In de column ‘RE: gister’ deelt organist, componist, cantorijlid en journalist Peter Sneep op in zijn ervaringen vanaf de orgelbank (en soms de pianokruk). De wederwaardigheden van de afgelopen zondag van de begeleider in drie Amersfoortse kerken zullen dan veelal het onderwerp zijn van deze column. Als het even kan wekelijks op maandag. Deel 49 – Engeland.
Met mijn gedachten ben ik deze week in Engeland, het land waar ik eigenlijk thuishoor.
Mijn liefde voor Engeland begon opvallend genoeg in Duitsland. In 1992 ging ik voor het eerst met een orgelreis mee. De bestemming was het zuiden van Oost-Duitsland, het gebied rond Leipzig en Dresden. De reisleiders waren Gerco Schaap en de Duitse organist Martin Rost. Mooie orgels allemaal in dat gebied hoor, van Silbermann, Ladegast, Schuke, Trost. De reisgenoten waren ook leuk allemaal, vooral een groepje Zwitserse reisgenoten achterin de bus. Tussen twee haakjes: het was de tijd dat je in de bus mocht roken, op de achterbank. De Zwitserse orgelliefhebbers wilden dat gerook eigenlijk niet – een van hen was arts, als ik het me goed herinner –, behalve als je ze een leuk verhaal vertelde dat je zelf had meegemaakt. Ik rookte nog en heb ze veel verhalen verteld.
Maar aan het einde van die week werd de kiem gelegd voor mijn onvoorwaardelijke liefde voor Engeland. Gerco Schaap vertelde dat hij van plan was in 1993 een reis naar Londen te organiseren. Als we zin hadden, mochten we mee. Tegen betaling uiteraard.
Ik heb nog nooit een seconde spijt gehad dat ik ben meegegaan naar Londen. Alles klopte en alles was mooi. De orgels, de mensen, het landschap, de kerken. Maar het begon pas echt toen ik op zondag de eucharist had bijgewoond, en later de evensong. In mijn hoofd zat nog maar één gedachte: ik ben thuisgekomen. Hier hoor ik.
Sindsdien ben ik heel vaak met de orgelreizen van reisgezelschap The Beauty of the British Organ (of kortweg: de beautyclub) mee geweest. Die eerste eucharist van de eerste reis vond plaats in St Paul’s Cathedral. Ik moet bekennen dat ik mij van de muziek in die dienst niet veel meer herinner, maar de preek was zo kort en hilarisch dat ik hem helemaal heb onthouden. ‘Er zijn hier veel toeristen’, verkondigde de dienstdoende priester, ‘die allemaal een fototoestel bij zich hebben. Als uw rolletje vol is, brengt u het weg om het te laten ontwikkelen. Zo is het ook in de kerk. U komt hier om uw band met God te ontwikkelen. Thanks be to God.’
Na de dienst speelde de organist de Toccata uit de Suite Gothique van Léon Boëllmann. Het begon zacht en daarna volgde een crescendo. Ik kon mijn oren niet geloven. Iedere keer dacht ik: dit is het volle werk. Maar daarna werd het orgelgeluid toch weer sterker. En weer. En weer. Totdat bij de afsluitende akkoorden de hele wereld leek te zinderen van orgelklanken. Ik wist nog niets van sub- en superkoppels, laat staan van tuba’s en van de Dome Section.
Die middag was er nog zo’n levensgebeurtenis. In de rooms-katholieke Westminster Cathedral (niet te verwarren met de anglicaanse Westminster Abbey) kon het voor mijn gevoel alleen maar tegenvallen. Een orgel zonder pijpenfront, kan dat wat zijn? Maar ik verstomde bij de overrompelende eerste tonen van Healey Willans Introduction and Passacaglia. Dat dit bestond! Zo’n orgel en zulke muziek!
’s Avonds woonde ik voor het eerst een evensong bij in Westminster Abbey. Of was het Southwark Cathedral? Het maakt niet uit. Ik herinner me dat ik al bij de preces ontroerd raakte en dat de ontroering pas over ging toen we al lang weer in de bus zaten op weg naar het hotel. Dat ik in deze columns wel eens mopper op gewoonten van kerkgangers en vermeende rariteiten van dominees komt eigenlijk gewoon omdat ik Engeland mis.
Aangenaam en onaangenaam liggen tijdens zo’n reis dicht bij elkaar. Het leuke is dat je een week lang tussen mensen met dezelfde passie verkeert. Dat je ongegeneerd over orgels en orgelmuziek kunt praten zonder dat het mensen ergert of verbijstert is heerlijk. Tijdens de reizen heb ik geleerd dat er veel ergere freaks zijn dan ik. Echt veel erger. Ik houd het maar bij mezelf: ik wil het tijdens zo’n reis ook wel eens over andere dingen hebben.
Met een van de eerste reizen was er een oude meneer mee, die zonder het te weten een orgel was geworden. Ik stond met hem in de lift van het hotel. Onderweg was de hele orgelwereld besproken en beroddeld. Maar de orgelman wilde mij in de lift nog deelgenoot maken van een orgelgeheimenis. Hij kwam te dicht bij mij staan en fluisterde me samenzweerderig toe: ‘Weet u op welke bijzondere plek de knop van de tremulant van het orgel in Weingarten zit?’ Ik werd duizelig en dat kwam niet door de snelheid van de lift. ‘Dit is ook een beetje vakantie’, hoorde ik mezelf tegen de man zeggen. ‘Zullen we het gewoon een keer niet over orgels hebben?’ De man werd paars, in ieder geval innerlijk. ‘Ik praat de hele week niet meer met u’, bitste hij. Hij hield woord, wat ik wel kon waarderen. Hij is daarna nooit meer mee geweest.
Aan de reizen heb ik een aantal hele goede vrienden, leuke kennissen en zielsverwanten overgehouden. Elke nieuwe reis is eigenlijk een reünie van de vorige. Je hebt elkaar een jaar niet gezien en dan is daar opeens het weerzien op het Jaarbeursplein of NS-station Woerden. Gesprekken gaan verder waar ze een jaar eerder ophielden. Vriendschappen verdiepen zich. Met reisgenoot Freek klikte het zo goed, dat we samen improviseerden op de orgels van de kathedraal van Wakefield. Dat was geweldig.
Is alles leuk tijdens zo’n reis? Nee, maar wel veel. Het is heerlijk dat je niet hoeft na te denken over je bestemming. Daar zorgt buschauffeur Bill voor en de reisleiding. Gerco Schaap heeft een paar jaar geleden de organisatie succesvol overgedragen aan een aantal reisgenoten. Het is verrukkelijk om een week in een hotel te bivakkeren waar je lekker slaapt en waar elke ochtend het ontbijt klaarstaat. Het is heerlijk om een week lang elke avond uit eten te gaan, liefst bij de tandoori. Het is superleuk elke dag vier, vijf en soms wel zes verschillende orgels te horen. En het is heel erg leuk om soms zelf ook op een orgel te mogen spelen. Ik zelf speel dan liever op kleinere orgels – weet je wel hoe mooi een eenklaviers chamber organ zonder pedaal klinkt in een grote kerk? Maar een keer een reus onder je handen zoals York of Winchester of Truro is ook mooi.
De Anglicanen zijn vast blij met de beautyclub. Want de meeste deelnemers hadden de gewoonte de kathedraalshop leeg te kopen. Ik heb er zelf ook aan meegedaan en sleepte elk jaar stapels cd’s de Noordzee over. Zo leerde ik het jaar door chants, canticles, hymns, anthems en voluntaries kennen die ik tijdens de volgende reis weer in het echt kon horen. Zo ging ik houden van componisten als Edward Bairstow, Herbert Howells, Charles Villiers Stanford, Charles Wood en noem maar op.
Soms kwamen we bij orgels waarvoor we niet eens de Noordzee hadden hoeven oversteken. Zo kwamen we in Eton bij een orgel van Flentrop uit Zaandam en in Cheltenham bij een orgel van Blank uit Herwijnen terecht. Of bij een Klais in Bath of een Rieger in Oxford. Hoe mooi zulke orgels ook kunnen zijn, daarvoor komen we niet naar Engeland. We komen voor de beauty of the British organ. Niet voor het spul dat we thuis ook hebben.
Daarom was het ook zo’n grote teleurstelling dat tijdens ons laatste bezoek aan Chester het orgel van de kathedraal stuk was. We roken al onraad toen voor het begin van de eucharist een grand piano de kerk binnen werd gereden. En ja hoor, bij de mededelingen van de Dean and Chapter werd de angst bewaarheid. De geestelijke die de aanwezigen welkom heette, meldde dat de blaasbalg van het orgel het had begeven. Pas de volgende week zouden de longen van het orgel worden hersteld. Meteen daarna heette hij droogjes de groep organisten uit Nederland welkom. ‘They call their group ‘’The Beauty of the Britsh Organ’’.’ De Chesterse kerkgangers schaterden van leedvermaak.
Door allerlei omstandigheden ben ik de laatste vier keer, ook dit jaar, niet mee geweest. Maar in gedachten ben ik afgelopen zaterdag bij Bill in de bus gestapt. Dit jaar gaat de reis naar de omgeving van Portsmouth en Winchester. Dus als ik deze week de telefoon niet aanneem of niet op e-mails reageer, dan weet u waar ik ben.
Peter Sneep (1962) is organist van drie vrijgemaakt-gereformeerde kerken in Amersfoort: de Kandelaar, de Schaapskooi en de Martuskerk. Hij componeert kerkmuziek en maakte daarvan een aantal cd’s. Orgelles kreeg hij van Hetty Koelewijn en Gerrit ’t Hart. In De Kandelaar is hij lid van de cantorij, die onder leiding van Harry van Wijk eens in de zoveel tijd aan de diensten meewerkt. Hij is radiopresentator bij de Reformatorische Omroep. Van 1986 tot 2014 werkte hij bij het Nederlands Dagblad. Hij is getrouwd met Petra en vader van Anna (3) en Manuel (1).