordt er zelden op gespeeld.
Onverwachte complimenten krijg ik ook. Ooit speelde ik in de Zuiderkerk in Enschede een trouwdienst, samen met trombonist Peter de Vries. Een oud-klasgenoot van Peter de Vries trouwde. Spelen ging niet erg gemakkelijk, want het grote kerkgebouw was maar matig gevuld en de kerkgangers zaten ver bij ons vandaan. Toen we na afloop het bruidspaar gingen feliciteren, bleek de vader van de bruidegom zo enthousiast over ons geploeter, dat hij vond dat we op zijn kosten een cd moesten maken. Uiteraard hebben we nooit meer iets van hem gehoord, maar het was toch een mooie opsteker.
Toetsen van een orgel indrukken werkt zo verslavend, dat ik de realiteit uit het oog verlies. Afgelopen vrijdag hoorde ik de opnamen voor de PsalmenProject-cd uit de Fontein in Nijkerk terug. Dat was, eh…, wat zal ik zeggen? Nou ja, het klonk totaal anders dan ik me herinnerde van de opnamedag. Bits en bites zijn ongenadig. Na troostrijke woorden van Petra durfde ik een dag later de proef-cd opnieuw in de speler te stoppen.
Het allerergste is soms ook het allerleukste. Toen het gebeurde, vond ik het heel erg. Nu is het een mooi verhaal.
Het bizarste commentaar ooit (tot nu toe) kreeg ik na een dienst in de Immanuëlkerk van vrijgemaakt Bunschoten-West. Ik had prettig gespeeld op het Van Eeken-orgel, een instrument naar mijn hart. Al begeleidend merkte ik wel dat de gemeente niet gewend was aan enige exactheid. Na de dienst kwam er een man naar me toe die (dacht ik) belangstellend vroeg waar ik vandaan kwam. Ik trapte erin.
Want ik zei: ‘Amersfoort’.
Hij zei: ‘Blijf daar maar.’
Peter Sneep (1962) is organist van drie vrijgemaakt-gereformeerde kerken in Amersfoort: de Kandelaar, de Schaapskooi en de Martuskerk. Hij componeert kerkmuziek en maakte daarvan een aantal cd’s. Orgelles kreeg hij van Hetty Koelewijn en Gerrit ’t Hart. In De Kandelaar is hij lid van de cantorij, die onder leiding van Harry van Wijk eens in de zoveel tijd aan de diensten meewerkt. Hij is radiopresentator bij de Reformatorische Omroep. Van 1986 tot 2014 werkte hij bij het Nederlands Dagblad. Hij is getrouwd met Petra en vader van Anna (2) en Manuel (1).
Peter je schrijft over een echtpaar dat in een dienst in Duitsland van de liederen alle coupletten hadden gezongen. Als organist van de Deutsche Evangelische kerk in den Haag ( al heel erg lang!) kan ik dit verschijnsel uitleggen. In de EKD kerk hangt het zingen (ook) nauw samen met de achtergrond van de Pfarrer. Als je een Reformatorische Pfarrer hebt dan is het zeer waarschijnlijk dat hij of zij slechts een aantal (zorgvuldig geslecteerde) coupletten kiest om te zingen en zelden of nooit meer dan hooguit 4 van een gekozen lied. Heb je daarentegen een Pfarrer met een meer Lutherische achtergrond dan is het gebruikelijk om gewoon alle coupletten van een lied te zingen ook al zijn dat er 8 of zelfs 12. Als dat laatste me overkomt dan bouw ik nog wel eens 1 of meer tussenspelen in om de arme zangers af en toe even rust te gunnen zodat ze weer op adem kunnen komen…. Met 12 coupletten is het ook soms lastig om bij te houden in welk couplet je op enige moment bent en dan met name aan het eind. Was dit nu het laatste of een-na-laatste couplet? Maar daar heb ik iets op gevonden. Bij de laatse regel van het couplet kijk ik even naar beneden of er al iemand zijn gezangboek dicht slaat. Zo ja dan is het duidelijk het laatste couplet en zo niet dan zet ik gewoon weer in voor het volgende (laatste) couplet. Het paar dat naar Duitsland was geweest had daar, naar mijn bescheiden mening, vrijwel zeker een Lutherisch georienteerde Pfarrer meegemaakt. Verschil moet er zijn.
Dag meneer Faddegon, Dank voor uw aanvulling. Ik heb meermalen diensten in de EKD meegemaakt, waar altijd liederen in hun geheel werden gezongen. Kennelijk heb ik dus altijd een Lutherische Pfarrer getroffen. De laatste keer was in de Neanderkirche in Düsseldorf. Daar werd heel erg goed gezongen en gespeeld. Als ik zelf een lied met veel coupletten moet begeleiden, lees ik altijd de tekst mee (anders ook trouwens). Gaat nooit fout. Hartelijke groet, Peter
Ik geniet wekelijks van uw columns over uw orgelbelevenissen. Hartelijk dank hiervoor.
Ja, dan vinden dominees de tekst te droevig, of te confronterend. En dat zijn juist teksten waar je als organist wat mee kan. Ik begeleid liever ellende en droefenis dan alleen maar lofliederen.
En die reacties… In een andere kerk (dan de kerk waar ik tegenwoordig) speel dacht ik soms dat ik, eenmaal beneden gekomen, wel zou worden ontslagen, omdat ik me niet had kunnen beheersen en dat Evangelische Lied wel zo ontzettend banaal had begeleid, en dan kreeg ik juist de meeste complimenten: ‘Hij haalt er wat uit!’.
Lees overigens wekelijks met veel genoegen deze column.