Vijf sterren voor de cd van de maand maart: Sietze de Vries bespeelt de orgels van Southern University te Collegedale (USA). Brombaugh Organ 7th day Adventists church & Brombaugh Organ Ackerman Auditorium.
Es ist das Heyl uns kommen her (Weckmann); Mit Fried und Freud ich fahr dahin BuxWV 76 (Buxtehude); Passacaglia d-moll BuxWV 161 (Buxtehude); Partita ‘God is my song’ – Psalm 124 (De Vries); Koraalfantasie Psalm 118 (De Vries); Toccata XX in C (Sweelinck); Psalm 23 ‘Mein hütter undt mein hirtt (Sweelinck); Brande Champanje (Van Soldt man.); Brabanschen ronden dans ofte Brand (Van Soldt man.); Merck toch hoe sterck (De Vries); Psalm 19 (De Vries); Fantasia (De Vries); Fantasia en Fuga op de naam Anton Heiller en Bach – A-H-B-A-C-H (De Vries).
Label: JBS Records
Nummer: JSB0101117 – 2CD
Speelduur: CD1: 76’48”, CD2: 63’20”
Boekje: 23 pagina’s (N, E, D)
Prijs: van € 19,95
Muzikale interpretatie * * * * *
Programmakeuze * * * * *
Keuze van de instrumenten * * * * *
Kwaliteit van de opname * * * * *
Informatie in het boekje * * * * *
Grafische vormgeving (cd, boekje) * * * *
De vermaardheid van Sietze de Vries als improvisator kent geen grenzen. Daarvan getuigt de dubbel-cd die hij in Tennessee, aan de overzijde van de oceaan, volspeelde. Daar bouwde Brombaugh & Asssociates twee fraaie orgels voor Zevende-dags Adventisten. John Brombaugh, de Amerikaanse nestor van de historiserende orgelbouw, liet zich daarbij vooral inspireren door de Noord-Duitse instrumenten uit de zestiende en de zeventiende eeuw. En dat geldt evenzo voor Sietze de Vries. Een ideale combinatie die hoge verwachtingen van de in een fraaie omhulling gestoken muzikale productie doet koesteren.
De kerkzaal van de Adventisten telt maar liefst 2.000 zitplaatsen. Het in 1986 opgeleverde Brombaugh-orgel heeft dan ook een forse dispositie: 12 stemmen op het Great, 15 op het Positive, 16 op het Récit Expressive, 11 op het Brustwerk en 15 op het Pedal. De benamingen van de werken doet een mengeling van orgelstijlen vermoeden, en dat is ook zo. Hoewel het orgel in zijn totaliteit geënt is op het Noord-Duitse barokke orgeltype, is er een Frans-romantisch getint Récit Expressive aan toegevoegd om het instrument een meer universeel karakter te geven. Sietze de Vries vind dat “deze aanpassingen zich hier wonderwel laten combineren.”
CD 1
Trefzeker verklankt De Vries de polyfone puzzel van Matthias Weckmanns “Es ist das Heyl uns kommen her” verdeeld over zeven verzen. Wat een transparante en tegelijk monumentale klank bezit dit orgel. De ruime maar niet overdadige akoestiek draagt daaraan ook zeker bij. Eervolle vermelding verdienen zeer fraaie solostemmen, zoals de hoornig klinkende Cornet 2’ als c.f. in het pedaal. Charmant en beweeglijk zijn de viervoets fluiten in de Quartus Versus. De Posaune 16’ in Septimus et Ultimus Versus ondersteunt effectief de krachtige Noord-Duitse plenumklank. In de slotmaat voegt De Vries daar de Posaune 32’ aan toe, om de gewenste ultieme Gravität te bereiken. Gemengde gevoelens heb ik bij het dit in de laagste regionen klappertandende register. Naar mijn perceptie produceert dit tongwerk in deze ruimte onder de G geen muzikale toon meer, valt uiteen in een los geklepper. In het -volgens voorschrift- met plenumregistratie gespeelde openingsdeel, de Primus Versus, zorgde deze Posaune minutenlang voor een onrustige ondergrond die de gewenste Gravität eerder ondermijnt dan versterkt.
In Buxtehudes “Mit Fried und Freud ich fahr dahin“ laat de Vries veel poetische klankcombinaties horen. Zo ontroert de Vox Humane 8’ met zijn klagelijke klank in het laatste deel van deze treurmuziek, die Buxtehude componeerde ter gelegenheid van het overlijden van zijn vader. Eveneens van deze componist vertolkt Buxtehude de bekende Passacaglia in d-moll. Goed gearticuleerd en vriendelijk geregistreerd. Misschien iets te vriendelijk omdat in de slotmaten niet op een duidelijke climax is aangestuurd.
En dan komen de improvisaties, een ambacht dat Sietze ook hier weer met “schwung” bedrijft. Eerst in de vorm van een partita over “God is my Song”, op de melodie van Psalm 124, gevolgd door een eveneens lange improvisatie over Psalm 118. De krachtige en verzadigd klinkende Cornet van het hoofdwerk, maar liefst zeven sterk, toont zich een ideaal c.f.-register om de community de toon in de mond te leggen. Origineel is ook de inbreng van het tingelende Glockenspiel dat De Vries gebruikt als omspeling van de Trechterregal 8’ van het Positive.
Sietzes improviseerwerk is herkenbaar maar tegelijk ook altijd weer verrassend en boeiend.
CD 2
Totaal anders is het Brombaugh-orgel in het auditorium van de plaatselijke universiteit. De Vries bespeelt het op de tweede cd. De begaafde orgelbouwer gaf hier het renaissance-klankconcept van een zeventiende-eeuws Noord-Duits orgel op voortreffelijke wijze gestalte. Met de toevoeging van sub-semitoetsen kunnen verschillen tussen bij voorbeeld de cis en de des in de middentoonstemming adequaat worden weergegeven. Het vijftien stemmen tellende instrument heeft een bijzonder borstwerk met een permanent sprekende Regal 8’ en een Holquinta 3’ in de discant. Met kennelijk genoegen registreert De Vries dit zeer karakteristieke, en mede door de ademende windvoorziening hoogst sensitieve tongwerk. Het nasale gesnater contrasteert heel fraai als begeleiding van de met een Prestant gespeelde melodie van Psalm 19.
Ook in de andere improvisaties, o.a. over “Merck toch hoe sterck”, laat De Vries merken, hoezeer hij vanuit het specifieke karakter van dit orgel denkt en speelt. En dat geldt niet minder voor de geprogrammeerde werken, twee stukjes genomen uit het Van Soldt Manuscript en van Sweelincks Toccata XX in C en variaties over Psalm 23.
De tweede schijf wordt besloten met een grote Fantasia en Fuga over de namen Anton Heiller en Bach (AHBACH) gespeeld op het grote orgel in de kerkzaal van de Zevende-dags Adventisten. Dat instrument werd in dankbare herinnering aan Anton Heiller, bij wie de organiste Judy Glass orgelles heeft genoten, vernoemd naar deze Weense grootmeester. De Vries exposeert hierin op voortreffelijke wijze de orkestrale klank van het veelzijdige instrument.
Met bovengemiddeld genoegen heb ik deze cd’s genoten. Het oeuvre was afwisselend en de muzikale interpretatie inspirerend. De monumentale gravität en muzikale poëzie, die beide Brombaugh-orgels uitstralen, zijn van zo’n hoog niveau dat het niet alleen puur proevend luistergenot oplevert, maar dat zelfs menig orgelbouwer hier zijn voordeel mee kan doen.
De opname is glashelder en geeft alle details goed door. De bijgevoegde documentatie geeft voldoende achtergrondinformatie en als extra worden de registraties van de gespeelde werken vermeld. JSB records is met deze productie weer een zeer aanbevelenswaardige aanwinst rijker.
© 2008 www.orgelnieuws.nl