In de column ‘RE: gister’ deelt organist, componist, cantorijlid en journalist Peter Sneep op in zijn ervaringen vanaf de orgelbank (en soms de pianokruk). De wederwaardigheden van de afgelopen zondag van de begeleider in drie Amersfoortse kerken zullen dan veelal het onderwerp zijn van deze column. Als het even kan wekelijks op maandag. Deel 41 – Lexicon 2.
Iedereen krijgt graag complimenten. Organisten soms ook. Maar sommige complimenten werken averechts. Of ze slaan nergens op, of ze zijn onbedoeld kwetsend. Vandaag het tweede deel van het ‘lexicon van de verboden orgelcomplimenten en -uitspraken’.
‘Ik wist niet dat het in het orgel zat.’ Categorie: ‘Moeilijk’
Het is een mooi compliment. Je hebt ergens gespeeld waar je nooit eerder bent geweest. Je doet gewoon je ding. Na afloop van het concert of de kerkdienst kom je van het orgel en dan zegt iemand het. ‘Mooi gespeeld, man!’ Je krijgt een warme handdruk. ‘Ik wist niet dat het allemaal in het orgel zat.’ Ik heb dan altijd de neiging om te vragen: ‘Jullie weten toch wel wat voor orgel jullie destijds hebben besteld?’ Of: ‘Nou, ik heb anders gewoon registers opengetrokken en toetsen ingedrukt.’
Nogmaals, het is echt een mooi en welgemeend compliment. Het moeilijke is, dat is er ook een vergelijkende ondertoon inzit. ‘Je speelt beter dan onze eigen organisten.’ Dat maakt het moeilijk.
En er is nog iets. Of je nu amateur bent of beroepsorganist: iedereen speelt met z’n eigen eigenheid en vanuit z’n eigen visie en vorming.
Een jaar of tien geleden was ik in St. Bride’s Church, Fleetstreet in Londen. In de kerk ontworpen door Christopher Wren, staat een groot doch onzichtbaar orgel. De pijpen staan achter de westmuur van het gebouw, het geluid komt de kerkruimte in door twee ronde gaten. De plaatselijke organist vertelde dat het eigenlijk vier of misschien wel meer orgels zijn. ‘Als hier een gastorganist speelt, hoor ik een totaal ander orgel dan wanneer ik erop speel’, zei hij.
Dat geldt niet alleen voor grote orgels. Twee zomers terug speelde Jos van der Kooy in De Kandelaar tijdens een trouwdienst van een van zijn leerlingen. In De Kandelaar wordt best vlug gezongen, maar Van der Kooy speelde (en wij zongen) bijna twee keer zo snel. Hij liet wonderbaarlijke uitkomende stemmen horen. En hij speelde Bach als uittrada in een moordend tempo. De kerkgangers waren na afloop dan ook verrukt over zijn spel. En buiten adem. Maar dat gaf niet, want het was een belevenis. En ja, ik wist niet dat het in het orgel zat. Maar tijdens de gemoedelijke nazit met Van der Kooy heb ik m’n mond daarover gehouden. Een orgel is nu eenmaal een veelzijdig instrument.
Het kan ook andersom. Soms hoor ik mensen op een orgel spelen waarbij ik denk: klinkt het ook zo beroerd als ik er op speel?
Dat kan ook weer andersom. Ik speelde een keer op een orgel dat dringend aan restauratie toe was. Tijdens de voorbereidingen maakte ik in mijn hoofd een lijstje met te vermijden toetsen, registers en registercombinaties, zodat het instrument nog een beetje acceptabel klonk. Na de dienst kwam de voorzitter van de commissie van beheer naar me toe met een prangende vraag. ‘Die opknapbeurt is toch helemaal niet nodig?’
Heeft u al lang les? Categorie: ‘Onnozel’
‘Heeft u al lang les?’ ‘Nee, ik speel vandaag voor het eerst.’
Er zijn natuurlijk organisten die heel lang les hebben gehad dat is te horen ook. Maar op een bepaald moment is het les krijgen voorbij en staat een musicus op eigen benen. De lessen stoppen, de muzikale rijping gaat verder. Steeds maar door. Totdat je bent uitgespeeld.
Ook dit compliment heeft andersomse kanten. Iemand die kennelijk mijn spel niet erg kon waarderen, vroeg een keer na de dienst: ‘Hoe lang moet je nog les hebben voordat je zo speelt als Feike Asma?’
Heeft u al lang les. Stel je voor dat je het aan Sietze de Vries vraagt, of aan Gerben Mourik. Heeft u al lang les? Of aan Wim van Beek, Jan J. van den Berg of Petra Veenswijk, Iveta Apkalna en Els Biesemans? Heeft u al lang les.
Of aan Jean Langlais?
‘Je bent een profeet op de orgelbank’ Categorie: ‘moeilijk’
Het schijnt dat prof. dr. Klaas Schilder heeft gezegd of geschreven over Jan Zwart: ‘Hij is een profeet op de orgelbank.’ Schilder is de voorman van de vrijgemaakt-gereformeerden. Het kerkelijk conflict waaruit in 1944 de vrijgemaakte kerken ontstonden, draaide voor een groot deel om zijn persoon. Deze Klaas Schilder was orgelliefhebber en een groot bewonderaar en vriend van (de muziek van) Jan Zwart.
Over Zwart verscheen in 1957 ter gelegenheid van de twintigste sterfdag een gedenkboek met als titel ,,Een profeet op de orgelbank’’. Ik heb het boek in mijn bezit – gekregen van mijn vader op 25 oktober 1986. In het boek staan bijdragen van ds. A.J. Kret, Feike Asma en Jan Zwart jr.
Klaas Schilder was al lang overleden toen het boek verscheen. Toch staat er een ‘Ten geleide’ van zijn hand in het boek. Het is een artikel dat de hoogleraar schreef in 1947, bij de tiende sterfdag van Zwart in het weekblad De Reformatie, dat ook vrijgemaakt was geworden
Mijn probleem met een profeet is, is dat die bijna altijd grote aversie oproept. Bijbelse profeten als Elia, Jeremia, Daniël, ze werden miskend, verguisd en afgedankt. Hun plek was woestijn, gevangenis en leeuwenkuil. Maar de mensen die ‘profeet op de orgelbank’ worden genoemd, worden omarmd, bewierookt en op handen gedragen. Andere koek dus.
Dat ze zo gewaardeerd worden, komt omdat ze aansluiten bij het bekende. Alleen op die manier kunnen ze een religieuze ervaring bij de luisteraar oproepen.
Overigens noemt Klaas Schilder in zijn enorm lange zinnen Jan Zwart niet alleen profeet, maar ook koning en priester op de orgelbank. Hij doet dat in overeenstemming met een bekend rijtje uit de catechismus die in 1563 in Heidelberg werd opgesteld. Het zijn grote woorden, mij zijn ze te groot en te pretentieus. Hymnoloog en musicoloog Jan Smelik zei ooit dat het werk van een organist pastorale kanten heeft. Daar kan ik beter mee uit de voeten. Dat is bescheidener.
Terzijde: Jan Zwart (1877-1937) werd 59 jaar. Precies even oud als de vorige week overleden John Scott uit New York.
Ken je Evert van de Veen? Categorie ‘Oeps’
Lang geleden. Tijdens een excursie, georganiseerd door Gerrit ’t Hart, bespeelde Harry van Wijk het orgel in het Gelderse dorpje De Glind in de buurt van Barneveld. Na afloop zaten Harry en ik in Harry’s auto, op weg naar het volgende orgel. Vlak voordat we wegreden, tikte een mannelijke excursiedeelnemer op het raampje. Harry draait het raam omlaag. ‘Mooi gespeeld’ zegt hij. En voordat Harry kan reageren, voegt hij eraan toe: ‘Ken je Evert van de Veen?’
Eigenlijk bedoelde hij: ‘Je speelt oersaai. Geef mij Evert van de Veen maar’. Of: ‘Wist je dat ik Evert van de Veen de beste organist vind?’ Of: ‘Leuk dat je van orgels houdt. Zullen we het over goede organisten hebben?’
Maar Harry kende Evert van de Veen niet. Het werd dan ook een beetje ongemakkelijk.
Maar wat voor complimenten kunnen dan wel?
In de jaren tachtig kreeg ik een wijze les van mijn ex-aanstaande schoonvader. Hij was organist van de vrijgemaakte kerk in Nijmegen. De Nijmeegse kerk was een verbouwd woonhuis en het orgel had drie stemmen, geen pedaal. Hij liet me vaak spelen – wat ik erg leuk vond – en als ik had gespeeld relativeerde ik na kerktijd tamelijk lomp al zijn complimenten.
Totdat hij zei: ‘Jij moet eens leren om complimenten in ontvangst te nemen.’
Dat is de kunst.
Dus lezer, vergeet deze column. En de vorige.
Peter Sneep (1962) is organist van drie vrijgemaakt-gereformeerde kerken in Amersfoort: de Kandelaar, de Schaapskooi en de Martuskerk. Hij componeert kerkmuziek en maakte daarvan een aantal cd’s. Orgelles kreeg hij van Hetty Koelewijn en Gerrit ’t Hart. In De Kandelaar is hij lid van de cantorij, die onder leiding van Harry van Wijk eens in de zoveel tijd aan de diensten meewerkt. Hij is radiopresentator bij de Reformatorische Omroep. Van 1986 tot 2014 werkte hij bij het Nederlands Dagblad. Hij is getrouwd met Petra en vader van Anna (3) en Manuel (1).