Op vrijdag 25 november is het Van Dam-orgel in de protestantse Jozefkerk te Assen opnieuw in gebruik genomen. Het instrument uit het einde van de negentiende eeuw werd onlangs gerestaureerd door Mense Ruiter Orgelmakers te Zuidwolde (Gr.).
Het orgel van de Jozefkerk werd in 1895-1896 gebouwd door de firma Van Dam te Leeuwarden. Het verving een instrument van Van Oeckelen, gebouwd in 1819 en in 1855 voor het huidige kerkgebouw uitgebreid met een tweede klavier. Dit orgel bevindt zich thans in Havelte.
Bij de bouw trad de toenmalige organist van de Groningse Martinikerk, H.P. Steenhuis, op als adviseur. Bij de totstandkoming van de dispositie had de organist van de kerk, J.F.N. Obbes een grote invloed. Daardoor week de registerbezetting op enkele punten af van andere orgels uit het oeuvre van Van Dam. Zo was de Fluit Harmonique 4 een bijzonderheid, waar Van Dam in het bestek een Speelfluit 4 had voorzien. De Gemshoorn 8 in het pedaal is ook a-typisch voor Van Dam. Opvallend is ook het ontbreken van een Cornet op het Hoofdwerk, vrijwel altijd door Van Dam toegepast, ook bij kleine orgels.
In het bestek was nog sprake van een zwelkast (‘Crescendo’) voor het Bovenwerk, maar of deze daadwerkelijk werd aangebracht is niet helemaal duidelijk. Enkele restanten van sleuven en gaten zouden daarop kunnen duiden. Door vernieuwing van kastwerk in later jaren is dat niet meer te achterhalen.
Op 10 oktober 1896 vond de ‘Examinatie van het Werk’ plaats door M.H. van ’t Kruijs, organist van de Grote of Sint-Laurenskerk te Rotterdam. Het orgel werd goedgekeurd met de opmerking dat het ontbreken van de gereserveerde Basson 8 van het Pedaal als bezwaarlijk werd gezien. Op advies van Van ’t Kruijs werd in 1897 alsnog een Trompet 8 geplaatst.
Torenbrand
In 1910 liep het orgel grote waterschade op als gevolg van het blussen van een torenbrand. De brand was ontstaan na blikseminslag op 13 juni. Het bluswater had zware schade aangebracht aan met name het achter het orgel opgestelde Pedaal en de balg. Hoofd- en Bovenwerk waren nog in redelijke staat. De schade werd nog hetzelfde jaar hersteld door Van Dam.
Verbouwing
In 1932 werd het interieur van de Jozefkerk verbouwd en werd de richting van de banken gewijzigd. De preekstoel werd van het noord- naar de westzijde geplaatst. Hoewel het orgel zelf niet werd gewijzigd, waren er wel visuele en akoestische consequenties door het verlagen van het houten plafond tot vlak boven het orgel.
Koch
Na de Tweede Wereldoorlog werd restauratie noodzakelijk. Met het aantreden van een nieuwe organist, J.B.E. Lenselink uit Apeldoorn, kwam dit in 1953 in een stroomversnelling. Op zijn voorspraak werd de fa. Bern. Koch en Zn. Orgelmakers te Apeldoorn binnengehaald. Deze kreeg 1954 de opdracht om de werkzaamheden uit te voeren. Naast technisch herstel werd een nieuw pedaalklavier tot f1 gemaakt.
Nog tijdens de werkzaamheden werden in 1955, op instigatie van de organist, twee dispositiewijzigingen in neobarokke zin aangebracht. Een van de grondstemmen werdt vervangen door een Sesquialtera en de Klarinet moest plaatsmaken voor een Kromhoorn (Dulciaan). Daarnaast werd de samenstelling van de Mixtuur gewijzigd (= verhoogd).
Plan-Lenselink
Na de afronding van de werkzaamheden in 1955 meldde organist Lenselink zich opnieuw bij zijn kerkvoogdij. Hij had een anonieme gever gevonden die het financieel mogelijk maakte het orgel uit te breiden en zijn verdere wensen ten aanzien van het orgel te doen vervullen. In 1956 lag er een voorstel van Koch voor een drieklaviers orgel met rugwerk. Daarin kreeg het orgel 43 registers, nieuwe windladen en en geheel verbouwde orgelkas met pedaaltorens. De dispositie werd in overleg met de organist vastgesteld.
Toen Koch zijn eerste termijn voor de drastische ombouw in wilde dienen, kwam de weldoenster plotseling te overlijden. De erfgenamen waren echter niet van zins het eerste derde deel van de aanneemsom over te maken. Uit archiefstukken is gebleken dat Lenselink zelf namens de overleden opdracht voor de werkzaamheden had gegeven en ook al een deel van de gelden aan de orgelmaker had overgemaakt.
Inmiddels was het werk aan de aanpassing van de dispositie en het pijpwerk bij de firma Koch in Apeldoorn al in gang gezet. De Asser kerkvoogdij zag het ‘eigenmachtig optreden’ van Lenselink inmiddels in. Uiteindelijk hebben de erfgenamen de zaak met Koch kunnen schikken, waardoor de grote ombouw geen doorgang vond. Het orgel kwam echter niet ongeschonden uit de strijd. Na alle aanpassingen zag de dispositie er als volgt uit:
Hoofdwerk
Bourdon
Prestant 8
Holpijp 8
Octaaf 4
Nachthoorn 4
Quint 2 2/3
Octaaf 2
Sesquialter II
Mixtuur II
Cimbel III (gereserveerd)
Trompet 8
Musette 4 (gereserveerd)
Bovenwerk
Roerfluit 8
Gamba 8
Quintadeen 4
Prestant 4
Woudfluit 2
Nasard 1 1/3
Scherp III
Dulciaan 8
Pedaal
Subbas 16
Octaaf 8
Gemshoorn 8
Octaaf 4
Mixtuur IV
Bazuin 16
Trompet 8
‘Dilettantisch’
Na de ‘restauratie’ functioneerde het orgel nog steeds niet zonder problemen. In een rapport van de Orgelcommissie van de Hervormde Kerk uit 1964 noemde Lambert Erné het werk van Koch ‘ronduit slecht’ en ‘dilettantisch’. Desondanks bleef Koch voor verdere plannen in Assen nog steeds in het vizier, in weerwil van de Hervormde Orgelcommissie. In 1967 was de toestand van het orgel zo slecht dat Koch een elektro-pneumatisch hulporgel van negen stemmen plaatste (1934, Willem van Leeuwen, gebouwd voor kapel ‘Licht en Kracht’ te Assen).
In 1967 beëindigde Lenselink zijn betrekking in Assen, waarmee ook een einde kwam aan de rol van Koch. In 1968 vond overleg plaats tussen de nieuwe organist van de Jozefkerk, Klaas Munniks, en Lambert Erné met zijn collega Willem Hülsmann van de Hervormde Orgelcommissie. Nieuwbouw achter het bestaande front was het advies. Door geldgebrek ging dit echter niet door.
Reconstructie
Na jaren van voortmodderen en het waaien van een andere wind op het gebied van orgelrestauraties in de jaren zeventig, kwam reconstructie van de toestand van Van Dam 1896 in beeld. Na de restauratie van de kerk in 1979 stelde Jan Jongepier als adviseur en Van Dam-kenner in 1981 een restauratierapport op. Dat leidde in 1982 tot restauratie door Mense Ruiter te Zuidwolde.
In de jaren vijftig waren acht van de 25 Van Dam-registers verdwenen, twee een octaaf opgeschoven, en drie naar een ander klavier verplaatst. Bij de reconstructie van de dispositie kon voor een aantal registers gebruik worden gemaakt van pijpwerk uit het Van Dam-orgel (1901) van de in 1977 afgebroken Oosterkerk te Leiden. De dubbelkorige Voix Celeste was afkomstig uit het Van Dam-orgel (1892) in de Lutherse Kerk te Purmerend. Dit register uit 1917 was na een restauratie in 1979 overcompleet.
Ingekort pijpwerk werd naar originele voorbeelden opgelengd, voor zover dat binnen het budget viel. De windladen van Van Dam werden geheel gerestaureerd, evenals de tractuur. De klaviatuur die in 1956 was vervangen werd gereconstrueerd in Van Dam-stijl. Handklavieren en pedaalklavier werden nieuw gemaakt; zo ook de schildjes in de oude registerknoppen. De toonhoogte werd hersteld van 440 Hz naar de originele 435 Hz op a1. De in de loop der tijd in donkerbruin overgeschilderde kas werd gevernist en voorzien van goudverf.
De Dulciaan 8 van Koch kon in 1994 worden vervangen door een originele doorslaande Klarinet van Van Dam. Dit register uit 1896 kwam vrij bij de restauratie van het Holtgräve-orgel uit 1876 in de Hervormde Kerk te Bathmen.
Restauratie 2016
Noodzakelijk groot onderhoud was zo’n dertig jaar na de laatste restauratie weer noodzakelijk. In 2010 werd Stef Tuinstra gevraagd daarvoor een plan te schrijven, mede in het kader van de Brim-subsidieregeling voor onderhoud en restauratie van monumenten. Na eerst de restauratiewerkzaamheden aan het kerkgebouw uit te laten voeren, gaven de kerkrentmeesters van Assen in 2014 de opdracht aan Mense Ruiter Orgelmakers om het orgel onderhanden te nemen, contractondertekening volgde in 2015. Het restauratieschilderwerk werd opgedragen aan Appie Veenstra te Westervelde.
Het orgel werd door Mense Ruiter grondig gereinigd. Diverse beschadiging werden hersteld, mechanieken opnieuw ingeregeld en slijtage verholpen. De windvoorziening, en met name de magazijnbalg, was in 1982 uit financiële overwegingen slechts gerepareerd, maar moest nu dringend worden gerestaureerd. Daarvoor was demontage van bijna tweederde van het orgel noodzakelijk.
De windladen werden geheel gereviseerd, loden conducten nagezien en enkele gecorrodeerde exemplaren vernieuwd. De mechaniek werd schoongemaakt en hersteld, onnodige speling verholpen, messing draadwerk en lederen stelmoeren vernieuwd, waarna opnieuw ingeregeld. De klaviatuur is gereviseerd, pedaalwinkels uit 1982 vernieuwd, de pedaalkoppel Hoofdwerk voorzien van extra verenconstructie voor een lichtere aanslag.
Alle pijpwerk is schoongemaakt en waar nodig hersteld. Het in 1982 verlengde pijpwerk werd alsnog van steminrichtingen in Van Dam-stijl voorzien. Vier ontbrekende, in 1982 op kantsleep voorbereide pijpen van de Prestant 8 van het Bovenwerk werden alsnog volgens bestek-Van Dam geplaatst. De winddruk werd opnieuw bepaald op 74 mm. Op basis daarvan werd de intonatie nagelopen en hier en daar geëgaliseerd. Met name de voetopening van de registers uit 1982 werd wijder gemaakt naar de methodiek van Van Dam.
Vanwege in 1982 al geconstateerde problemen met de steminrichtingen ten opzichte van de toonhoogte werd besloten de toonhoogte weer naar a1 = 440 Hz terug te brengen.
De orgelkas werd geheel hersteld van krimpschade; ontbrekend snijwerk bijgemaakt door Tico Top. Het gehele kas werd opnieuw geschilderd in de oorspronkelijke midden-eikenimitatie. Het lofwerk (evenals de labia van de frontpijpen) werd verguld met 24 karaats rozenobel dubbelgoud. Het glazen portaal onder het orgel werd teruggebracht tot achter de pilaren onder het orgel. De pilaren werden geschilderd in bres-marmerimitatie, kapitelen en piedestallen in zwarte marmerimitatie.
Ingebruikname
De officiële overdracht van het gerestaureerde orgel vond plaats op vrijdagmiddag 25 november. Adviseur Stef Tuinstra en Dolf Tamminga, directeur van Mense Ruiter Orgelmakers presenteerden het orgel. Vaste bespeler Johan Gerkes gaf aansluitend een orgelconcert. ’s Avonds vond het ingebruiknameconcert plaats waaraan werd meegewerkt door het koor Choral Voices onder leiding van Daniël Rouwkema, sporaan Judith Sportel en organist Matthijs de Vreugd.
Dispositie
[L] = Van Dam, Oosterkerk Leiden 1901, geplaatst 1982
[P] = Van Dam, Lutherse Kerk Purmerend 1917, geplaatst 1982
[B] = Van Dam, Bathmen 1896, geplaatst 1994
[R] = Mense Ruiter 1982
[R16] = Mense Ruiter 2016
Overige pijpwerk origineel
Hoofdwerk C-g3
Praestant 8 – 26 pijpen sprekend in front; 30 binnenpijpen; alles met expressions.
Violon 16 discant – c1-h1 front, 1896, Engels tin; rest binnen [L]
Bourdon 16 – C-g eiken, afgevoerd; af g#0 metaal
Roerfluit 8 – roergedekt, met baarden, C-G eiken
Fluit Travers 8 – open. C-G uit Roerfluit 8 G#-B [R]; met expressions
Octaaf 4 – expression t/m h0
Nachthoorn 4 – voormalige Fluit travers 4 [L]. Metaal, licht conisch, open
Quint 3 – prestantmensuur
Octaaf 2 – metaal (stond van 1956-1981 op het Bovenwerk)
Mixtuur III-IV – [L]. Geperste labia. [R]: c0 4′-koor, c2 een 2 2/3′-koor
Trompet 8 – stevels en koppen mahonie, messing kelen, C-G beleerd
Bovenwerk C-g3
Prestant 8 – C-D# eiken, afgevoerd [R16]. Rest metaal. Op kantsleep. 17 pijpen in front.
Viool di Gambe 8 – C-H uit Holpijp 8; Engels tin, zijbaarden, expressions.
Quintadena 8 – [L]. Gedekt, kastbaarden.
Voix Celeste 8 – c-h [R], rest [P], af c1 2 sterk; zeer enge Aeoline-mensuur
Holpijp 8 – C-G eiken, afgevoerd naast lade ; C-d0 afgevoerd op de lade; gedekt, met baarden.
Salicet 4 – [R], metaal
Roerfluit 4 – [L], vm. Roerfluit 8; g#2-g3 1956, open, geherintoneerd
Woudfluit 2 – [R], kopie Daarle (1872/1918); wijde mensuur, licht conisch
Klarinet 8 – [B], mahonie stevels en koppen, doorslaand.
Pedaal C-d1
Subbas 16 – eiken, afgevoerd op pijpstok boven de lade
Octaaf 8 – C-F# eiken, rest metaal
Gemshoorn 8 – C-D# afgevoerd naast lade; open, conisch, smalle labia.
Octaaf 4 – hier en daar zijbaarden. Expressions
Bazuin 16 – stevels en koppen mahonie; C-F#cylindrische bekers; overige trechtervormig; grotendeels beleerd.
Trompet 8 – Van Dam 1897; als HW-trompet.
Werktuiglijke registers
Tremulant Bovenwerk (1896)
Klavierkoppel
Afsluiter Manuaal
Afsluiter Bovenwerk
Afsluiter Pedaal
Ventiel of windlosser
Windvoorziening: grote magazijnbalg met twee schepbalgen in een balgkast achter het orgel
Stemming: gelijkzwevend
Toonhoogte: a1 = 440 Herz bij 20 graden Celcius
Winddruk: 74 mm waterkolom
Samenstelling Mixtuur
C – 2 – 1 1/3 – 1
c0 – 4 – 2 2/3 – 2
c2 – 4 – 2 2/3 – 2 2/3 – 2
Bron: Het Van Dam-orgel in de Jozefkerk te Assen, Melle H. Buruma en Stef Tuinstra. Stichting Sociaal Culturele Aktiviteiten Jozefkerk Assen, 2016.
© 2016 beeld: Henk Jan Lutgert