Een Tiroler aan de Tiber: de orgelmaker Johann Konrad Wörle

Rome, Santa Maria Maddalena - F. Testa (1706) / J.K. Wörle (1735) |

Orgels: het is iets waarvoor je niet naar Rome gaat. Al die vooroorlogse Vegezzi Bossi’s, Mascioni’s, Morettini’s en Tamburini’s: wat hebben ze ons te zeggen? Voor een Anneessens (S. Gioacino), Walcker (S. Agnese), Rieger (S. Maria Campitelli), Mutin (S. Luigi) of Cavaillé -Coll (S. Maria Umilità), kun je dichterbij terecht. Nou ja, een paar mooie kasten misschien…

Text Example

advertentie



Wie echter op onderzoek uitgaat, komt erachter dat in Rome nog heel wat oude orgels te vinden zijn. Sommige hebben een lege kast, zoals in de S. Maria sopra Minerva (1628), en de S. Maria del Populo (1655); maar de meeste zijn gevuld met goed klinkend orgelmetaal. Wat dacht u van de Giuglielmi in de Chiesa Nuova (1698)? En wat van de Alari/Priori in de S. Pietro in Vincoli (1684/1884)?

In totaal zijn binnen de muren van de eeuwige stad zo’n zestig orgels uit de zeventiende en achttiende eeuw bewaard gebleven, waarvan bijna de helft nog origineel pijpwerk bevat. De meeste hiervan zijn gerestaureerd of gereconstrueerd; en enkele staan op het punt om onder handen genomen te worden – zoals die van Hermans/Alari (1666/1747) in de S. Apollinare. Bovendien zijn er ongeveer dertig instrumenten te vinden uit de negentiende eeuw. Wie zei dat je niet voor orgels naar Rome gaat?

Johann Konrad Wörle
Temidden van de Romeinse organi storici, nemen er tien een bijzondere plaats in. En wel die van Johann Konrad Wörle (1701-1777). Deze Konrad was een bakkerszoon uit Vils, een stadje in het noorden van Tirol.

Het is niet bekend bij wie hij het orgelmakersvak heeft geleerd; wellicht was dit Georg Ehinger, orgelmaker uit het veertig kilometer noordelijker gelegen Aitrang. Wel is bekend dat Wörle in 1726 een orgel repareerde in de dorpskerk in Breitenwang. En dat hij in 1727 met Ehinger ruzie kreeg, omdat hij het in aanbouw zijnde orgel voor de parochiekerk van Vils, zonder Ehingers toestemming had bezocht.

Naar Rome
Was het vanwege dit conflict – of omdat er Tirol genoeg orgelmakers waren? In elk geval vinden we Wörle vier jaar later (1731) in Rome. Hij sluit zich daar dan aan bij een Duitse broederschap, de Confraternita di S. Maria della Pietà: een gezelschap dat zich wijdde aan begrafenissen en armenzorg – en zijn leden een nuttig netwerk bood.

Een jaar later wordt aan deze broederschap een orgel geschonken door Johann Georg Schmidt, een bakker uit Seeg, een dorp drie uur gaans van Vils. En het is niet onwaarschijnlijk dat Wörle dit orgel maken mocht: zijn eersteling!

G.B. Falda : Palazzo Spada (1665)

Orgels
Het daaropvolgende jaar blijkt dat Wörle woont in het centrum van de stad – vlakbij de straat van de duitse vioolbouwers en de wijk van de duitse bakkers – in het Palazzo Spada, een nog steeds bestaand pand aan de Piazza dell’ Orologio. Daar huurt hij vertrekken op de benedenverdieping en zet hij zijn bedrijf op: de keuken diende als pijpenmakerij, een opkamer als onderkomen voor een jonge, meestal Duitse, knecht.

Met hulp van hen bouwde Wörle zijn orgels. Bijvoorbeeld die in de S. Maria Maddalena, met zijn grandioze kast (zie boven). Mogelijk ook die in de S. Antonio dei Portoghesi, met zijn weergaloze balcon. Die in de Ss. Apostoli, waar Frescobaldi ligt begraven. En waarschijnlijk zelfs in de Sint-Pieter: het orgel dat nu te vinden is in de Friezenkerk*.

Rome, Sant’ Antonio dei Portoghesi – Bouwer onbekend (1748)

Ruim dertig instrumenten heeft Wörle op zijn naam staan: ongeveer twintig in Rome en een twaalftal buiten de stad. Rond 1764 bouwt hij zelfs op Corsica. Waarschijnlijk had hij die opdracht te danken aan twee Corsicaanse buurtgenoten: een jonge priester en een oude koopman.

Kenmerken
De orgels van Wörle zijn herkenbaar aan een hoog golvende kap (verwant aan die op achttiende-eeuwse kabinetorgels); en aan de frontpijpen, waarvan de bovenlabia niet spits maar rond zijn – zoals Wörle van huis uit gewend was.

Maar vooral zijn ze te herkennen aan wat er in de kast zit: een mengsel van Alpijnse en mediterrane elementen. Je vindt er een Italiaanse standaarddispositie met Ripieno (Principalen 8′ t/m ½’ waarvan de kleinste repeteren), Flauto in XII (3′) en een zwevende Voce Umana. Maar daar is steeds een kleine Mistura aan toegevoegd – en niet te vergeten een gedekte, houten achtvoets fluit (Flauto Tappato); indien mogelijk ook een Cornetto, Tromba en een Viola. Wörles laatste orgel, in de S.Vincenzo, kreeg zelfs in bas- en diskant gedeelde registers (C-d#’/e’-c'”) en houten Contrabassi in het Pedaal. Vrijwel net zo als Hermans dat een eeuw eerder had gedaan in Pistoia en Collescipoli!

Graf
In 1771 trekt een 23-jarige Italiaan bij Wörle in: Ignazio Priori (1748-1803). Met hem werkt hij aan zijn laatste opus, tegenover de Trevifontein, in de Ss. Vincenzo ed Anastasio (1776). Na Wörles dood neemt deze Ignazio het bedrijf over. Hij wordt de stamvader van een gerenommeerd orgelmakersgeslacht.

Wörle overleed in 1777, ongehuwd, maar als geslaagd ondernemer en gewaardeerd lid van de Broederschap. Hij werd begraven in de schaduw van de Sint-Pieter, op het Campo Santo Teutonico – thuisbasis van de broeders. De grafsteen ligt er nog, vlak voor een beeld van Augustinus. Hij werd door Wörle zelf ontworpen, en is te herkennen aan een sierlijke omlijsting en aan een hem typerend orgelfront.

Grafsteen van Wörle op het Campo Santo Teutonico in Rome | © beeld H. Herrmann-Schneider

Artikel en cd’s
Dit, en nog veel meer, is te lezen in een artikel dat de musicologe Hildegard Herrmann-Schneider in 2014 over Wörle geschreven heeft. Het stuk is grondig maar toegankelijk, en boeit vanwege alle bijzonderheden die over Wörles wereld worden verteld.

Ter illustratie heeft dr. Herrmann een dubbel-cd laten maken waarop een Wörle-orgel te beluisteren is. En wel het positief van het Oratorio del Crocifisso, een kapel in de nabijheid van Quirinaal en Trevifontein. Dit instrument (10/aP) werd gebouwd in 1744 en is redelijk gaaf bewaard gebleven. De klank is helder en levendig, soms staat het bijna te spuiten als het koororgel in Stams (1757) – werkstuk van Jäger, net als Wörle waarschijnlijk een leerling van Ehinger.

Bassani & Benedictijnen
Op de cd’s wordt het positief bespeeld door Florian Bassani, hoogleraar muziekwetenschap aan de Universiteit van Bern en auteur van een artikel over Wörle. Medewerking wordt verleend door de Schola Benedictina uit Muri-Gries (Zuid-Tirol). Op de schijfjes vertolken zij liturgische en concertante muziek uit de achttiende eeuw, en geven zo een indruk van wat je horen kon als je rond 1750 in Rome een kerk of kapel binnenstapte.

De Benedictijnen zingen prachtig, maar Bassani’s aandeel valt tegen: zijn uitvoering van galanterieën (De Rossi, ‘Padre’ Martini) klinkt prima; maar zijn uitwerking van partimenten (afkomstig uit Romeinse handschriften) is lang niet altijd melodieus. Bovendien trekt hij vrijwel voortdurend de Quinta Decima (2′) en/of hoger open, waardoor zowel muziek als instrument niet optimaal tot hun recht komen en het gehoor verslapt.

Naamplaat op het orgel in de S. Eustachio (1767) | © beeld H. Herrmann-Schneider

Eerbetoon
Misschien is het daarom goed om dit eerbetoon aan Wörle nog eens over te doen. En dan met andere orgels erbij. Zoals die op het Capitool, in de S. Maria in Aracoeli (1752)**; en die met z’n halfronde kast in de S. Eustachio (1767), achter het Pantheon. Uiteraard mag de Ss. Vincenzo ed Anastasio met z’n gedeelde klavieren niet ontbreken. Misschien kan ook Corsica erop of die van de Friezenkerk. Maar in elk geval moet Leonessa (1759) erbij. Want als ergens -, dan is daar te horen hoe fraai een Wörle klinken kan: splendido!

 

https://www.youtube.com/watch?v=uGheos35avA

__________

* Genoemde instrumenten verkeren niet meer in originele staat. Het orgel van de S. Maddalena heeft nog wel Wörle-pijpwerk, maar is in 1977 gemoderniseerd door de firma Ruffatti. Die van de S. Antonio is tijdens de Tweede Wereldoorlog geplunderd en in 1956 door de Ruffatti gerenoveerd, in 2007/08 opnieuw door de firma Mascioni. Het orgel van de Ss. Apostoli is in 1925 vervangen door een instrument van Mascioni. Van het orgel uit de Friezenkerk is alleen de kast gewijzigd.

** Dit orgel is in 1968/69 gerestaureerd door Ernesto Ercolin, m.m.v. de firma Mascioni. Volgens de adviseur, Pater E. Circelli OFM, was dit de eerste historisch verantwoorde orgelrestauratie in Rome. (Zie: ‘Restauro dell’Organo Werle’ in ‘Festschrift Ferdinand Haberl’. Regensburg, 1977; p.71-77).

 


Hildegard Herrmann-Schneider

Con mio onore e reputazione – un organo maestoso

Johann Konrad Wörle aus Vils als Giovanni Corrado Verlé und Meister der Orgelbaukunst in Rom.

In: Rupert Bader (Hrsg.): In der Welt zuhause – in Vils daheim. (Vils/Tirol, 2014; p.101-208).

 


Die Orgel von Johann Konrad Wörle im Oratorio del Crocifisso Rom (1744). Ein Klangporträt.

Florian Bassani, orgel / Schola Benedictina Muri-Gries

CD 1: Magnificat Octavi Toni (Girolamo Chiti); Salve Regina, Missa Beatae Mariae Virginis, Veni Creator Spiritus, Missa in Dominicis (Anonymus); Magnificat Primi Toni (Girolamo Chiti); Custodes hominum (Anonymus).

CD 2: Toccata C-Dur (Anonymus); Arpeggio, Basso, Arpeggio (Gaetano Franzaroli); Sonata C-Dur (Giovanni Battista Martini); Sonata A-Dur (Lorenzo De Rossi); Giga, Preludio, Verso, Balletto (Anonymus); Esercizio g-Moll (Andrea Basili); Sonata D-Dur (Lorenzo De Rossi); Versi in d, Versi in C, Pastorale in C (Domenico Zipoli).

Institut für Tiroler Musikforschung Innsbruck – Klingende Kostbarkeiten aus Tirol – Nr.94, TT 55’01 / 56’11, booklet 96 p. DU/EN/IT, prijs € 23,00 | te bestellen via sekretariat@tiroler-landesmuseum.at