“Er wordt al genoeg gedreuteld, daarom heb ik mijn voorspelen beknopt gehouden.” Cor van Dijk stelt functionaliteit voorop in “Voor de Opperzangmeester”. Zijn koraalboek verschijnt eind volgende maand bij uitgeverij Cantique en bij Klavarskribo. Als handreiking aan enigszins gevorderde amateurs.
Wie: De belangrijkste taak van organisten binnen de protestantse kerken is het begeleiden van de samenzang. De te zingen psalmen of liederen worden ingeleid met een voorspel, waarna de verschillende verzen volgen, al dan niet in diverse zettingen gespeeld. Organisten die zelf niet of nauwelijks improviseren en harmoniseren zitten verlegen om bladmuziek. Ook om voldoende afwisseling te kunnen bieden. De afgelopen decennia kwam een stroom aan psalm- en liedbewerkingen op de markt. Van uitgebreide voorspelen tot intonaties. Er verschenen ook verschillende koraalboeken, waarin elke psalm van voorspel(en) en zetting(en) is voorzien. Soms bevatten ze daarnaast tussen- en naspelen bij iedere psalm.
Cor van Dijk (1953) is een van de mensen die tientallen psalm- en liedbewerkingen schreef. Hij komt nu met “Voor de Opperzangmeester”. Dit koraalboek telt circa 350 pagina’s en bevat van elk van de 150 psalmen een voorspel, een koraalzetting, een modulatie en een tweede koraalzetting in een andere toonsoort. Beide koraalzettingen zijn ritmisch getoonzet, maar ook bruikbaar voor de isoritmische samenzang.
Van Dijk begon zijn muzikale activiteiten als autodidact. Later volgde hij cursussen muziekleer en nam hij les bij Peter Eilander. Van 1970 tot 2006 was hij organist van de Oranjekerk in zijn woonplaats Rijssen. Hij werkt als manager operations bij softwarebedrijf Educator in Putten. Naast deze fulltime job houdt hij zich wekelijks zo’n dertig uur bezig met zijn hobby, het schrijven en uitgeven van muziek. Sinds 2002 runt hij samen met zijn vrouw Jansje de muziekuitgeverij Cantique. Naast bundels met psalm- en liedbewerkingen van eigen hand, bevat het Cantiquefonds orgel- en instrumentale werken van anderen. Bewust houdt Van Dijk het aanbod breed met muziek van barokke, romantische en eigentijdse snit. Maandelijks groeit het fonds met gemiddeld vijf uitgaven. De teller nadert het getal 375.
1. De laatste jaren zijn veel koraalboeken verschenen. Van de hand van Willem Hendrik Zwart, Dick Sanderman (twee keer), Leen Schippers en Jaap Niewenhuijse. Wat vormde voor u de aanleiding om een nieuwe uitgave aan die stapel toe te voegen?
“Er blijft altijd belangstelling voor voorspelen, want veel organisten hebben behoefte aan afwisseling. Maar een koraalboek? Lange tijd heb ik verzoeken om zo’n bundel te schrijven naast mij neer gelegd. Ik had niet het gevoel iets toe te kunnen voegen aan de bestaande boeken. Tegelijkertijd merkte ik dat mijn bundels met psalmen in twee toonsoorten bijzonder goed verkopen. Daarom ben ik begonnen een aantal psalmzettingen in twee toonsoorten te schrijven, zonder dit aan de grote klok te hangen. Toen er vijf gereed waren, heb ik ze een aantal mensen laten zien. Zij reageerden positief op mijn vraag of een bundel met 150 psalmen in twee toonsoorten levensvatbaar zou zijn. Daarom ben ik verder gegaan. Toen ik royaal over de helft was, maakte ik mijn initiatief wereldkundig. Inmiddels tekenden zo’n 500 mensen op het boek in.”
2. Welke uitgangspunten koos u voor het samenstellen van de bundel?
“Voorschriften over registratie, articulatie en metronoomcijfers heb ik achterwege gelaten. Er bestaan immers meerdere mogelijkheden om een stuk goed neer te zetten.
Qua moeilijkheidsgraad zit ik tussen Schippers en Sanderman in. Er zijn een paar uitschieters die wat meer studie vragen, maar daar staan stukken tegenover die ze in één keer weg spelen. Mijn stelregel is dat de enigszins gevorderde amateur het gros van mijn koraalbewerkingen na een paar keer doorspelen moet beheersen. Nog te vaak spelen organisten stukken die boven hun macht liggen, wat aarzelingen en fouten oplevert.
Mijn boek bevat bewust geen discantzettingen of zettingen met bovenstem, omdat een aantal amateurs daar moeite mee heeft.
Tenslotte moet mijn muziek herkenbaar zijn voor kerkmensen. Ik schat dat 90 procent van hen niet echt orgelminded is, in de zin dat ze echt voor orgelmuziek gaan zitten. Jammer, maar het is gewoon zo.”
3. Wat kenmerkt de muziek in “Voor de Opperzangmeester”?
“Ik schrijf in een romantische stijl, die sterk tegen die van Willem Hendrik Zwart en Feike Asma aanleunt. Één keer toonzette ik een psalm op een moderne manier met open quinten en dergelijke.” Lachend: “Omdat ik het gevoel had mijn publiek dit niet aan te kunnen doen, heb ik deze bewerking toch maar geromantiseerd. Koraalboeken met strikte, dan wel eigentijdse drieklanken zijn er al genoeg.
Dé mogelijkheid om qua voorspelen te variëren, ligt in het hanteren van verschillende vormen, als een brede, symfonische opzet, een trio, een aria, een fuga, een canon en soort passacaglia. ”
4. Op Klavarorganist.nl omschreef iemand uw koraalzettingen als kruidig. Ook vielen de woorden “sambal” en “peper en zout”. Waar duiden dergelijke typeringen op?
“Koraalzettingen met behoorlijk wat septiemakkoorden. Sommigen vinden dat dit wel wat minder had gekund, maar zoiets blijft een kwestie van smaak. Eerlijk gezegd vond ik kiezen van een richting voor de harmonisaties het lastigst.”
5. De bundel bevat enkel voorspelen en modulaties. Naspelen ontbreken. Is dat een bewuste keus?
“Ja, een naspel heeft geen functie. De snoepjes worden meestal toch tijdens het zingen van de laatste psalmregel uitgedeeld. Toen ik nog organist was, hield ik het bij hooguit twee à drie akkoorden.”
6. Er blijkt behoefte aan modulaties. Hoe reëel is het gevaar dat organisten te pas en te onpas van deze mogelijkheid gebruik gaan maken als zij een boek met honderdvijftig modulaties in handen krijgen?
“Ik ga in de bundel meestal een halve toon, regelmatig een toon en soms anderhalve toon hoger. Zo’n modulatie kan functioneel zijn. Toch was ik er zelf terughoudend in, ik ben niet zo’n moduleerder. Elke gemeente zingt goed tot een bepaalde toonhoogte. Houd daar rekening mee, anders gaan mensen schreeuwen. Het koraalboek is niet geschreven tot meerdere eer en glorie van de organist, waarmee hij als het ware kan laten horen dat hij het moduleren machtig is.”
7. De meeste voorspelen zijn rustig qua opzet en dragen een meditatief karakter. Welke eisen stelt u aan kerkmuziek?
“Kerkmuziek bezit als het goed is een zekere statigheid. Gehuppel en gehijs met de linkerhand moet een organist maar voor een concert bewaren. Dit sluit geen toccatavorm, geen blijdschap en vrolijkheid uit, maar kerkmuziek dient wel binnen bepaalde oevers te blijven.
De speelwijze bepaalt veel. Plechtigheid en eerbied, hoeven de vreugde niet in de weg te staan. Bij “Ik roem in God, ik prijs ’t onfeilbaar woord” (Psalm 56) mag het dak best een beetje van de kerk. Niet alle spontaniteit hoeft gesmoord te worden.
In losse bundels bestaat de mogelijkheid een bewerking aan te laten sluiten bij bepaalde psalmverzen. In een koraalboek moet je echter een gemiddelde zoeken bij psalmen als Psalm 89 waarin zowel momenten van lof, als strofes over de kortheid van het leven voorkomen. Ik koos bij deze psalm voor een triovorm, die los én gedragen gespeeld kan worden.
Een voorspel mag nooit enkel sfeertekening zijn. Het woord “voorspelen” zegt toch genoeg? Elke inleiding dient een deel van de melodie te bevatten, bij bekende psalmen eventueel ietwat versluierd. Wat mij betreft zijn in een bewerking de eerste of de eerste twee regels te horen en niet de eerste en de laatste regel.” Lachend: “Natuurlijk is stoppen met de laatste regel het gemakkelijkst omdat je automatisch in de juiste toonsoort belandt, maar wat hebben kerkgangers aan een slotregel als ze aansluitend beginnen met het zingen van de eerste regel van een psalm?”
8. “Het valt niet altijd mee mezelf tot creativiteit te dwingen. Soms smijt ik na een half uur het potlood in de hoek. Maar de volgende dag begin ik gewoon weer opnieuw”, zei u enkele jaren geleden. Deze klus klaarde u in vijf maanden, 116.452 noten in totaal. Veel tijd om met proppen papier te gooien, moet er niet geweest zijn. Kregen bewerkingen de tijd om te bezinken?
“Als ik een klus begin, wil ik hem afmaken. Niet alleen bij het schrijven van muziek, maar ook bij schilderwerk of tuinieren. Dat geeft een bepaalde drang en onrust.
Ik kon mij ook in die vijf maanden veroorloven papieren weg te gooien. Ik ben vrijwel elk voorspel opnieuw begonnen. Van veel psalmen hebben drie à vier schetsjes bestaan. Als het componeren een dag niet lukte, ging ik domweg geslaagde kladjes uitwerken achter de computer. Wanneer een voorspel niet van de grond kwam, begon ik aan een koraalzetting.”
9. Hoeveel last had u bij het samenstellen van de bundel van overbekende psalmbewerkingen? Spelen die tijdens het componeren door het hoofd?
“Ja, maar ik waak ervoor plagiaat te plegen. Toch kan ik het niet laten nu en dan een knipoog naar bekende werken te geven. Naar “The Harmonious Blacksmith” van Händel (Psalm 75) en naar Psalm 42 van Asma (Psalm 56) en naar ”De Heilige Stad” (Psalm 25). Ik voel mij nog het meest thuis bij de belijnde werken van Mendelssohn, bij zijn sonates en preludia en fuga’s. Bach staat zo hoog dat er geen eer aan te behalen is om hem na te doen. Ik gebruik wel eens min of meer onbewust een thema van een klassiek werk en ga daar vervolgens mijn eigen gang mee.”
10. Hoe kijkt u over twintig jaar terug op dit project?
“Geen idee. Ik beschouw “Voor de Opperzangmeester” niet als een monumentale uitgave en als mijn levenswerk. Ik wil organisten een handreiking bieden. Ik hoop dat ze er iets aan hebben. Niet meer en niet minder.” [GERT DE LOOZE]
“Voor de Opperzangmeester” kost € 49,95. Na het verstrijken van de inschrijvingstermijn gaat de Klavarskribobundel een tientje omhoog.
[button link=”http://www.orgelshop.nl/orgelnieuws” target=”_new” style=”large” title=”BESTELSERVICE”][/button]
Meer info
www.cantique.nl
Klik hier voor meer afleveringen in de rubriek Tien vragen.
Wilt u reageren? info@orgelnieuws.nl
© 2009 www.orgelnieuws.nl