Begin dit jaar deed het elektronische orgel zijn intrede op twee bijzondere plekken in Nederland. In de Domkerk kreeg een Hauptwerk-installatie als interimorgel voor het door kerkrestauratie uitgeschakelde Bätz-orgel een concertante rol in de Zaterdagmiddagmuziek. Vorige maand maakte het bestuur van de Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici (KVOK) bekend dat er op adverteren voor elektronische orgels in haar uitgaven voortaan geen taboe meer rust. Jurjen de Vries maakt zich zorgen over deze ‘opmars van digitale orgels’.
Verwondering
Het orgel heeft, vanaf zijn ontstaan in een heel grijs verleden, steeds verwondering teweeg gebracht. Verwondering vanwege het vernuft van de constructie, de indrukwekkende vormgeving en niet in het minst vanwege de betoverende klanken. Daardoor worden mensen ook nu nog steeds opnieuw geraakt. Ik heb echter de indruk dat de focus verschuift: daar waar vroeger de ‘betovering’ een kernwaarde was, lijkt klank te degraderen tot een bijzaak.
Ik wil hier uiting geven aan mijn verbijstering over de opmars van ‘digitale orgels’, vooral daar waar het het gebruik in de openbare ruimte betreft. Ik begrijp niet wat gekwalificeerde organisten doet besluiten zich te laten gebruiken voor de promotie van gesamplede surrogaten. In mijn beleving gaat door het gebruik van digitale instrumenten iets heel wezenlijks verloren.
De elementaire kwaliteit
Ik begrijp dat een elektronisch studie-instrument – thuis in de woon- of studeerkamer – voor veel organisten een uitkomst is. Het gebruik als studie-instrument voor studenten aan een vakopleiding – zoals gepropageerd in het verenigingsblad van de KVOK (NotaBene, februari 2018, p. 8, ‘Verenigingsnieuws’) – klinkt mij echter als een gruwel in de oren. Je moet er toch niet aan denken dat orgelstudenten besef van stijl, toonvorming, klankontwikkeling en speelaard bijgebracht wordt middels een apparaat met touchscreen, een partij speakers en een nagalminstallatie? Daarmee ga je aan een heel aantal elementaire kwaliteiten van het orgel voorbij.
Gezond orgelbeleid
Dat een digitaal orgel als interim-orgel in kerken gebruikt wordt op het moment dat het orgel in restauratie is vind ik persoonlijk discutabel, maar echt onbegrijpelijk zijn voor mij de recente concerten die in de Domkerk in Utrecht hebben plaatsgevonden. Ik ben van mening dat deze ontwikkelingen de bijl aan de wortel van een gezond orgelbeleid zijn. Het betekent het einde van de betovering en dat vind ik doodzonde.
Laten we even doorredeneren: het is begrijpelijk dat economische argumenten een rol spelen, maar is dat alleen voldoende om zielloze karikaturen te legitimeren? Gaan we voor kwaliteit en beleving of voor ledigheid en gemak? Ik vraag mij af of het bij deze organisten om de betovering (van het orgel, van een bepaalde compositie) of om hun performance draait!
Het is voor mij evident dat organisten die op deze elektronische apparaten concerteren een signaal afgeven en daarmee de aanschaf van luidspreker-orgels legitimeren. Leg een doorsnee kerkbestuurder maar eens uit waarom hij nog geld zou moeten steken in restauratie/onderhoud van het orgel als organisten van naam op een gesampelde surrogaat in de Dom concerteren.
Kunst met een hoofdletter K
Voor de toekomst van het orgel en de orgelcultuur is kwaliteit een absolute vereiste. De betovering van het orgel beleef je. Elk orgel is een uniek instrument: de klank ontwikkelt zich in de ruimte waarin het geïntoneerd is, zet aan tot creativiteit en beschouwing. De techniek staat voor niets, maar ik ben ervan overtuigd dat we daarmee de finesses die juist die onderscheidende kwaliteit bepalen missen. Past hier geen terughoudendheid en respect? Een goed orgel is immers een kunstwerk met een hoofdletter K!
De keuze die we maken
Ik vind dat organisten zouden moeten beseffen dat ze zichzelf overbodig maken door kritiekloos mee te gaan in de recente ontwikkelingen: Het is wachten op het moment dat een commercieel ingestelde collega zettingen van de gangbare liederen en ‘highlights’ uit het orgelrepertoire opneemt zodat ze voor elke willekeurige gelegenheid en locatie, op om het even welk moment, ‘gereproduceerd’ kunnen worden. Daarmee wordt de organist, net als het echte orgel overbodig.
De recente plaatsing van een Allen-orgel in de Sint-Pieter in Rome riep afkeurende reacties op. Je zou – zeker op zo’n plek – besef van stijl en kwaliteit mogen verwachten! Wat mij steekt is dat ‘Dudelange in de Dom’ blijkbaar minder weerklank vindt bij critici. Wat de Sint-Pieter betreft kun je je nog voorstellen dat de keuze is ingegeven door ‘decisionmakers’ en niet door organisten. Hoe en door wie is de keuze in Utrecht gemaakt?
De grenzen van orgelland?
Orgelland lijkt wel een eiland; orgelmensen oriënteren zich voornamelijk in orgelland. Het zou een verrijking kunnen zijn om soms even over de ‘grenzen’ te kijken. Kunt u zich voorstellen dat voor een pianorecital in het Concertgebouw een elektronisch surrogaat op het podium komt? En ook voor een violist is en blijft de ‘klassieke’ viool hét criterium. Wat beweegt vakorganisten om een imposant dashboard boven échte onderscheidende klank te verkiezen? Je blijft je verwonderen in orgelland.
Jurjen de Vries (1944) is gepassioneerd orgelliefhebber en betrokken bij diverse activiteiten rondom het orgel. Zo is hij onder meer voorzitter van de Stichting Nederlandse Orgelmonografieën en van de Stichting Nijmeegse Orgelkring. Beroepsmatig had hij zijn Management & Efficiency-bureau.
De rubriek Opinie biedt ruimte voor discussie over onderwerpen die de actualiteit in de orgelwereld raken. Artikelen in deze rubriek zijn altijd op persoonlijke titel. Wie een bijdrage wil leveren beschrijft zijn standpunt in maximaal 700 woorden, reacties van lezers zijn beperkt tot 150 woorden. De redactie behoudt zich het recht voor inzendingen te weigeren, in te korten en of te redigeren. Inzenden kan naar opinie@orgelnieuws.nl en gaat altijd vergezeld van volledige naam, adres en telefoonnummer.
© 2018 beeldbewerking Gérard van Betlehem
De bottleneck blijft inderdaad het gebruik van speakers. Dat deze niet in staat zouden zijn de ruimte te vullen is onzin. Alles hangt samen met welke speakers, de hoeveelheid, en vooral, de kwaliteit van de speakers. En dan is er nog een aspect. Wie heeft de samples opgenomen, en op welke manier? Opnemen is een vak apart en veel meer dan het uitgooien van een paar microfoons. Veel samplesets zijn het aanhoren niet waard, juist door slechte opnametechniek.
Wat ik ook mis in het hele verhaal is het simpele feit dat het digitale orgel niet is bedoeld om het pijporgel te vervangen. Er wordt een soort concurrentiestrijd opgevoerd die ongepast is… Zoals al eerder gezegd, je kunt in een vliegsimulator leren vliegen, meer er niet mee op vakantie. Het vakantieboek met de mooie foto’s brengt je weer even terug naar die plek waar je toen was. Nee, de ervaring daar echt te zijn, dat is natuurlijk mooier, maar die foto’s … Laten we ophouden die zogenaamde strijd tussen digitaal en analoog te voeden. Met veel plezier thuis mooie orgels bespelen, virtueel, en als het kan, in de kerk op het achte orgel.
Voor honderd procent eens met De Vries. Er gaat niets boven het spelen op en luisteren naar een echt pijporgel. De klank verveelt nooit. Uiteraard hebben elektronisch orgels bestaansrecht, ideaal om in de huiskamer op te studeren. Maar in de kerk is het absoluut een zwaktebod. Het wil er bij mij niet in dat een gemeente net zo goed zingt op een elektronisch orgel als op een pijporgel.
Als bouwer en leverancier van hauptwerkorgels wil ik hier even op reageren.
Deels kan ik het met de heer De Vries eens zijn, maar we moeten ook een aantal kanttekeningen plaatsen.
Ik ben het er helemaal mee eens dat elektronische/digitale (kerk)orgels zoals die nu bestaan en geleverd worden niet het ‘levende en inspirerende’ karakter van een echt pijporgel hebben. Het heeft ook totaal niet mijn voorkeur om in een kerk een digitaal orgel in plaats van een pijporgel te plaatsten, ook al is dit commercieel erg lucratief. Al moet ik wel zeggen dat we met de huidige technieken wel in staat zijn om een digitaal orgel te bouwen wat niet met het menselijk gehoor is te onderscheiden van een echt pijporgel. Alleen de kosten komen dan (gelukkig)(veel) hoger dan bij realisatie van een nieuw pijporgel. Als er een budget van € 30.000 of meer is raden we ook aan om eerst naar een gebruikt pijporgel om te zien.
Waarom er door kerkraden gekozen wordt voor digitaal/elektronisch:
– het orgel is vaak sluitpost op begroting (een budget van max. € 10.000 is echt geen uitzondering).
– 80 à 90% van de gemeenteleden hoort echt het verschil niet tussen echt en imitatie en ziet er tevens het nut niet van in om zoveel geld uit te geven aan een echt pijporgel. Dat kan wel anders besteed worden, wordt er gezegd.
– mensen hebben vaak een korte termijn-visie. Een elektronicum lijkt goedkoper, maar op lange termijn is dit verschil aanzienlijk kleiner. Een goed gebouwd pijporgel gaat langer dan 40 jaar mee.
– gebruiksgemak, je hoeft niet te stemmen en je kan altijd in de goede toonhoogte spelen. Vaak vinden ze stemmen gezeur.
– desinteresse (daarover verderop meer).
Waarom bij concerten soms noodgedwongen moet uitgeweken naar een electronicum:
– ontstemming van het echte orgel door temperatuurverschillen
– afwijkende toonhoogte
– het echte orgel staat gestemd in van de standaard afwijkende stemming
– geen contact met de andere concertleden
– slechte tot onspeelbare staat echte orgel
Een van de grootste oorzaken van desinteresse van de mensen voor het orgel is in mijn optiek beleid en houding van de beheerders van de orgels zelf. Als je het voor een gewoon mens onmogelijk maakt om een (historisch) orgel van dichtbij te bekijken, laat staan het te bespelen, zorg je er zelf voor dat er geen organisten meer komen. Wat is er voor een kind nu leuker om te ervaren wat je ziet en hoort als je een toets indrukt? Dat is vele malen leuker dan dat van een afstand te moeten horen. En als je dan ook nog in de orgelkast mag kijken… De meesten weten niet wat ze zien.
Ik weet niet meer welke organist en kerk het was, maar het was ooit op een historisch orgel dat er een jongetje van pakweg een jaar of 8 naar boven kwam en vroeg of hij ook mocht spelen, dat mocht en hij speelde een kinderliedje met één vinger. De mensen zeiden tegen die organist hoe hij dat toch kon doen, dat kon toch niet, die organist zei: die jongen is ook voor het orgel gewonnen. Daarom, maak het orgel toegankelijk om de mensen te interesseren ervoor, doe niet zo panisch, ze gaan echt niet gelijk kapot. Trek de kinderen erbij, laat zien wat je erop kan en laat ze het vooral ervaren. Een klik met het orgel krijg je echt niet als het orgel onbereikbaar is.
Nog even inhankend op het verhaal van Jurjen de Vries over het gebruik van een hauptwerkorgel in de Utrechtse Dom. Mijn ervaring dat je in een galmrijke kerk eerder een hauptwerkorgel goed kan laten klinken dan in een gortdroge kerk. Maar je moet niet de illusie hebben dat je uit een paar luidsprekers hetzelfde kan krijgen als uit een pijporgel (dus ook niet uit honderd luidsprekers!). Dat is volgens sommigen misschien wel mogelijk, maar natuurkundig en geluidstechnisch is dit onmogelijk.
Met een goed gebouwd hauptwerkorgel kan je best een inspirerend instrument hebben (wat blijkt uit de vele mensen die al jaren geen orgel gespeeld hebben en met Hauptwerk wel de inspiratie krijgen om weer te spelen). Het wordt wel geen pijporgel, maar anderzijds heb je wel meer mogelijkheden om te studeren en ervaar je ook een stuk levendigheid.
Omdat het echte orgel voor de meeste mensen onbereikbaar is geeft Hauptwerk hen virtueel het gevoel om op een historisch orgel te mogen spelen. Virtueel sluit goed aan bij de huidige belevingswereld evenals MP3-geluidskwaliteit, alles draait momenteel om beleving en ‘have fun on this moment’. Daar past een hooggeplaatst onbereikbaar orgel echt niet meer in, dus een gemiste kans.
Mijns inziens ligt het lot van pijporgels om vervangen te worden door digitaal juist in handen van de beheerders.
Ik hou erg van elektronica en ben zeer digitaal maar een orgel wat gedigitaliseerd is dat klinkt écht anders dan de speciale analoge klank van een orgel. Sample of niet het klinkt ook op een dure Roland synthesizer echt anders dan een Steinway concertvleugel. Het punt is ook dat er niet goed wordt uitversterkt, de sound lijkt in de Domkerk nergens op waar het moeilijk is uit te versterken wat ook weer geen prof geluidsmensen in dienst zijn, noodzakelijk voor digitale apparatuur. Zo lang mensen niet goed met geluid om kunnen gaan is een digitaal instrument geen oplossing.
Persoonlijk ben ik van mening dat een pijporgel pas tot zijn recht komt in een goede akoestische ruimte. Ik geloof dat een kwalitatief uitstekend digitaal gesampled orgel met goede versterking, kwalitatief hoogstaande luidsprekers en een strategische plaatsing, een enorme meerwaarde kan zijn in akoestisch slechte ruimtes zoals huiskamers, zalen en kleine kerken. En het bespelen van een digitaal orgel vergt net zoveel technische inspanning als een pijporgel. Misschien niet met spierkracht maar wel met de juiste speel- en registratietechniek. Het is een uitdaging om een digitaal orgel mooi te doen klinken. Wat dat betreft vermoed ik dat als we met lesgeven en musiceren ten allen tijde onze techniek, tezamen met smaak én dito gehoor moeten blijven volgen als we op een digitaal orgel spelen. Wel behoeft het de aanbeveling regelmatig een echt pijporgel te bespelen als je alleen een digitaal orgel hebt zodat je de feeling van een pijporgel over kunt brengen op een digitaal orgel. Een digitaal orgel vervangt nooit een pijporgel maar is in vele gevallen een waardig substituut, mits kwalitatief uitstekend. Eens was er in de Grote of st. Bavokerk een uitvoering van Mahlers tweede symfonie met koor en orkest én een digitaal concertorgel van Johannus vanwege de toonhoogte van het orkest waardoor het Müller-orgel niet te gebruiken was. Het klonk voortreffelijk. Geheim? Hele goede versterkers en veel luidsprekers, strategisch geplaatst, en daar gaat het regelmatig op mis waardoor je een onbevredigende klankperceptie hebt. Wat mij betreft is deze discussie geen item als je met digitaal kwalitatief hoogstaand materiaal komt! Gustav Mahler zou erg in zijn nopjes zijn geweest met deze zeer overtuigende uitvoering mét digitaal gesampled orgel.
Het onbevredigende van een elektronisch orgel, zoals blijkt uit het artikel en de diverse reacties, ervaar ik als amateurzanger en -violist. Speel of zing je bij een elektronisch orgel dan ontstaat er in mijn beleving geen goede mix van klanken, het inspireert niet, het gaat vervelen. Het zou goed zijn als een deskundige al dergelijke gevoelens, die kennelijk breed leven, zou kunnen objectiveren. Er moet toch meer te zeggen zijn over het verschil tussen de wereld van de speakers en de orgelpijp dan alleen een subjectieve beleving.
Een duidelijk stuk van de heer De Vries.
‘Tijden veranderen en wij veranderen mee’ zei eens kerkvader Aurelius Augustinus. Blijkbaar doet dit in de ‘Orgel’wereld minder opgeld: de 50-er jaren waren (al of niet met een per abuis/perse gerichte sneer aan organisten van de ‘tegen’-partij …) blijkens de talrijke publicaties fel tegen ‘elektronia’/‘neo-barok’/‘romantisch’/‘enge mensuren’ … en ga zo maar voort.
Toen ging de discussie ook al over een slecht idee: Heyiligers, wat later zo slecht nog niet bleek te zijn, getuige de reputatie die dat merk (weliswaar om als ‘hardwarebasis’ te dien voor een jawel: Hauptwerkorgel.
Ook ik prefereer (althans momenteel) een pijporgel in een mooie kerk. Wellicht is het zinvol om toch eens wat met meer gezonde, achterdochtige, wat verholen belangstelling het fenomeen ‘Hauptwerk-in-de-kerk’ te blijven volgen.
Ik wens ieder wijsheid toe en openheid in het leggen, bekritiseren en poneren van stellingen al of niet voor/tegen (Hauptwerk als) kerkorgel.
Speel op de bal, niet op de man zoals in de jaren 50, 60, 70, 80 en 90 van de vorige eeuw.
Waar ik mij over verbaas in de discussie pijporgel versum electronicum is dat het altijd alleen maar om de klank gaat. Een orgel tot klinken brengen is ook, met name, een kwestie van fysieke ervaring. Niet alleen de fysische ervaring van de totstandkoming van de orgelklank maar juist ook de zit, de ruimte om je heen, het toucher. Ik wil geen Reger spelen op een namaak-Domorgel als je, bij wijze van spreken, een glissando kan maken met één vinger. Die Regerpassages en akkoorden wil ik voelen! En als ik Sweelinck speel in een middentoonstemming wil ik niet omhoogkijken en een verlaagd systeemplafond zien of een pruttelend koffieapparaat horen. Als ik me de prijs én de ruimte van een elektronische hometrainer zou kunnen veroorloven wil ik op z’n minst een ergonomisch vormgegeven pedaal (met instelbare veersterkte) en een verstelbare orgelbank. Die zie ik nooit in die gelikte advertenties van eletronikaboeren. En natuurlijk kunnen niet alle amateur- en professionele organisten vaak spelen op orgels van de categorie Bavo, Dom of Passau. Maar moet dat dan? Als je een nachtje wil rollebollen met pakweg Julia Roberts zoek je toch ook niet je heil bij een opblaaspop?
Goed verhaal, dat wijst op zaken die ik me nog niet had beseft. Het concert in de Domkerk was inderdaad een afknapper zoals Paul Haagsma schrijft. Het geluid kwam van één kant uit boxen, niet eens stereo geplaatst bv. De organisten, op Jan Hage na, lieten niet de bijzondere stemmen van Dudelange horen, maar etaleerden hun virtuositeit (Den Toom en De Groen zijn wel erg goed). Daardoor bleef een goede demonstratie van dit orgel ook nog eens uit. Maar. wat De Vries zegt, Hauptwerk ontroert niet. De mystiek van het mechanische orgel is niet in samples te vangen. Driedimensionaal tegenover tweedimensionaal, wat mij betreft.
Ik ben zelf een amateurorganist die blij is met Hauptwerk. Als amateur en niet gelovig persoon, speel ik niet vaak op de echte orgels. Voor zulke mensen is het een uitkomst: Bach spelen op Silbermann en Franck op Cavaillé-Coll. Een ongekende luxe.
Door mijn enthousiasme ben ik naar het eerste concert geweest in de Utrechtse Domkerk. Vol verwachting en ik vond het qua geluid een afknapper. Stuur kerkbesturen hier ook maar langs en je hoeft niet bang te zijn dat deze kiezen voor deze variant (als zij tenminste goede oren hebben).
Wat ik altijd zeg: ik vind Hauptwerk prachtig voor de huiskamer, maar daarbuiten heb ik mijn twijfels. Sinds september heb ik les bij Ben van Oosten. Ook al een paar keer op zijn huispijporgel les gehad. Wat ik wel durf te zeggen: als ik het geld en de ruimte heb voor zo’n huispijporgel, dan gaat Hauptwerk bij mij de deur uit. Je merkt dat je hier veel meer de beleving van het bespelen van een pijporgel hebt, dan met Hauptwerk.
Een klein beetje nuchterheid is hier wel op zijn plaats.
Geen van de drie organisten die vrijdag jl. het concert in de Dom verzorgden, zullen pleiten voor een digitale variant in een kerk. Niets van dat alles! Maar ik vind het wel moedig van deze organisten (en er zijn er gelukkig meer!) dat ze de prachtige ontwikkeling die Hauptwerk is, publiekelijk steunen.
Want besef wel: spelen in bijvoorbeeld de Bavo of de Dom, dat is voor veel amateurorganisten iets als ‘once in a lifetime’. Gelukkig is dat nu toch voor steeds meer spelers digitaal binnen bereik gekomen.
Met hun actie stimuleren de organisten De Groen, Den Toom en Hage (en eerder Van der Kooy en Pauw) de orgelcultuur alleen maar! Hierdoor gaan (amateur)organisten met nieuwe motivatie weer aan de slag op hun digitale Bavo, Dudelange of Domorgel (en vele andere orgels). En dat is de beste garantie dat er straks geen orgel bediend hoeft te worden door midi-files….
Is er nu niemand die enig begrip kan opbrengen voor deze noodoplossing? Ik vind het van moed getuigen dat dat de orgelcommissie en Jan Hage voor deze oplossing hebben gekozen om de gemeentezang en de concertserie doorgang laten vinden. Zou een kistorgel een beter alternatief zijn geweest? Geenszins, het geluid zou verdwalen in de grote ruimte.
Ik heb bewust een van de Hauptwerk-concerten in de Domkerk bezocht. Want je kunt pas (ver)oordelen wanneer je jezelf op de hoogte hebt gesteld. Met het concept van het Hauptwerk-orgel is in principe niets mis. Goede samplesets maken het mogelijk om klanken van (voor zover beschikbaar) elk orgel te reproduceren. Voor de beroepsorganist die niet elke keer de kerk in kan om te oefenen is een elektronisch instrument een uitkomst. Je kunt thuis studeren zonder de buren tot last te zijn. En met een Hauptwerk-orgel zou je je ook kunnen voorbereiden op een concert elders en thuis de registraties kunnen uitzoeken (al kost een sampleset al gauw 600 of meer euro’s).
Voor de concertpraktijk ligt het anders. Daar voldoet het concept totaal niet. De sampleset van de Haarlemse Bavo klonk vreselijk. Bij mij thuis klinkt een cd’tje van datzelfde orgel, weergegeven via B&W CM6-S2 speakers, vele malen beter. Het mag/moet sprankelen en details moet je ook kunnen horen. Het bleef op de vlakte in Utrecht. Het ligt niet direct aan het Hauptwerk-orgel, maar wel aan de luidsprekers (en de versterker). Die kunnen het niet aan. En luidsprekers zijn toch echt al sinds 1926 in gebruik voor weergave in grote zalen vol met publiek, om precies te zijn bij geluidsfilm in de bioscoop. We zijn bijna honderd jaar verder. Versterkers en luidsprekers zijn beter geworden. Maar ze kunnen nog steeds niet tippen aan het geluid van een groot pijporgel. Daar zit ’m de bottleneck. En bij het eerste Hauptwerk-concert ging er nog iets anders mis: de sampleset met de originele nagalm was geladen. Dan hoor je de nagalm van Haarlem of Dudelange in de ruimte van de Domkerk die op zich zelf reeds nagalm heeft. Dat wordt een brei van geluiden waarin de muziek verzuipt. Maar dat was snel opgelost door een nagalmloze sampleset beschikbaar te maken (die op een hoofdtelefoon dan weer gortdroog klinkt).
Goed om thuis te oefenen, maar doe mij bij concerten maar echte akoestische instrumenten. Zoals een pijporgel!
Ik ben het van harte eens met dit artikel. Voor studiedoeleinden kan een Hauptwerk-electronium een oplossing zijn mits organisten regelmatig op echte instrumenten spelen. Voor concerten vind ik echte orgels een must. Je gaat immers ook niet met vakantie in een vliegsimulator.
Aanvankelijk kreeg ik de kriebels bij het lezen van dit artikel.
Verderop heeft De Vries mij echter overtuigd van zijn gelijk. Hauptwerk hoort in de binnenkamer, en niet in een kerkruimte. Ikzelf ben bij het Dom(me) concert niet geweest. Echter kan ik mij nauwelijks voorstellen dat geluid, afkomstig uit een paar gaten, lees speakers, de Dom bevredigend kan vullen.
In elk geval zijn de afmetingen van de Bätz-kas vele malen groter dan die gaten. De Bätz is mede daardoor in staat om de kerkruimte met kippenvel te vullen.Als men de pech heeft om niet vlakbij de speakers te zitten, ervaart men maar bitter weinig lijkt mij.
Helemaal eens met dit artikel. Een orgel heeft orgelpijpen en een elektronium heeft luidsprekers. En daar zit echt een wereld van verschil tussen.
Als we als organisten ons al laten verleiden om elektroniums in kerken te gaan gebruiken dan moeten we niet verbaasd zijn als het echte orgel tot uitsterven gedoemd is. Een trieste ontwikkeling. En zelfs Hauptwerk-orgels blijven een surrogaat, een soort hometrainers waarbij een mooi scherm je de illusie geeft dat je werkelijk de Tour de France rijdt. Maar het is en blijft een hometrainer, wel een hele mooie, maar toch een hometrainer en niet meer dan dat.
De bezorgdheid van de heer De Vries is zeer begrijpelijk, en in een aantal gevallen helaas ook terecht. Nu heb ook ik niet zoveel bezwaar tegen (bijv.huiselijk) gebruik van een klassiek elektronisch orgel. Niet iedere particulier (zelfs vakman) kan zich een huispijporgel veroorloven. Dit speelde al in de tijd van Piet Kee die ook begreep dat studietijd op een echt orgel voor vakleerlingen soms moeilijk was, maar hen waarschuwde zo regelmatig mogelijk op een echt orgel te studeren, juist om de muzikaal-technische redenen die de Vries noemt.
Erger vind ik elektronisch uitgebreide pijporgels in kerken. Ooit heeft Dr. Anthon van der Horst, fameus organist en dirigent, eens recitals gegeven op het ‘Dereux’-orgel, een nieuw type klassiek elektronisch orgel dat werd gepromoot. De ophef daarover was net zo fameus. De bevoegdheid voor elektronisch orgel was ook een oorzaak van kritiek, en zo kunnen we maar doorgaan. De gevreesde ‘plasticsoep’ in de oceanen lijkt zich, vanuit artistiek oogpunt bezien, nog steeds zich in de orgelwereld aan te dienen. Zolang echter de noodzaak zich aandient om zo’n instrument in het openbaar te gebruiken door omstandigheden, is er niet zo veel aan de hand. Dit constateert De heer de Vries ook terecht. Het probleem, dat hij signaleert, speelt zich helaas niet alleen op orgelterrein af. Ook daarbuiten spelen zich in alle muzikale en kunstzinnige geledingen ronduit zorgwekkende ontwikkelingen af. Populariteit, plastic-spectaculair-heid en kijkcijfers zijn belangrijker dan inhoud en integriteit, laat staan eerlijke bewondering en verwondering. Uiteindelijk gaat het om de harde centen in een liefst supercorpulente portemonnaie. En dat is – in vele gevallen + verdienste ten koste van bovengenoemde waarden. Lopen wij ook in de straten/pleinen te hoop tegen ringtones, muzak,tophitjes, TV-dirigeerlesjes voor en door bekende Nederlanders en ga zo maar door? Over dat laatste heeft de pianiste/schrijfster-dichteres/psycho-analitica Anna Enquist ooit een prachtig artikel in Trouw geschreven. Maar als we ons op deze gebieden overgeven aan de populisme-verslaving, ook op orgelgebied, dan zijn de rapen cum laude gaar… Misschien gaat het nog niet eens om het gebruik van elektronica als zodanig, maar om de platte materialitische mentaliteit er achter. Geen spaargeduld, omdat het succes dichterbij meer lonkt, dan langer afwachten op iets wezenlijkers dan bovengenoemde ziektesymptomen!