Ik stel deze vragen bewust aan het begin van dit artikel, omdat de mate van succes van een orgelserie mede afhankelijk is van de onderlinge eensgezindheid van de organisatie. Het gezegde “een keten is zo sterk als zijn zwakste schakel” gaat zéker op voor de organisatie van orgelconcerten. Er hoeft maar één onwillige koster te zijn, één dominant commissielid of een invloedrijke vrijwilliger, en de hele organisatie staat op scherp.
Zoals gezegd bestaat er geen ‘modelformule’ voor het organiseren van orgelconcerten. De mate van succes (c.q. hoeveelheid publiek) is niet echt voorspelbaar. Toch zijn er elementen die op zijn zachtst gezegd van invloed zijn op het succes. Ik stel ze vragenderwijs onder bepaalde noemers aan de orde.
Artistiek beleid
Wie bepaalt welke organisten worden gevraagd (en in welke volgorde) voor een concertserie? Worden de namen in gezamenlijk overleg vastgesteld? Hoe belangrijk is hierbij de rol van de vaste organist, wanneer deze deel uitmaakt van het organiserend comité? Heeft hij of zij een beslissende stem of een ‘vetorecht’? Hoe wordt gehandeld bij ‘aanbiedingen’ van organisten of ingekomen verzoeken? Wordt er rekening gehouden met de wens van het publiek bij de samenstelling van een nieuwe serie? In een Amsterdamse kerk werd enkele jaren geleden bij het programma een enquêteformulier uitgereikt waarop de bezoekers hun voorkeuren ten aanzien van tijdstip, toegangsprijs, organist en repertoire kwijt konden. Op zichzelf een goede zaak, wanneer er tenminste iets met de uitkomsten wordt gedáán …
Hoe staan organisatie en publiek tegenover de vorm van het concert? Worden het orgel-solo-concerten of worden er ook vocale of instrumentale solisten bij betrokken? Voor velen ‘hoeven’ solisten niet (“leidt alleen maar af van het orgel”), anderzijds bereik je hiermee wél een breder publiek, en dus meer mensen.
Wie ‘vraagt’ vervolgens de gekozen organisten en eventuele solisten en wie coördineert de programma’s? Het is niet leuk om in één seizoen tweemaal hetzelfde grote werk van Liszt te horen, tenzij je ervan houdt om uitvoeringen te vergelijken.
Steeds meer organisaties gaan ertoe over om een thema centraal te stellen, zoals ‘de koraalfantasieën van Max Reger’ of ‘oude muzikale vormen opnieuw inhoud geven’. Werken we met losse programma’s of maken we een programmaboekje (in dat geval moeten alle programma’s al ver van tevoren bekend zijn)? Wie zorgt voor toelichtingen? In een programmaboekje kun je veel kwijt en het kán ‘klantenbindend’ werken om van tevoren de programma’s te kunnen inzien.