In de column ‘RE: gister’ deelt organist, componist, cantorijlid en journalist Peter Sneep op in zijn ervaringen vanaf de orgelbank (en soms de pianokruk). De wederwaardigheden van de afgelopen zondag van de begeleider in drie Amersfoortse kerken zullen dan veelal het onderwerp zijn van deze column. Als het even kan wekelijks op maandag. Deel 50 – Buiten.
‘Nooit meer zal het licht van de kerk ’s avonds naar buiten stralen. Nooit meer zullen de klanken van het orgel langs de muren naar buiten zweven.’
Zoiets zei koster Van Mastrigt van de gereformeerde kerk aan de Tidemanstraat in Rotterdam in 1975 kort voordat het markante gebouw werd gesloopt. Ter gelegenheid daarvan werd hij geïnterviewd in De Havenloods, een bekend Rotterdams huis-aan-huisblad. Van Mastrigt had een scherpe waarneming gedaan: muziek die vanuit een kerk naar buiten komt, is betoverend.
Ik houd mijn oren ervoor open. Vorige week zondagmiddag ging ik mijn dagelijkse wandeling doen met zoon in de wandelwagen. Net op weg, kwam ik bij de Joriskerk Rien Donkersloot tegen. Hij had de tongwerken gestemd en ging voor de dienst om zes uur begon nog even een ommetje doen. Ik plande mijn wandeling zo, dat ik iets na zessen weer langs de Joriskerk kwam, in de hoop een flard op te vangen van het psalmgezang. Ik had geluk. Een psalm klonk op uit de kerk, niet luid, maar luid genoeg om het te herkennen. Psalm 48, een half vers. Dat moet vers 6 zijn geweest uit de berijming van 1773. Dat couplet wordt in kerken waar de oude berijming wordt gebruikt vaak gezongen na de geloofsbelijdenis. ‘Want deze God is onze God’.
Een paar weken eerder hoorden zoon en ik op dezelfde plek de tonen van Marco den Tooms nieuwe oratorium over Jozef.
Soms is wat je buiten hoort groots en meeslepend. Op 12 juni 2003 interviewde ik Flentrop-directeur Cees van Oostenbrugge. Het gesprek vond plaats in een soort hofje op het terras van een restaurant in Doesburg. We hadden prachtig uitzicht op het koor van de Martinikerk. Maar wat nog leuker was: we hoorden luid en duidelijk Leo van Doeselaar op het Walcker-orgel spelen. Dat orgel was ons gespreksonderwerp. Flentrop had de restauratie van het orgel voltooid en ’s avonds zou Van Doeselaar het instrument in gebruik nemen. Van Oostenbrugge was een vrolijke en spraakzame man, die een haat-liefdeverhouding met het orgel in Doesburg bleek te hebben. ‘Ik weet van dit orgel nooit precies waar de techniek ophoudt en het muziekinstrument begint’, zei hij. Ondertussen liet Van Doeselaar onbekommerd horen dat Walckers kunstwerk uit 1916 een en al muzikaliteit was.
Het Seifert-orgel in de Mariabasiliek van Kevelaer heeft de naam in het hele Duitse stadje te horen te zijn. Ik heb het orgel aanvankelijk alleen binnen gehoord. Tijdens een zomerfietstocht hoorde ik het vanaf buiten: de basilica-organist vermaakte voordat de mis begon de pelgrims met improvisaties over Marialiederen. Wat een overdonderend orgel! Een paar jaar later was ik deelnemer aan een excursie van de Stichting Samenwerkende Orgelvrienden Limburg (SOL). Organist Elmar Lehnen begon meer dan fluisterzacht en eindigde een kwartiertje later oorverdovend. De SOL is goed in maaltijden en de lunch in Kevelaer in een naastgelegen zaal smaakte dan ook goed. Na het eten kreeg ik mijn buitenervaring. Lehnen was het orgel aan het demonstreren voor een volgend groepje orgelliefhebbers. De deuren van de kerk stonden wagenwijd open en het plein voor de kerk was vervuld van orgelgeluid.
Toen ik een tijdje later weer in Kevelaer was om Wolfgang Seifen te horen, kreeg ik medelijden met de inwoners van de bedevaartplaats. Seifen ging he-le-maal los. Ongehoord. En ik genoot. Maar zou het alomtegenwoordige geluid van het immense orgel de Kevelaerders niet hun neus uitkomen?
Als je binnen zit, kun je je amper voorstellen dat er buiten de kerk ook nog iets gebeurt. Wie buiten loopt heeft geen idee dat er binnen mooie muziek wordt gemaakt. Daar zijn natuurlijk ook weer uitzonderingen op. In de trein op weg naar huis na een orgelconcert in de Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch zat ik starend naar het programmablad nog wat na te genieten. ‘Vond u het een mooi concert?’, vroeg opeens een jongen aan de overkant van het gangpad. Ik was een beetje beduusd. Maar ik was nog meer beduusd van zijn volgende vraag. Het eerste wat gespeeld werd, was dat van …’, en hij noemde de naam van een componist. ‘Ja’, zei ik, ‘dat klopt. Was jij ook bij het concert?’ ‘Eh…, ja en nee’, zei de jongen. ‘Ik wilde naar het concert, maar ik was net iets te laat bij de kerk. De deur was al dicht. Ik heb met mijn oor tegen de deur naar het concert geluisterd. Ik herkende niet alle muziek. En toen ik u met het programma zag, dacht ik, ik vraag maar even.’
Soms roept wat binnen gebeurt buiten verbijstering op. Ik zag dat in de Amersfoortse Langestraat op hetzelfde plekje waar ik later Psalm 48 van Donkersloot en Jozef van Den Toom hoorde. Binnen trad Kajem op in de Joriskerk. Voor wie niet weet wie of wat Kajem is: midden jaren tachtig maakte organist Klaas Jan Mulder samen met popartiest Ton Scherpenzeel arrangementen van klassieke (orgel)werken. Scherpenzeel, bekend van de band Kayak, speelde synthesizer inclusief beatbox, Klaas Jan Mulder het kerkorgel. Kajem was razend populair in christelijke kring en de concerten die Mulder en Scherpenzeel gaven waren in een mum van tijd uitverkocht. Ik had geen kaartjes, kon dus niet naar binnen en besloot, net als de jongen in ’s-Hertogenbosch, bij de kerk te gaan luisteren. Van de muziek was buiten niet heel veel te horen op de discodreun van de drumcomputer na en ook de bijbehorende lichtshow in alle mogelijke kleuren trok buiten op de straat de aandacht.
Twee pubermeiden fietsten voorbij en zagen de ronddraaiende en flitsende lichten en stapten af. ‘Kijk nou’, zei de een tegen de ander. ‘Ze zijn gek geworden in de kerk.’
Peter Sneep (1962) is organist van drie vrijgemaakt-gereformeerde kerken in Amersfoort: de Kandelaar, de Schaapskooi en de Martuskerk. Hij componeert kerkmuziek en maakte daarvan een aantal cd’s. Orgelles kreeg hij van Hetty Koelewijn en Gerrit ’t Hart. In De Kandelaar is hij lid van de cantorij, die onder leiding van Harry van Wijk eens in de zoveel tijd aan de diensten meewerkt. Hij is radiopresentator bij de Reformatorische Omroep. Van 1986 tot 2014 werkte hij bij het Nederlands Dagblad. Hij is getrouwd met Petra en vader van Anna (3) en Manuel (1).
Zo heb ik een paar jaar geleden een koninginnedagdagconcert, orgel en samenzangavond in Zaltbommel, Grote kerk bijgewoond. Soli Deo Gloria van Jaap Kramer zong ook. Er was een wisselzang van alle 5 de verzen van Psalm 43. Toen mocht het nog, er was 2400 man in de kerk! Mensen zaten op kussentjes gewoon op de grond. Bij de samenzang van vers 5 van Psalm 43 transponeerde Pieter Heykoop van de 2e regel naar de 3e regel ‘Dan zal ik juichend stem en snaren’. Er werd zo hard gezongen! Ik dacht echt dat het dak eraf ging! Het moet straten verder te horen geweest zijn!
Beste meneer Sneep, uw column roept een herinnering op van lang geleden toen John Vis van Canto di Vangelo een LP opnam in de Wilhelminakerk te Rotterdam. Addie de Jong speelde de 4e symphonie van Widor en ik ging ’s nachts naar huis en hoorde tot ver in de Oranjeboomstraat het orgel. Dat en het spel van Addie heeft een enorme indruk achtergelaten.