‘Het orgel als monument beschermen en koesteren is kortom mijmeren over wat verloren is gegaan of dreigt te gaan, maar het biedt geen toekomst.’ Dat stelde mr. Piet Hein Donner, vice-president van de Raad van State, afgelopen zaterdag tijdens de openingsmanifestatie van de Nationale Orgeldag 2013 in Elburg. In zijn toespraak deed hij ook de suggestie de bijeenkomsten in de Ridderzaal op te luisteren met orgelmuziek. Op orgelnieuws.nl is zijn volledige toespraak nu te lezen.
Orgel – instrument of monument?
Toespraak door de vice-president van de Raad van State, mr. J.P.H. Donner, ter gelegenheid van de landelijke openingsmanifestatie van de Nationale Orgeldag 2013 op zaterdag 14 september 2013
Het is vandaag Open Monumentendag en het is Nationale Orgeldag. Ik ben vereerd met het verzoek de Nationale Orgeldag te openen. Aan deskundigheid heb ik dat niet te danken. Misschien hangt het samen met het feit dat de Raad van State een van de weinige staatsorganen is dat over een eigen orgel beschikt. Een Bätz-orgel dat door Willem II werd geïnstalleerd in de Gotische zaal, de museumzaal die hij had bestemd voor zijn uitzonderlijke schilderijencollectie: Rembrandt, Michelangelo, Da Vinci. De schilderijen hangen nu vrijwel allemaal in de Hermitage in Sint Petersburg, maar het orgel is na veel omzwervingen in 1990 opnieuw in de Gotische zaal geplaatst. Daar wordt het met grote regelmaat gebruikt. Ook vandaag; in het kader van Open Monumentendag en Nationale Orgeldag zal het in Den Haag te bezichtigen en te beluisteren zijn.
De combinatie van Nationale Orgeldag en Open Monumentendag legt een associatie tussen het orgel en monumenten. Daar is niets mis mee. Het orgel is een monument. De oudste voorloper van het orgel zou al meer dan 2200 jaar geleden zijn uitgevonden. In zijn huidige vorm is het orgel al sinds de 14e eeuw bekend. Tot de industriële revolutie was het orgel, samen met de klok, het meest complexe door mensen gemaakte apparaat.
Monument
Het orgel is niet alleen als zodanig een monument. Vele orgels zijn monumenten in eigen recht. Monumenten van wat sinds de hervorming een orgelcultuur is geworden; een volkscultuur. Sinds de zevende eeuw doet het orgel dienst als liturgisch instrument en als begeleiding van de kerkzang. Schilders uit de Middeleeuwen suggereren dat het orgel zelfs dienst doet in de hemel als de engelen Gods eer zingen. Generaties werden opgevoed met de zondagse gemeentezang, begeleid door orgelmuziek. Voor de oorlog was het orgel vermoedelijk het meest breed onder het publiek bekende muziekinstrument. Het orgel is kortom meer dan monument, het is een cultuurmonument, het is cultureel erfgoed.
Mozart noemde het orgel de koning van de muziekinstrumenten. De omvang van het orgel draagt daaraan bij. In de loop van de eeuwen heeft het orgel een steeds grotere omvang gekregen. Er zijn orgels met 16.000 pijpen of meer. Er zijn orgels die het geluidsvolume produceren van twee of zelfs meer symfonieorkesten. Dat zijn orgels die niet alleen zelf enorme afmetingen hebben, maar die ook een enorme ruimte behoeven om tot hun recht te komen. Er is voor zover ik weet maar een instrument met grotere afmetingen dat een nog grotere ruimte behoeft: het klokkencarillon.
Feiten die u waarschijnlijk alle bekend zijn. Ik sta voor eigen parochie te preken. Maar kennis vermeerdert smart. De kennis van de pracht en rijkdom die we hebben, vergroot de zorg om wat verloren dreigt te gaan. De orgeldag dit jaar valt samen met de opening van het Elburgs orgelmuseum en met het veertigjarig jubileum van Stichting tot Behoud van het Nederlandse Orgel. Het wijst zowel op liefde voor het instrument als zorg omtrent de toekomst daarvan. In zijn boek ‘Landschap en herinnering’ beschrijft Simon Schama hoe de beweging tot natuurbehoud in de negentiende eeuw opkwam toen de natuur en het landschap die men wilde behouden, in Europa vrijwel verdwenen waren. Voordien wilde men de natuur niet behouden, maar bedwingen en terugdringen omdat zij als bedreigend werd ervaren. Denk maar aan alle sprookjes waarin het bos een bedreiging is. Zo gaat het steeds. We zetten ons in voor het behoud van iets op een moment dat dit al hard aan het verdwijnen is. Zo ook waar het het behoud van het orgel en de orgelcultuur betreft. Een orgeldag; in mijn jeugd zou het ondenkbaar zijn geweest. Het was iedere zondag orgeldag en je mocht er die dag zelfs twee of drie keer van genieten, hoewel we dat toen niet steeds als voorrecht wisten te waarderen.
Secularisatie
Het orgel is dan wel volgens Mozart de koning der instrumenten; orgels dreigen nu ook de dinosauriërs van de muziekinstrumenten te worden. Orgels en de orgelcultuur verdwijnen in snelle vaart als gevolg van een ingrijpende verandering in de leefomgeving waarin ze zo groot zijn geworden: de kerk. Het orgel is groot geworden door het gebruik in de kerk. Paus Vitalianus zou in de 7e eeuw het gebruik van het orgel in de kerkdienst hebben geïntroduceerd. Dat waren nog niet de imposante bouwwerken die we nu kennen. Tot de 15e eeuw – ik verwees al naar middeleeuwse schilderingen – was het orgel nog relatief klein en draagbaar of verzetbaar. Maar het orgel is met de kerk en de kerken meegegroeid en daarnaar gaan staan. Dat is nog versterkt in protestantse kerken, waar het orgel doorgaans het enige ornament is.
De kerkdienst vormde ook de voedingsbodem voor de orgelcultuur. Het orgel past mogelijk in het bijzonder bij de Nederlandse volksaard, met sombere, soms grommende ondertonen, veelstemmigheid in de middentonen en de mogelijkheid deze lichtvoetig te overstemmen in de boventonen. Maar zonder de wekelijkse kerkdienst was de orgelcultuur niet ontstaan. Daardoor was het een volkscultuur. Via de kerkdienst verversten zowel het publiek als de spelers zich; de jeugd kwam wekelijks met orgelmuziek in aanraking en in alle kerken waren organisten nodig.
Gevolg van dit alles is echter ook dat de kerk steeds meer de enige habitat van het orgel is geworden. Orgels vindt men ook nog in de concertzalen van de 19e en 20e eeuw, maar daarbuiten zelden. Zoals gezegd de Raad van State is een van de heel weinige overheidsinstanties met een eigen orgel. Het orgel is kortom in een culturele habitat geschoten waarin hij eeuwen heeft kunnen gedijen en waar hij naar is gaan staan. Met de ontkerkelijking is deze natuurlijke habitat van orgels nu in snel tempo radicaal aan het veranderen en verdwijnen. De ontkerkelijking neemt in onze tijd dramatische vormen aan in Nederland. Het Sociaal Cultureel Planbureau houdt ons regelmatig op de hoogte van de statistieken. Maar die zijn niet nodig; men ziet het in het landschap om ons heen. Minder op het platteland dan in de grote steden. Daar worden de kerkgebouwen in snelle vaart afgestoten, of van bestemming veranderd. De Vinex-wijken zijn gebouwd zonder voorziening voor kerkgebouwen. Iets wat vijftig jaren eerder tijdens de wederopbouw volstrekt ondenkbaar zou zijn geweest.
De omslag is snel gegaan. Nederlanders hebben een radicale karaktertrek. We zijn wat behoudend, maar als we van opvatting of gedrag veranderen dan doen we dat ook grondig; de culturele revolutie, de seksuele revolutie, de morele revolutie, enzovoort. Het is allemaal niet in Nederland bedacht, maar de omslag in Nederland als gevolg daarvan, is veelal drastischer geweest dan elders. Het onderstreept ook dat het symptoom – het verdwijnen van het orgel en de orgelcultuur – niet bestreden kan worden door de oorzaak aan te pakken. Er is alle reden om de ontkerkelijking en de ontkerstening van Nederland tegen te gaan. Ik twijfel er niet aan dat er ook weer een herkerstening van Nederland en Europa zal plaatsvinden. Maar die zal niet strekken tot behoud van orgels. De kerk van Christus is bedoeld om mensen te behouden, niet om kerkgebouwen, tradities en orgels in stand te houden.
Behoud van vaardigheden
Het is ook niet mogelijk om het orgel als monument te beschermen in afwachting van betere tijden. Het orgel als monument beschermen, betekent het einde van het orgel als instrument en daarmee van de orgelcultuur die we nu nog kennen. In de eerste plaats zullen de middelen die nodig zijn om de bestaande orgelpracht te conserveren en te beschermen snel tekortschieten. Maar er is meer nodig om orgels te conserveren en de orgelcultuur te behouden. Veel belangrijker is het behoud van de vaardigheden om orgels te onderhouden, te vernieuwen en te bespelen. Die vaardigheden verdwijnen snel. Ik heb begrepen dat in de afgelopen decennia het aantal deskundigen in Nederland van circa achthonderd is geslonken tot nog slechts zo’n honderdtachtig mensen. Het zou mij niet verbazen indien de gemiddelde leeftijd van die groep bovendien boven het gemiddelde in andere beroepen ligt. Om de vaardigheden op peil te houden is het nodig dat orgels regelmatig worden gebruikt. Daar is publiek voor nodig. Dat is ook nodig om voldoende musici te houden die besluiten om orgel te gaan spelen. Tot voor kort rekruteerde men organisten uit de jeugd die op de kerkbanken in aanraking kwam met orgelmuziek. Daar zaten altijd wel een aantal talentvolle tussen. En orgelspelen moet men jong leren. De coördinatie van handen en voeten leer je op mijn leeftijd niet zo makkelijk meer. Zonder natuurlijke aanwas dreigt de vaardigheid van organist nog alleen van vader op kinderen over te gaan, en dan is er weinig toekomst. Want niet alle kinderen hebben talent en van degenen die wel talent hebben, zijn er ook die hun talent aan een ander instrument wijden. Zoals de dochter van een Utrechtse organist die talentvol viool speelt.
Nieuwe plaats in de samenleving
Het orgel als monument beschermen en koesteren is kortom mijmeren over wat verloren is gegaan of dreigt te gaan, maar het biedt geen toekomst. Het behouden en revitaliseren van een orgelcultuur vergt dat het orgel een nieuwe plaats krijgt in de samenleving. Om het orgel als monument te behouden, moet het als instrument gebruikt worden. Dat is niet eenvoudig, want voorlopig houdt het orgel wel zijn geur van heiligheid, zijn kerkelijke associatie. Hoewel kerken tegenwoordig soms ook gebruikt worden bij herdenkingsbijeenkomsten voor overledenen die weinig meer met het geloof hebben, valt op dat het orgel dan zwijgt. Dat is te veel een herinnering aan de kerkdienst. Zoals ooit het orgel af moest van de associatie met theater en gladiatorenspelen om in de kerk geïntroduceerd te worden, moet het orgel nu ook weer af van zijn associatie met de kerkdienst, om buiten de kerk een nieuwe toekomst te hebben. Hoe krijg je het orgel bij mensen die het niet meer vanuit de kerk kennen en hoe krijg ik bij mensen die de kerk verlaten hebben, de associatie met de kerk weg? Dat is de vraag die de toekomst van de orgelcultuur zal bepalen.
Een orgelcultuur vergt een omgeving waarin mensen regelmatig met orgelmuziek in aanraking komen. Het mooiste zou zijn als orgelmuziek regelmatig in populaire programma´s figureert, zodat men daar op straat, bij de kapper en in winkelcentra van kan genieten. Zo vreemd is die gedachte niet. Die traditie bestond met het straatorgel en bestaat soms nog. Probleem is dat het orgel dan al snel alleen nog maar uit een speaker komt. Het instrument zelf is te groot geworden om naar de mensen te komen. Mensen moeten naar het orgel om het te horen. En dan krijgt men uiteindelijk alleen nog maar diegenen die al bekend zijn met het orgel en daar specifiek naar toegaan. Dat is onvoldoende om een orgelcultuur in stand te houden. In kerken kwamen mensen onder het gehoor van een orgel zonder dat zij speciaal daarheen gingen om het orgel te horen; indien mensen alleen naar de kerk zouden zijn gegaan voor het orgel, zouden de kerken vermoedelijk al veel eerder zijn leeggelopen.
Een orgelcultuur enkel om het orgel is daarom moeilijk voorstelbaar. De cultuur zoals we die kennen is ook niet ontstaan rond het instrument als zodanig, maar omdat het instrument een andere functie ondersteunde. Niet alleen in de kerk, ook elders: denk aan het bioscooporgel. Daarbij ging het steeds om een functie met een omvangrijk publiek, want het instrument leent zich minder voor de kleine zaal en besloten bijeenkomst. Orgel heeft steeds een rol gehad bij het ondersteunen van grotere bijeenkomsten, al sinds de arena bij het gladiatorengevecht.
Minder beleving van saamhorigheid
Daar zit misschien ook de sleutel naar de toekomst. De neergang van de orgelcultuur, de ontkerkelijking, het staat niet op zichzelf. Zij moeten geplaatst worden in een culturele en maatschappelijke verandering waarin ook steeds minder plaats is voor andere grote bijeenkomsten en beleving van saamhorigheid. Wanneer komen we nu nog in groten getale bij elkaar? Alleen bij sportwedstrijden, bij de huldiging van het voetbalelftal, bij de inhuldiging van de Koning en bij demonstraties tegen het regeringsbeleid. We hoeven ook niet meer samen te komen om samen iets te beleven; we hoeven alleen nog maar met zijn allen naar de televisie te kijken. En ook dat wordt steeds meer individualistisch. Over drie dagen bij Prinsjesdag kunt u kennismaken met nog weer een vernieuwing op dat punt. Dan zal het mogelijk zijn om individueel de camera te richten en in te zoomen op personen en handelingen van eigen keuze. Uiteraard kost het wat en uw toestel moet er geschikt voor zijn. Het wordt kortom steeds meer alsof u er zelf bij bent, zonder dat u er werkelijk aanwezig hoeft te zijn. (Niemand denkt ooit aan mensen zoals ik, die in de zaal zitten. Nu zie je aan de camera´s of ze op jou gericht staan en aan het rode lichtje of ze aanstaan. Kun je zo nodig even aan je neus of oren kriebelen als de camera niet ‘kijkt’. Maar vanaf aanstaande dinsdag weet je niet meer of er op je wordt gelet. Al die tijd moet je er rekening mee houden dat iemand naar jou zit te kijken. Niet in de neus peuteren, niet op het hoofd kriebelen, niet de ogen sluiten om beter te luisteren. Ik zit dit jaar voor de 21ste maal in de zaal, maar het wordt weer helemaal opnieuw wennen.)
We komen nog maar zelden als gemeenschap samen. Gemeenschapszin is er nog volop, dat blijkt ook uit onderzoek. Maar het beleven van saamhorigheid en van gemeenschap is steeds schaarser. En wanneer het niet meer beleefd wordt, zullen op den duur ook de reflexen en instincten steeds meer individualistisch worden. Wij zijn steeds meer gaan staan naar het beeld: ik ben, omdat ik denk. Dat is een eenzaam, individualistisch mensbeeld. Denken verdeelt, legt uiteen, onderscheidt, analyseert, maar het voegt niet samen. Vergelijk het met het zelfbeeld van veel Afrikanen: ik ben omdat wij zijn. Dat schept een heel andere cultuur. Onderschat het belang van dat soort beelden niet; het zijn reflexen die zijn aangeleerd, waar we ons niet van bewust zijn, maar die ons dagelijkse denken en doen beïnvloeden. Niet dat ik nu bepleit dat we doorslaan naar de andere kant. Een cultuur die berust op het zelfbeeld: ik ben omdat wij zijn, heeft ook nadelen, net als een cultuur die geheel op het individualistische zelfbeeld berust.
Een evenwichtige samenleving behoeft beide beelden. Maar die zullen pas levensvatbaar zijn als zij beide gelijkwaardig worden gevoed, gesteund en gestimuleerd. Dat is steeds minder het geval. Steeds meer wordt alleen de individualistische reflex gesteund en gevoed. De kerkgang op zondag, de politieke vergadering, de vakbondsbijeenkomsten, enzovoorts boden ondersteuning aan de beleving van gemeenschap en saamhorigheid. Het orgel is bij uitstek het instrument om dat soort bijeenkomsten te ondersteunen. Niet om de bijeenkomst op te sieren. Als het orgel alleen die functie had gehad in de kerk, was het allang verdwenen; zeker bij calvinisten. Het orgel is echter functioneel bij het ondersteunen van gemeentezang. En nergens komt gevoel van gemeenschap en saamhorigheid zo sterk tot uitdrukking als in samenzang. Niet alleen in de kerk, maar ook niet minder bij sportbijeenkomsten of elders, bijvoorbeeld als het Wilhelmus gezongen wordt of als we zingend demonstreren. En let wel, waar gevoelens van gemeenschap en saamhorigheid niet regelmatig gevoed en gesteund worden, verdwijnen zij en daarmee verdwijnt op den duur ook gemeenschapszin.
Laten we ons niets wijsmaken, die ontwikkeling is al een tijd aan de gang. Zelfs kerkbanken worden vervangen door stoelen of individuele rugsteunen. Tegelijk moeten we vaststellen dat de maatschappelijke behoefte aan andere richting uitgaat. De economische en financiële werkelijkheid is dat in de toekomst mensen weer veel meer op elkaar zullen zijn aangewezen. Steeds meer taken en maatschappelijke dienstverlening die in de afgelopen vijftig jaren door de overheid zijn verzorgd, zullen weer bij burgers worden teruggelegd. En dan doel ik niet alleen op de verantwoordelijkheid voor verzorging, maar ook op zaken zoals de inrichting van de publieke ruimte en het onderhouden van gemeenschapsvoorzieningen. Die ontwikkeling vergt juist versterking van gemeenschapszin en daarmee van de beleving van gemeenschap en van saamhorigheid.
Een orgel in de Ridderzaal
In die ontwikkeling is het wellicht mogelijk om een nieuwe functie van het orgel te vinden ter ondersteuning daarvan. Daarom is het zaak het orgel steeds meer te profileren als instrument van beleving van gemeenschap in bijeenkomsten en daarmee van gemeenschapszin. Dat zal een lange ontwikkeling zijn. Ik maak mij weinig illusie. Mensen zullen niet plotseling weer allemaal in grote bijeenkomsten bij elkaar komen. Maar we mogen ook niet te sceptisch zijn. Er is sprake van een groei van wat heet burgerinitiatieven en buurtprojecten. De beweging is er en zij zal onder invloed van de economische veranderingen alleen maar versterkt worden.
Bij die beweging zou aansluiting gezocht moeten worden om een nieuwe maatschappelijke functie voor het orgel te vinden als instrument ter ondersteuning van het gevoel en de beleving van gemeenschap. Dat zal moeizaam zijn en langzaam gaan als het van onderop moet komen. Daarom zou bezien moeten worden of het niet versneld kan gaan door aan de top te beginnen. En met de top bedoel ik in dit geval niet de Koning. Het orgel is onderdeel van een burgerlijke cultuur. (U hoort straks nog over het verband met de Hanze.) De top in dit verband is dan ook de Staten-Generaal en ’s lands vergaderzaal. Niet de Tweede of Eerste kamer, maar de plaats waar beide kamers ook komende dinsdag in verenigde vergadering samenkomen: de Ridderzaal. De inzet zou er kortom op gericht moeten worden om een orgel in de Ridderzaal te installeren. Als het er eenmaal staat, dan zal het ook gebruikt gaan worden. En zolang er geen orgel in de Ridderzaal staat, dat in majestueuze juichtonen uitbarst bij binnenkomst van de Koning, zal het orgel vooral geassocieerd blijven met de kerk en kerkmuziek.
Nu wordt er bij binnenkomst van de Koning doorgaans gespeeld door een blazersensemble. Heel verdienstelijk, maar het klinkt minder in een grote bijeenkomst. Trompetten horen bij een ‘hoofse’ cultuur die uit de militaire muziek voortkomt. Op die wijze valt er aan de introductie van het orgel in de Ridderzaal en van orgelmuziek in de vergaderingen aldaar, mogelijk ook nog een principieel karakter te geven. De ‘hoofse’ cultuur in de Ridderzaal vervangen door de burgerlijke cultuur van het orgel. Zo´n principieel punt doet het altijd goed in Nederland. We lossen tegenstellingen doorgaans pragmatisch op, maar we lopen alleen warm voor iets als we er een principieel karakter aan kunnen geven. Daarom zijn er zoveel kerkscheuringen.
Staat er eenmaal een orgel in de Ridderzaal, dan volgen andere plaatsen van bijeenkomst geleidelijk. Iedere zich zelf respecterende gemeenteraad zal dan op den duur ook een orgel willen. Streven moet zijn om in alle ontvangsthallen van publieke overheden orgels geïnstalleerd te krijgen. U begrijpt, ik heb makkelijk praten, want de Raad van State heeft al een orgel. Vermoedelijk zullen daar dan vaak orgels voor gebruikt worden die komen uit kerken die niet langer als zodanig worden gebruikt. Daar zal men vrede mee moeten hebben. Het helpt om enige afstand te scheppen tussen de orgelcultuur en de kerkcultuur. Bovendien, het alternatief is dat de bestaande orgels niet meer worden gebruikt, worden opgeslagen of naar het buitenland verkocht.
Wanneer op die wijze het gebruik van het orgel buiten de kerk meer ingang heeft gevonden, zal bezien moeten worden op welke wijze men scholen daar meer bij kan betrekken. Alleen op die wijze is het mogelijk om de jeugd weer te binden aan het orgel.
Orgel weer gewoon instrument
Het klinkt wellicht allemaal wat utopistisch, maar het is wel nodig indien men het orgel opnieuw een bredere functie wil geven in de samenleving. Alleen als het orgel zo van monument weer gewoon instrument wordt voor de ondersteuning van publieke bijeenkomsten, heeft de orgelcultuur toekomst.
Maar er is ook een prijs. We zullen voor een deel weer af moeten van onze eerbied voor het orgel als monument. Hoe meer eerbied, hoe meer distantie, des te minder zal het orgel een populair instrument worden. Dat laatste is nodig, wil men van het orgel weer een instrument voor dagelijks gebruik maken. En dat is nodig om de orgelcultuur weer te revitaliseren. Zolang het orgel bezien wordt als cultuur met een grote C, is er hooguit een niche in de cultuurmarkt. Alleen door van het orgel weer een gebruiksvoorwerp te maken dat geassocieerd wordt met gemeenschap en gemeenschapszin, mag men hopen dat de orgelcultuur toekomst heeft. Het is als met heiligen en zondaars; monumenten hebben een verleden, instrumenten hebben een toekomst. Maar daar zit ook het dilemma voor bijeenkomsten als deze. Pas tegen de tijd dat er geen behoefte meer is om het orgel te associëren met Open Monumentendag, is het weer een gewoon instrument. Dat is de beste waarborg voor de toekomst van het orgel, van orgelmuziek en van een orgelcultuur, maar dan is er geen Nationale Orgeldag meer want dan is het orgel weer, zoals vroeger, alledaags. [MR. J.P.H. DONNER]
© 2013 www.orgelnieuws.nl
© 2013 fotografie Lydia Vroegindeweij