Het jaar 2017 kende pieken en dalen. Dat het Nederlands voetbalvrouwenelftal Europees kampioen werd, was een piek. Dat Robert Mugabe z’n banksaldo mocht blijven koesteren, was een dal. Als de wereld de macrokosmos is, dan is onze orgelwereld de microkosmos (al denken ze daar bij postzegelvereniging Het Rafelrandje in Lemelerveld heel anders over). Laten we de gebeurtenissen in 2017 eens vergelijken.
De afgelopen maanden werden tal van prominenten in binnen- en buitenland aan de schandpaal genageld. De affaire #MeToo kroop uit alle hoeken en gaten van de maatschappij, ook in de orgelwereld (‘Grab them by the cornsplit!’). De erven Bach, Chopin, Prokofiev en zelfs Dupré deden aangiften van onzedelijke behandeling van aan hun zorgen toevertrouwde muziekwerken. Het meest ‘geframed’ was CC (The Artist Formerly Known As Cameron Carpenter).
Nepnieuws was ook zoiets. Je wist haast niet meer of nieuws waar was of niet. Michel Chapuis en Wim van Beek overleden? Vermoedelijk zitten ze nu gezamenlijk met Elvis Presley en John Lennon op een tropisch eiland te grinniken om hun necrologieën. Een nieuw Bach/Hildebrandt-orgel in Amsterdam? En dan gaat daar zeker weer een Nederlandse organist het complete Bach-werk opnemen (net zoals in Dordrecht, Alkmaar en binnenkort Leuven)? En de cantates van Bach zullen ook wel dunnetjes overgedaan worden in Groningen, waar een nieuw Schnitger-orgel (?) werd gebouwd. Beter mee verlegen dan om verlegen … En hoe zit dat in die Gelderse stadskerk waar door de firma Vegezzi-Bossi een compleet romantisch Italiaans orgel wordt gebouwd voor de werken van Bossi, Ravanello en Bottazzo? Dat is inderdaad nepnieuws.
Gelukkig viel er ook veel te lachen. De Katholieke Dirigenten en Organisten Vereniging (KDOV) vierde het 100-jarig bestaan. Het werd ‘cum magna pompa’ gevierd in de kathedraal van Haarlem. Het bestuur schetste (beter: schertste) het belang van de vereniging voor de geestelijke materiële belangen van de (weinige) leden. We lezen op de website: De gehele dag stonden composities van ‘groten der Nederlandse R.K. kerkmuziek’ centraal: Hendrik Andriessen, Jan Valkestijn, Herman Strategier, Paul Houdijk, Jos van Amelsvoort, Louis Toebosch en Albert de Klerk. Ja, dat zijn namen waar je mee voor de dag kunt komen, hoewel we van het enige nog levende lid van dit rijtje betwijfelen of een retrocompositie van nog geen vijf (!) minuten je het voorrecht geeft genoemd te worden in een rijtje met namen als Andriessen, Van Amelsvoort, Valkestijn en Strategier.
Twee maanden eerder was in diezelfde kathedraal veel reuring over een nieuwe compositie. De Andriessen-De Klerk Stichting had Louis Andriessen opgedragen een orgelwerk te schrijven! Daar keken we zeer naar uit, bekend als we zijn met de krachtige invloeden van Strawinsky en minimal music die Andriessen zo sterk liet horen in onder andere De Staat, De Stijl en De Materie. De kerk was goed gevuld en Gonny van der Maten speelde zoals altijd trefzeker en muzikaal. Maar Louis was weer eens over een filosofisch boekje gestruikeld (‘The heavenly routine’) en het resultaat was een lijnenspel dat nergens heenging, harmonieën die willekeurig klonken en samenklanken die ‘gewoon’ erg lelijk waren. Bovendien werkten de stuiterende kegels van het Willibrordorgel ook niet bepaald mee bij het oproepen van klankschoonheid. De hoogtepunten van dit concert waren juist het werk van Louis’ broer Jurriaan (Laudatio Patris, voor fluit en koor, meesterlijk vertolkt door de Haarlem Voices en Karin Leutscher) en delen uit de veel te onbekende Missa Papae Pii Decimi van De Klerk. Wat een klankschoonheid! Maar ja, de keizer en diens kleren …. De sjofel geklede Louis Andriessen werd als de Verlosser de altaartrappen op-geapplaudiseerd.
Wat ook geen nepnieuws was: er kwam weer een handjevol stadsorganisten bij. Het blijft ons een raadsel in hoeverre die organisten de orgels in hun stad gaan promoten. Anders dan het geven van concerten (wat ze al jaren doen), gebeurt er niets opzienbarends. Opmerkelijk is ook dat juist onze grote steden (met hun geseculariseerde kerkgebouwen) als Amsterdam, Den Haag en Utrecht juist niet zo’n stadsorganist hebben.
En gebeurde er nog wat op orgelbouwgebied? Ach, de gebruikelijke en te verwachten restauraties. Nieuwbouw was er amper. Hier en daar wat hergebruik, wat resulteerde in een zonder respect voor maker en vaste bespeler (Flentrop en Frits Mehrtens) ombouwen van een oprecht ‘neo-barok’ orgel tot een reformatorisch begeleidingsorgel (wat dat dan ook moge zijn) in een slecht geproportioneerde neo-Hinsz-tierlantijnkas. En voor volgend jaar staat in Lunteren het ‘broertje’ op het programma.
Nieuwbouwprojecten waren er hier en daar, maar dan vooral voor het buitenland (Reil, Flentrop, Adema). Met afgunst zagen we in het buitenland tal van nieuwe projecten worden opgezet: een nieuw orgel voor de kathedraal van Praag (Grenzing), de ‘revitalisatie’ van het immense Kauffmann-orgel van de Stephansdom te Wenen (Rieger) en een groot nieuw orgel voor de Lamberti Kirche in Erkelenz (Scholz). In Brussel werd eindelijk het gerestaureerde orgel in het Palais des Beaux Arts in gebruik genomen (compleet met nieuwe compositie voor orgel en orkest). Ondertussen bouwt hier te lande Verschueren, volgens hun eigen website, nog steeds aan het orgel voor de kathedraal in Tarragona (hoewel al in 2013 in gebruik genomen….).
Is er dan niets positiefs te melden: jazeker, het wordt spoedig 2018: het orgel van de Oude Kerk in Amsterdam gaat weer klinken, het Willis-orgel in de Leidse Hooglandse Kerk wordt definitief in gebruik genomen, misschien komt het Roermondse kathedraalorgel tot voltooiing en heel, heel misschien wordt de KDOV ingelijfd door de KVOK …
Een kernsteek levert al eeuwenlang een discussie op. Volgens de een helemaal okay, voor de ander volstrekt fout. Dat verklaart dus waarom de schrijver m/v van deze column op ORGELNIEUWS tegendraads kan zijn. Soms zelfs in het geheel niet objectief. Maar wel altijd betrokken op de orgelwereld. De teksten worden ingezonden via een vage server in Verweggistan, zodat zelfs de redactie in het duister tast wie ‘Kernsteek’ nu werkelijk is.
Deze kernsteek vraagt wel om enige reacties, en dat nog wel vlak tegen het nieuwe jaar.
1.
Louis Andriessen heeft historie gemaakt door zijn allereerste orgelwerk te schrijven op rijpe en vergevorderde leeftijd. Kernsteeks liefde voor De Staat en andere door hem genoemde werken deel ik gaarne. Zijn beoordeling van dit nieuwe orgelwerk echter niet. Deze compositie vraagt toch echt (zeker ook van mij…) meer luisteraandacht in de toekomst, en kunnen we toch niet afdoen met termen als ‘struikelen over een filosofisch boekje, lijnenspel dat nergens heenging, willekeurig klinkende harmonieën, gewoon lelijke samenklanken’ enz. De hele revolutionaire 20ste-eeuwse muziek bestaat bijna uit bovengenoemde ingrediënten, als we slaafs de gedachtengang van Kernsteek zouden volgen, en dan vallen Stravinsky, Schoenberg, Webern, (de late) Messiaen Boulez en vele anderen toch jammerlijk door de mand. Ik moet er niet aan denken. Veel luisteren en nadenken over een ‘lelijk’ stuk kan soms jaren later een oordeel drastisch wijzigen. Het is goed voor Kernsteek zich eens meer in de geschiedenis van moderne muziek te verdiepen. Dat matigt op z’n minst deze onterechte ironie.
2.
Met de wijziging van Flentrops Maranathakerkorgel kan ik inderdaad meevoelen. Het lijkt er inderdaad op alsof Frits Mehrtens ten onrechte niet meer mag bestaan, en ook dat is niet terecht. Ik kreeg ook een treurig gevoel bij het vernemen van die feiten. Een toch visionair orgel, dat wordt omgeturnd tot een quasi 18e/19e-eeuws gemeentezanginstrument. Ondanks dat doet/deed de gehele orgelbouwgeschiedenis ons zien en leren dat de geschiedkundige teleurstellingen over wijzigingen, restauraties en uitbreidingen uit (ik noem maar een willekeurig jaartal) 1780 nu bijna kritiekloos worden toegejuicht. De hele orgelbouw(r)evolutie uit vervogen eeuwen staat bol van goedkeuringen en afkeuringen. ‘Des Satans Fluytenkast’ groeide uit tot een respectabel gemeentzanginstrument met eigen markante bouwtradities. Op zich zelf niets mis mee. Respect voor het historische orgel is onze artistieke internationale missie die door het buitenland terecht wordt bewonderd. Maar dit is slechts een kant van de zaak die Kernsteek terecht eerder heeft gesignaleerd. Gebrek aan avontuur in de orgelbouw wordt echter terecht erkend door Van Vulpen en Reil. Het roer moet volgens hen om. En sprongen in het onbekende leveren in veel gevallen koudwatervrees op. Ook dat leert ons de geschiedenis.
3.
Het Britse aandeel van onze orgeladopties, met als (hopelijk eindelijk de kroon op onze waardevolle collectie) is inderdaad Leiden in de nabije toekomst.
4.
We kunnen vele overwegingen sproeien vanwege het Barokorgel in het Orgelpark, als dat straks in gebruik wordt genomen. Maar Kernsteek vergeet gemakshalve het technisch-hedendaagse aspect aan dit instrument te noemen, met als doel ook het hedendaagse gebruik van het orgel te bevorderen. Springladen, gestuurd door vernuftige elektronica. Persoonlijk heb ik inderdaad een tweeslachtig gevoel hierover: nl. stilistisch op twee gedachten hinkend. Maar we moeten afwachten wat de toekomst brengen zal.
Orgelpark durft veel, meer zelfs dan in menig orgelconcert geserveerd wordt, ondanks een aantal voortreffelijke bespelers(-sters). En: ‘Wat de toekomst brengen moge’ is nog altijd een ijzersterk kerklied voor het aanstaande jaar 2018 …
5.
Het aanstellen van stadsorganist mag toch zeker positiever worden benaderd dan Kernsteek doet. Gelijk heeft hij met de situatie in de grotere steden. Maar Nijmegen is nu ook niet direct een gehucht … Een lelijk schot voor de boeg is toch het einde van een eeuwenlange stadsorganistentraditie in Haarlem. Dit kan inderdaad zorgelijk worden.
Tenslotte:
De opinies kunnen uiteenlopen over de koning der instrumenten, maar laat een ding klaar en helder zijn: het orgel is voluit een muziekinstrument, dat adellijk mag zijn, zowel historisch als hedendaags. Organisten zijn geen orgelgeleerden of notenpredikanten, maar musici …