Op 29 april vond de presentatie plaats van het Hinsz-orgel van de Petruskerk te Leens. In de periode tussen het najaar van 2019 en april 2021 is het orgel gerestaureerd. De werkzaamheden zijn uitgevoerd door Orgelmakerij Reil BV uit Heerde.
Het werk aan het befaamde Hinsz-orgel ging in oktober 2019 van start. De werkzaamheden hadden voor een deel het karakter van een groot onderhoud, maar kende ook restauratieve aspecten. Een belangrijk element daarin was de reconstructie van de vijf spaanbalgen.
Beknopte geschiedenis
De opdracht voor de bouw van een orgel voor Leens kwam van de adellijke familie van de nabijgelegen borg Verhildersum. Anna Habina Lewe van Middelstum, weduwe van Edzard Jacob Tjarda van Starkenborgh (1657-1716), koos voor orgelmaker Albertus Anthonie Hinsz nadat zij het door hem in 1731 gebouwde orgel van Zandeweer had gezien. De bouw van het instrument kostte ƒ 3.400, exclusief orgelkast, beeldhouwwerk en balghuis.
Het snijwerk van de orgelkas is van de hand van de beeldhouwers en -snijders Theodorus van der Haven en Caspar Struiwig. Zij completeren de orgelkast tussen 1738-1743. De familiewapens op de borstwering worden in 1795 weggehaald, maar later door kuiper J. Aikema uit Leens hersteld.
Op de wapenschildjes aan weerszijden van het orgel staan de familiewapens van de overgrootouders van het in 1684 gehuwde echtpaar Edzard Jacob Tjarda van Starkenborgh en Anna Habina Lewe. Links staat de mannelijke lijn (Tjarda van Starkenborgh), rechts de familie in vrouwelijke lijn (Lewe van Middelstum).
Na de bouw wordt op verschillende momenten aan het orgel gewerkt. Als eerste voert Schnitger/Freijtag i.c. in 1794 een grote reparatie uit. Daarbij worden onder andere twee extra pilaren onder het orgel geplaatst.
In 1821 is het N.A. Lohman die een reparatie aan de blaasbalgen uitvoert. Door werkzaamheden aan de toren (1804-1820) waren deze ‘bedorven en bijna onbruikbaar’ geworden.
Dik
De eerste omvangrijke werkzaamheden vinden plaats in 1843/44. Tijdens dit onderhoud herstelt orgelmaker G.P. Dik de orgelkas verstevigt hij de constructie. Tevens worden de frontpijpen ontdaan van tinfolie, gerepareerd, gepolijst en van nieuwe vergulding van de labia voorzien. Ook worden de balgen en de kanalen hersteld en komt er een extra aanvoerkanaal naar het Hoofdwerk.
Dik voert daarnaast een wisseling van de klavieren uit: het Hoofdwerk is voortaan bespeelbaar vanaf het onderste manuaal, het Rugwerk vanaf het bovenste. Onderzoek heeft uitgewezen dat de manuaalkoppel (schuifkoppel) al door Hinsz was opgeleverd met een registertrekker, een constructie die Hinsz had gezien bij het in 1729 geplaatste rugwerk in de Groninger Martinikerk.
In 1844 maakt Dik weliswaar melding van het vernieuwen van de functionaliteit van deze manuaalkoppel, maar hij spreekt niet over een ‘nieuwe’ koppel. Nu wordt de mogelijkheid toegevoegd de koppel tijdens het spelen in of uit te schakelen. Dit betekent dat er tot de recente restauratie ten onrechte is gedacht dat Hinsz geen registertrekker had gedisponeerd voor de schuifkoppel.
Verder repareert Dik het pedaalklavier en voorziet hij het van nieuw leer. Ook worden de ventielveren vervangen. In de dispositie wordt de Scherp van het Rugwerk vervangen door een Fluit 2’.
Van Oeckelen
Slechts 23 jaar na de werkzaamheden van Dik, in 1867, verschijnt orgelmaker Van Oeckelen ten tonele. Hij een voert niet alleen reparaties uit maar brengt ook veranderingen aan. Zo wordt een pedaalkoppel toegevoegd en wijzigt de dispositie. De Quintadeen 16’ wordt opgeschoven tot Bourdon 16’, de Quintfluit (HW) en de Nasard (RW) wisselen van plaats. Tenslotte wordt de Octaaf 2’ van het Rugwerk gebruikt voor een Prestant 8’ discant.
De toevoeging van een pedaalkoppel is mogelijk ingegeven door een op dat moment te zacht bevonden Bourdon van het Pedaal. Door ook de Quintadeen 16’ van het Hoofdwerk op te schuiven, kon er met behulp van de nieuwe pedaalkoppel meer bas gegenereerd worden. De knop voor de pedaalkoppel moet nieuw gemaakt en wordt links naast naast de klaviatuur geplaatst, onder de bestaande registertrekkers. Alle andere knoppen hebben op dat moment nog hun oorspronkelijke functie, waaronder de calcantenklok.
Tenslotte worden in de bas van het labiaalpijpwerk baarden aangebracht, waarna een herintonatie wordt uitgevoerd.
Doornbos
In 1922/23 voert J. Doornbos een ingrijpende ‘restauratie’ uit, waarbij er veel Hinsz-materiaal wordt verwijderd. Zo worden de vijf spaanbalgen van Hinsz vervangen door een magazijnbalg en worden alle 248 frontpijpen vervangen door nieuwe exemplaren. Opnieuw wijzigt de dispositie. De Quint 1 1/2 van het Rugwerk maakt plaats voor een Viola di Gamba (C-H in combinatie met de Fluit Douce 8’). Het materiaal voor deze Gamba wordt verkregen uit twee bekers (C en D) van de Bazuin. De Dulciaan 8’ wordt gewijzigd in een Clarinet 8’ met doorslaande tongen.
Restauratie door Van Vulpen
Als in 1968 Gebr. Van Vulpen het orgel restaureert, wordt er een reconstructie uitgevoerd met het jaar 1733 als uitgangspunt. Dit houdt een gedeeltelijke modernisering in van de mechaniek (nieuwe toetsen, oud beleg). Het windkanaal van Dik uit 1844 blijft behouden, evenals de magazijnbalg en frontpijpen uit 1922. De pedaalkoppel van Van Oeckelen wordt verwijderd vanwege het gegeven dat Hinsz geen pedaalkoppel op dit orgel heeft geplaatst. Ten slotte wordt de windvoorziening niet gereconstrueerd. Daardoor blijft de knop van de Calcantenklok loos.
De Quintadeen 16’ wordt teruggeschoven naar zijn oorspronkelijke plaats. Nieuw pijpwerk wordt vervaardigd voor het Rugwerk: de Octaaf 2’ (aanvulling cis1 – c3), de Quint 1 1/2 en de Scherp. De Dulciaan 8’ krijgt nieuwe kelen, waarbij de tongen van het gelijknamige register in Loppersum (Freytag, 1803) worden gebruikt.
In 1981, slechts dertien jaar na de restauratie, krijgt Van Vulpen alweer de opdracht om opnieuw een pedaalkoppel aan te brengen. Daarvoor wordt de op dat moment nog loze knop voor de calcantenklok gebruikt. Tevens worden er op de kanalisatie schokbalgjes geplaatst.
In de jaren daaropvolgend krijgt Mense Ruiter het orgel in onderhoud en wordt de mechaniek hersteld, de winddruk verlaagd en een nieuwe opliggende tremulant geplaatst. In 2010 wordt de temperatuur gewijzigd van evenredig zwevende temperatuur in een Neidhardt-stemming (II/1732).
Restauratie 2020/2021
Tijdens de laatste restauratie, uitgevoerd door orgelmakerij Reil BV uit Heerde, is het bouwjaar 1733 als uitgangspunt genomen. Orgeladviseur Henk de Vries schreef daartoe een plan waarin de vorige restauratie in 1968 (een gedeeltelijke restauratie / reconstructie naar 1733) in het komende groot onderhoud / restauratie zou worden gecompleteerd. Hierbij zijn volgende werkzaamheden uitgevoerd:
Orgelmeubel
- Aanvullen van ontbrekend houtsnijwerk en het in de was zetten van het meubel.
- De werkzaamheden zijn uitgevoerd door houtsnijder Tico Top uit Kruisweg. Tevens heeft hij de vrijwilligers binnen de Stichting Hinsz Orgel Leens geadviseerd over het in de was zetten van het rijk uitgevoerde orgelfront.
Klaviatuur
- Volledige restauratie met handhaving van de in 1968 aangebrachte toetsen. Toetsbeleg waar nodig hersteld.
- Herstel van – tamelijk beschadigde – registerplaatjes door Appie Veenstra uit Westervelde.
- Klavierplankje met de naam A.A. Hinsz en het jaartal 1733 hersteld door Helmer Hut uit Beerta. Het plankje is het enige nog bewaarde exemplaar van Hinsz.
Wind
- Reconstructie van de windvoorziening op basis van de oude bevestigingspunten in het nog aanwezige oorspronkelijke balgenhuis. De aanwezige magazijnbalg verkeerde in een zeer slechte conditie. Door in te zetten op terugkeer naar de oorspronkelijke situatie – een balgenkamer met vijf spaanbalgen aangesloten op de nog bestaande en aanwezige kanalisatie van Hinsz – is het instrument ook op dit punt weer in de toestand van 1733 teruggekeerd.
- Reconstructie van de calcantenklok. Hiermee is niet alleen de oude registerknop van Hinsz weer in ere hersteld, ook is het sinds 1922 weer mogelijk met getreden wind te spelen.
- Alle windladen zijn gerestaureerd.
- Kanalisatie is waar nodig hersteld.
Tractuur en klaviatuur
- Integrale vernieuwing van de speelmechaniek. Zo hebben de centrale geleidestiften van de toetsen plaats moeten maken voor de zijdelingse geleidestiften zoals Hinsz deze in 1733 had aangebracht. In de toetsen zijn ter versteviging ter hoogte van de nieuwe zijdelingse geleidestiften nieuwe houten inzetstukken geplaatst.
- Restauratie van de bakstukken
- Er zijn nieuwe winkels gesmeed.
- Alle wellenborden zijn gerestaureerd waarbij alle armpjes zijn voorzien van nieuwe inzetstukken van oud eiken.
- De pedaalkoppel die vanaf 1981 werd bediend met de oude calcantenknop van Hinsz heeft een nieuwe (lees: oude) plaats gekregen, namelijk daar waar Van Oeckelen deze in 1867 had geplaatst (links van de klavieren, onder de registertrekkers van Hinsz). Deze opening was in 1968 gepropt maar is d.m.v. het verplaatsen van de mechaniek weer voorzien van een registertrekker met een klein messing knopje. Op deze wijze is het beeld van de oude registerknoppen symmetrisch en valt het nieuwe knopje voor de pedaalkoppel optisch weg.
Pijpwerk
- Het frontpijpwerk van Doornbos uit 1922 is onderzocht op haalbaarheid van intonatie. Uit het resultaat kwam naar voren dat het pijpwerk goed gemaakt is en voorzien van goede kernen. In augustus 2018 is een proef uitgevoerd die geresulteerd heeft in een ingelegd akkoord (door Orgelmakerij Van der Putten) dat al een kleine herintonatie had ondergaan. Dat akkoord bleek een goede basis voor verder onderzoek, hetgeen geresulteerd heeft in een herintonatie van alle frontpijpen waardoor het front nu goed aansluit bij het Hinsz-pijpwerk.
- De door Van Oeckelen aangebrachte baarden zijn verwijderd.
- Herintonatie van het binnenpijpwerk. De registerfamilies sluiten nu onderling goed op elkaar aan.
- Correctie samenstelling Scherp Rugwerk. Dit register uit 1968 had in het tweegestreept oktaaf een onjuiste samenstelling. Er is nu gekozen voor de samenstelling zoals door Hinsz is toegepast in Zandeweer.
Dispositie
Hoofdwerk C-c3
Prestant 8 – 1733/1922; C-c2 front Doornbos, binnenpijpen cis2-c3 Hinsz
Quintadeen 16 – 1733/1968; C-f2 Hinsz, fis2-c3 Van Vulpen (incl. bekers C,D)
Roerfluit 8 – 1733
Speelfluit 4 – 1733, conisch
Octaaf 4 – 1733
Quint 3 – 1733; C-h gedekt, c1-c3 open
Octaaf 2 – 1733
Mixtuur IV-VI – 1733
Trompet 8 – 1733
Voxhumana 8 – 1733
Rugwerk C-c3
Prestant 4 – 1733/1922; C-gis2 front Doornbos, binnenpijpen a2-c3 Hinsz
Fluitdous 8 – 1733
Holpijp 4 – 1733; C-A afkomstig uit werkplaats F.C. Schnitger, B-c3 Hinsz
Nasard 3 – 1733, conisch
Octaaf 2 – 1733/1968; C-c1 Hinsz, cis1-c3 Van Vulpen
Quint 1 1/3 – 1968
Sexquialter II – 1733
Scherp IV – 1968/2021; c2-c3 correctie samenstelling vierde koor Reil
Dulciaan 8 – 1733/1968; kelen Van Vulpen met tongen Freijtag, Loppersum
Pedaal C-d1
Prestant 8 – 1922, geheel in front, Doornbos
Bourdon 16 – 1733
Roerquint 6 – 1733
Octaaf 4 – 1733
Mixtuur IV-VI – 1733
Bazuin 16 – 1733/1968; bekers C en D Van Vulpen
Trompet 8 – 1733
Cornet 2 – 1733/1968; bekers Van Vulpen
Werktuiglijke registers
Tremulant – 1985, Mense Ruiter, opliggend
Schuifkoppel – 1733, tevens bedienbaar met registertrekker
Pedaalkoppel – 1981/2021, Van Vulpen / Reil
Afsluiter Manuaal – 1733
Afsluiter Rugwerk – 1733
Afsluiter Pedaal – 1733
Windlosser – 1733
Calcantenklok – 1733/2021, registertrekker Hinsz, mechaniek en klok Reil
Windvoorziening: 5 spaanbalgen, Reil (2021)
Stemming: Neidhardt (II/1732)
Toonhoogte: halve toon boven normaal
Winddruk: 69 mm Wk
Samenstelling vulstemmen
Mixtuur IV-VI – Hoofdwerk
C 2/3 1/2 1/3 1/4 G 1 2/3 1/2 1/3 c 1 1/3 1 2/3 1/2 g 2 1 1/3 1 2/3 1/2 c1 2 2/3 2 1 1/3 1 2/3 g1 4 2 2/3 2 1 1/3 1 1 f2 4 2 2/3 2 2 1 1/3 1 1/3
Scherp IV – Rugwerk
C 1/2 1/3 1/4 1/6 G 2/3 1/2 1/3 1/4 c 1 2/3 1/2 1/3 g 1 1/3 1 2/3 1/2 c1 2 1 1/3 1 2/3 g1 2 2/3 2 1 1/3 1 f2 2 2/3 2 2 1 1/3
Sexquialter II – Rugwerk
C 2/3 2/5 c 1 1/3 4/5 c1 2 2/3 1 3/5
Mixtuur IV-VI – Pedaal
C 1 2/3 1/2 1/3 Fis 1 2/3 1/2 1/3 1/4 c 1 1/3 1 2/3 2/3 1/2 1/2