In de column ‘Dat waren nog eens tijden’ blikt verhalenverteller, organist en orgelliefhebber Bert Rebergen zo nu en dan terug op de orgelwereld van enkele decennia geleden. In deze aflevering van de column: Wat van ver komt, is lekker.
De schrijver Godfried Bomans vertelde eens hoezeer die zegswijze bij onze volksaard past. In ons eigen land zoeken velen de meest exotische restaurants op en gaan dus naar de Griek, de Japanner, de Argentijn, de Chinees en men laat het Balkanrestaurant evenmin links liggen. Echter, eenmaal op vakantie in het buitenland, zoekt de Nederlander dát restaurant op waar men een maaltijd serveert die het dichtst in de buurt komt van een onze eigen sudderlap met kruimige aardappelen.
Hoe het u vergaan is weet ik niet, maar in mijn ontwikkeling als orgelconcertbezoeker volgde ik in mijn jonge jaren veelal organisten van eigen bodem, maar naarmate de tijd voortschreed, verplaatste de aandacht naar organisten van over de grens.
Een motie van wantrouwen jegens onze eigen organisten? Nee, dat zou te kort door de bocht zijn. Je kende die buitenlandse organisten van je langspeelplaten en cd’s en je moest en zou zo’n organist eens tijdens een concert horen. Ze in hun eigen land beluisteren was in je jonge jaren geen optie.
Kwamen ze naar hier, dan greep je je kans.
Wie van u veerde niet op als in de concertaankondigingen namen als Jean Guillou, Michelle Leclerc, Jean Langlais, Daniel Roth, André Isoir, Anton Heiller, Odille Pierre, Francis Jackson, Marie-Claire Alain, Christopher Herrick, John Scott, Guy Bovet en vele anderen verschenen?
Verschrikkelijk jaloers kon je worden – en blijven – als oudere orgelfanaten je wisten te vertellen dat ze inmiddels overleden grootheden hadden gehoord in ons eigen land.
In veel gevallen voldeed de organist aan de hoge eisen die je, dankzij hun frequent afgespeelde geluidsdragers, aan hen stelde. Vooral de souplesse, het gemak waarmee men de lastigste muziek wist te spelen deed je van de ene in de andere verbazing vallen.
En dat soms op onze taaie mechanische instrumenten.
Zo zette Scott in Zwolle ooit een onvergetelijke Messiaen neer en improviseerde Guillou in de Bovenkerk van Kampen alsof hij op zijn eigen orgel speelde. Hij kreeg een lastig en uitdagend thema op, maar draaide er zijn hand niet voor om. Na afloop keek ik achter me. Daar zat de Bovenkerk-organist, Willem Hendrik Zwart. ‘Was dat thema van u?’, vroeg ik met enige twijfel.
Inderdaad bleek dit het geval.
In Helmond maakte Guy Bovet er een avondje cabaret van. Met onder andere zogenaamde anonieme werken – van eigen hand dus – vermaakte hij het publiek. Hij vertolkte een werk waarin te horen was hoe een processie werd overvallen door een orkaan én hij speelde een compositie waarin de roep van een koekoek herhaaldelijk voorbijkwam. Iedere keer werkte dat ‘Cucu!’ op de lachspieren. Toen het stuk voorbij was pakte iedereen het programma weer om te zien wat er zou volgen. Het publiek kon even ontladen en je hoorde het ritselen van de papieren programma’s en enig ander geroezemoes. Nadat het eenmaal stil was geworden en iedereen klaar was voor het volgende stuk, klonk er toch nog één keer ‘Cucu!’ door de kerk.
Hilarisch, al miste je na afloop wel een groot werk van bijvoorbeeld Bach of Franck op het program.
Tegenvallen kon het ook. De nodige gekoppelde klavieren op een Hollands orgel kunnen een hoop virtuositeit in de weg staan en dan restte in zo’n geval één conclusie: ‘Die organist moet je op zijn eigen orgel horen en nergens anders!’
Midden in de nacht zond de zender Sky Channel – eind jaren tachtig – een documentaire uit van Dame Gilian Weir. De videorecorder werd ingesteld en bij het later bekijken van de opname werden een collega-orgelvriend en ik aangenaam verrast door de, voor ons onbekende, organiste.
Hoe gelukkig waren we toen ze in de concertserie van de Nieuwe Kerk in Katwijk verscheen.
Een beroemde musicus horen is één, zo iemand ontmoeten is de slagroom op de taart!
Omdat Katwijk niet naast de deur lag, dronken wij nooit het, na afloop, aangeboden kopje koffie.
Bij mevrouw Weir maakten we graag een uitzondering.
Normaliter zwermen veel orgelbobo’s om zo’n beroemdheid heen, maar deze dame (én Dame) zat moederziel alleen aan haar tafeltje.
Zo kort daarvoor hadden we deze organiste leren kennen en nu zaten we met haar aan de koffie. Hoe voorkomend was ze en zo vriendelijk: ‘Waar hebben jullie mij op tv gezien? Sky Channel? Dat ik zelfs dáárop te zien ben!’
Waren veel Nederlandse organisten in die tijd behoorlijk afstandelijk, mevrouw Weir wekte de indruk ons al jaren te kennen.
Wat van ver komt is lekker. Misschien ligt het niet zozeer aan de kwaliteit van de maaltijd in het Nederlandse restaurant, maar speelt de houding van de bediening minstens zo’n grote rol.
Bert Rebergen (*1969) is vooral onderwijsman en verhalenverteller, maar orgelmuziek mag zich in zijn grote belangstelling verheugen, niet alleen passief maar ook in de praktijk. In 1988 werd hij organist in Veenendaal. Daar en daarbuiten bespeelt hij, tot de dag van vandaag, menig instrument. Sinds 2009 treedt hij als verteller en presentator op in het gehele land.