COLUMN RE: gister [ 44 ]

re: gister peter sneep

In de column ‘RE: gister’ deelt organist, componist, cantorijlid en journalist Peter Sneep op in zijn ervaringen vanaf de orgelbank (en soms de pianokruk). De wederwaardigheden van de afgelopen zondag van de begeleider in drie Amersfoortse kerken zullen dan veelal het onderwerp zijn van deze column. Als het even kan wekelijks op maandag. Deel 44 – Zal je niet te hard spelen?

Text Example

advertentie



 

In een week tijd kreeg ik die vraag twee keer: ‘Zal je niet te hard spelen?’ Allebei de keren in De Schaapskooi, allebei vlak voordat ik de orgeltrap zou beklimmen om te gaan spelen. Twee keer dezelfde vraag, maar de reden die erbij werd gegeven was verschillend.

 

Zaterdagavond was het een cantorijlid. Vlak voordat in De Schaapskooi een songs-of-praise-avond zou beginnen. Er was voor de avond flink reclame gemaakt, maar er waren maar zo’n dertig bezoekers, ongeveer evenveel als het aantal leden van de cantorij. ‘Zal je niet te hard spelen?’, zei ze. ‘Er zijn maar zo weinig mensen.’ Alsof ik altijd zo hard speel. Volgens mij valt dat wel mee.

 

Overigens was de avond een genoegen. Dat kwam mede omdat Geert Burgler, een van de organisten van De Schaapskooi, de afgelopen week de snoerenspaghetti op het orgelbalkon heeft weggewerkt. Ook heeft hij het lichtknopje verplaatst. Het zit nu bovenaan de ladder. Verder heeft hij antislipstrips onder het pedaal, de orgelbank en de latten onder de orgelbank. Hij mailde afgelopen zaterdagmiddag al aan de organisten van de Schaaps: ‘Het probleem van het wegglijden van het pedaal is hiermee verholpen. En hopelijk geldt dat ook van de bank.’ Hulde, hulde.

 

De eerste keer dat ik die merkwaardige vraag kreeg, was vorige week zondag. De dienst van de extra verzen bij ‘Lof zij de Heer de almachtige koning der ere’ waarover ik vorige week schreef. Het was een meneer die het vroeg. Hij zei: ‘Zal je niet te hard spelen?’

 

‘Hoezo?’

 

‘Weet je wat die opknapbeurt van het orgel heeft gekost?’

 

Zijn redenering was kennelijk dat een orgel minder slijt als je er niet te hard op speelt, of er voorzichtig mee omgaat. Misschien dacht de man dat een orgel een soort auto is, die bij hard rijden en wild gebruik uit elkaar trilt. Zoals een lesauto of een auto van een wegpiraat snel slijt.

 

Ik heb altijd gedacht dat een orgel zo wordt gemaakt dat het kan wat het kan. Toch? Zacht en hard. Mooi en lelijk. Romantisch of barok. Het is juist goed voor een orgel dat er veel op wordt gespeeld, zei afgelopen week Brigitte Linskens tegen een presentator van de Reformatorische Omroep. Zij is niet alleen lid van de Vereniging Beheerders Monumentale Kerkgebouwen (VBMK), ze is ook medeorganisator van het symposium Klinkend Erfgoed dat komende vrijdag plaatsvindt in de Grote Kerk van Alkmaar. Als ze had geweten dat een orgel van hard spelen stuk gaat, had ze het er zeker bij gezegd.

 

Twee jaar geleden pleegde orgelmakerij Reil groot onderhoud aan het orgel van de Martuskerk. Kort voordat de werkzaamheden begonnen, slaakte de dominee een verzuchting. ‘Is het echt nodig dat er zoveel geld aan het orgel wordt uitgegeven? Het orgel wordt haast nooit gebruikt.’ In zekere zin had (en heeft) hij gelijk. Een orgel wordt tijdens de kerkdienst weinig gebruik. Een dienst duurt (zeg maar) een uur en een kwartier en het orgel wordt daarvan ongeveer vijftien minuten bespeeld. Met in- en uitleidend orgelspel erbij misschien krap een half uur. Maar daarmee heb je het wel gehad. Je zou kunnen stellen: een kerk koopt een orgel voor drie ton en voor dat grote bedrag wordt het een uur efficiënt gebruikt.

 

Ik heb tegen de dominee gezegd: de meeste voorwerpen worden het grootste gedeelte van de tijd dat ze bestaan niet gebruikt. Dat geldt niet alleen voor orgels. Denk aan messen in de keukenla, de auto voor de deur, de deur zelf. De stoelen in je huis. Je wc. Echt, het geldt voor bijna alles. Voor mijn Mannborg-harmonium, voor mijn cd’s, mijn fiets. Uit de meeste ramen wordt meestal niet gekeken. Johann Sebastian Bach heeft het grootste gedeelte van zijn leven geen orgel gespeeld en niet gecomponeerd.

 

Het geldt ook voor kerkgebouwen. De meesten kerkzalen worden alleen op zondag gebruikt en een paar keer door de week met rouw- en trouwdiensten of avondgebeden. Voor de rest van de tijd staan ze maar mooi of lelijk te zijn, vrijwel altijd met de deur op slot. ’s Avonds worden de zalen gebruikt voor bijbelstudie en catechisaties.

 

Hoe vaak gebruik je een boor, een zaag, een hogedrukspuit of een ladder. Het zijn voorwerpen die je ook kunt delen. Zou dat ook met orgels kunnen? Mensen denken vaak dat orgels door de week niet worden gebruikt, maar er wordt heel wat op gestudeerd door de eigen organist en anderen.

 

Stel dat de heren Fama & Raadgever voor het orgel in De Schaapskooi in 1972 honderdduizend gulden (de in die tijd gangbare muntsoort) in rekening hebben gebracht. Het orgel staat er nu 43 jaar. Ofwel 15.695 dagen. Dat is per dag zes gulden voor een prachtig neobarok orgel. Kleinigheid.

 

En dan nog. Alles kost geld en we kunnen niks meenemen naar de eeuwigheid. Rollen dus met die euro’s. Maar ja, ik heb makkelijk praten, want ik hou van orgels.

 

De vraag van de man deed me denken aan de kostersvrouw van de vrijgemaakte kerk van Rotterdam-Delfshaven. Als jongen van een jaar of vijftien mocht ik daar door de week orgelspelen. Ik deed dat zoveel ik kon. Maar als de kostersvouw er was, moest je oppassen. Zij waakte als een terriër over het Verschueren-orgel en over de netheid op het orgelbalkon. Een keer ging ik samen met een ander jongen uit de kerk, die ook op het orgel mocht spelen. Hij ging alvast naar boven, ik praatte nog even met de kostersvrouw. Ook al was ze streng, ik mocht haar graag. M’n jonge collega begon alvast te spelen. Meteen nadat hij inzette, ontstak de kostersvrouw in woede. ‘Hij gaat niet goed met het orgel om, hij begint veel te hard! Je moet altijd zacht beginnen als je het orgel net hebt aangezet, dat is beter voor het orgel en voor de motor.’

 

De man in De Schaapskooi is dus de enige niet die dat denkt dat hard spelen niet goed is voor een orgel.

 

Ik vroeg haar hoe ze aan die kennis kwam. ‘Dat zegt Wim Roos’, de vaste organist.

 

Met gespitste oren wachtte ik de zondag erna op Wim Roos’ eerste tonen. Wat ik al verwachtte: flink hard.

 

 


Peter Sneep (1962) is organist van drie vrijgemaakt-gereformeerde kerken in Amersfoort: de Kandelaar, de Schaapskooi en de Martuskerk. Hij componeert kerkmuziek en maakte daarvan een aantal cd’s. Orgelles kreeg hij van Hetty Koelewijn en Gerrit ’t Hart. In De Kandelaar is hij lid van de cantorij, die onder leiding van Harry van Wijk eens in de zoveel tijd aan de diensten meewerkt. Hij is radiopresentator bij de Reformatorische Omroep. Van 1986 tot 2014 werkte hij bij het Nederlands Dagblad. Hij is getrouwd met Petra en vader van Anna (3) en Manuel (1).

4 Comments

  1. Beste Rik,
    Hoewel ik al lang in Amersfoort woon, ben ik niet op de hoogte van alle orgelgewoonten in de stad. Van de vele kerken in de stad hebben er maar drie of vier een vakorganist in dienst. In de overige kerken spelen amateurs. In de drie kerken waar ik speel – ik ben zelf ook amateur – mag iedereen die daarom vraagt door de week op het orgel spelen. De vraag krijg ik bijna nooit, helaas. Ik denk in de meeste andere kerken ook, ik heb nooit geluiden gehoord dat het anders was. Jammer dat dat in de Achterhoek kennelijk anders gaat.
    Het orgel verhuren is wat mij betreft een goed idee, al moet de huurprijs billijk zijn. De kerk is er om haar diensten aan te bieden aan alle mensen op de wereld en hoeft (dus) geen winst te maken.
    Hartelijke groet,
    Peter

  2. Leuk artikel. Even een vraagje : is het in Amersfoort en omgeving gebruikelijk dat amateur-organisten op het orgel mogen spelen (cq oefenen)? In het oosten van het land (Achterhoek) blijkbaar niet (wat ik wel jammer vind). Waarom een orgel niet verhuren zodat er een win-winsituatie ontstaat: het brengt extra geld in het laatje voor het onderhoud en de amateur-organist kan het resultaat van zijn werk eens op een echt kerkorgel uitproberen.

    Rik Eerdekens,
    Een amateur-organist

  3. Ja,maar die Wim Roos, die had natuurlijk al vroeg in de morgen voor de dienst zitten oefenen… Het orgel was al warmgedraaid… 😉

    • Nee, dat had hij niet. Wim Roos kwam altijd vrij kort voor de dienst binnen (via de achterdeur van de kerk). Hij woonde aan de andere kant van de stad en was bepaald geen ochtendmens. Het kerkgebouw was groot en de gemeente klein. Vrijwel iedereen kwam kort van te voren. Na de dienst improviseerde hij doorgaans nog lang. Soms wel een kwartier.

Reacties zijn gesloten bij dit onderwerp.