KEUZE V/D REDACTIE Georg Böhm door Stef Tuinstra

Text Example

advertentie



“Zo nu en dan verschijnt er een cd-productie waarvoor het hedendaagse cliché ‘helemaal goed’ opgaat. Dit is er zo één.”. Stef Tuinstra krijgt met zijn opname van het klavieroeuvre van Georg Böhm vijf sterren toebedeeld van Orgelnieuws-recensent David de Jong. De redactie doet daar nog eens een schepje bovenop en bestempelt de uitgave tot Keuze van de Redactie.

Alleen de vormgeving laat al zien hoeveel zorg er aan besteed is: de drie cd’s zijn opgenomen in een voorbeeldig gedocumenteerd boek in vier talen. Hier wordt een poging gedaan het oeuvre van Georg Böhm opnieuw op de kaart te zetten. Maar uiteraard is de organist/klavecinist Stef Tuinstra degene dat moet doen. Ik kan niet anders zeggen dan dat hij daar op eclatante wijze in geslaagd is.

Ik voelde me als recensent zeer bevoorrecht deze cd’s te mogen bespreken, maar nadat ik ze nog eens en nog eens beluisterd had, ervoer ik het steeds meer als een ondankbare taak. Want hoe lezenswaardig is een recensie waarin slechts superlatieven op elkaar gestapeld worden? En als je meent toch ook wat de kritische opmerkingen te moeten plaatsen, wordt dat al snel spijkers op laag water zoeken. Toch maar een poging.

Stef Tuinstra heeft Georg Böhm af willen helpen van het imago van voorloper van Bach, die van die leuke partita’s geschreven heeft, die het in een concertprogramma goed doen als tussengerecht tussen gangen met wat zwaardere kost. Hoe vertekend dat beeld is, blijkt alleen al als je zijn niet koraalgebonden werken beluistert. Neem het Praeludium in d, waarmee Tuinstra de eerste cd besluit en de hoorder van de sokken blaast. Het is onbegrijpelijk dat je zo’n werk slechts zelden hoort, terwijl het zich gemakkelijk kan meten met een Toccata in d van Buxtehude.

Dat die vergelijking bij me opkwam is echter te danken aan de wijze waarop Böhm door Tuinstra benaderd wordt: niet als een fijnschilder à la Gerard Dou, maar als een schilder van het grote gebaar à la Rembrandt. Zo komt Böhm pas echt uit de verf: door zijn werk uit te voeren met een stormachtige agogiek en met contrastrijke registraties. Het wat bekendere Praeludium in a is daardoor ineens niet meer dat wat suffe Pachelbel-achtige stuk, maar een zinderend brok muziek.

In de publiciteit rond de verschijning van deze cd heeft de meeste aandacht getrokken dat Tuinstra, naar analogie van de basso continuo-praktijk, akkoorden en andere improvisatorische elementen in de partita’s toevoegt. Dat heeft me in zoverre verbaasd, dat die praktijk in Engeland tot in de negentiende eeuw heel gebruikelijk geweest is. Denk eens aan Wesley’s ‘Twelve Short Pieces’. Eén ding is zeker: Böhms bekende variaties krijgen door de verdeling van de stemmen over meerdere klavieren en pedaal een veel grotere grandeur. Maar het grootste compliment is wat mij betreft dat Tuinstra’s interpretatie van de koraalpartita’s heel natuurlijk overkomt. Slechts in de voorlaatste variatie van ‘Freu dich sehr’, een variatie die als trio in de uitgaven genoteerd is, trof me ineens dat Tuinstra aan de cantus firmus een vierde stem toevoegt. Prachtig!

Dat drie cd’s vol Böhm geen moment vervelen, heeft behalve met Tuinstra’s muzikaliteit ook alles met zijn registratiekunst te maken. Eén van de mooiste vondsten vond ik zijn gebruik van tweevoetsregisters als uitkomende stem: het is alsof er in Hamburg een traversospeler op de orgelgalerij staat.

Behalve voor het Schnitger-orgel in Hamburg, is er ook een kleine rol weggelegd voor het Hinsz-orgel in Zandeweer. Laat ik, om misverstanden te voorkomen, bij voorbaat zeggen dat ik dat een schitterend instrument vind. Maar het had mijn voorkeur gehad, als Tuinstra de werken die hij in Zandeweer heeft opgenomen, óók op het Zell-klavecimbel uit het Hamburgse Museum für Kunst und Gewerbe had uitgevoerd. In de eerste plaats omdat het beeld van Böhm, dat Tuinstra op het grote orgel in Hamburg vakkundig afbreekt, op het kleinere orgel in Zandeweer toch weer bevestigd wordt; Böhm klinkt ineens weer erg ‘dorps’, Tuinstra’s fijnzinnige articulaties en versieringen ten spijt. In de tweede plaats laat Tuinstra in Zandeweer een partita horen die hij ook in Hamburg al uitgevoerd had: ‘Ach wie nichtig’. Alleen heeft hij in Zandeweer “het bestaande notenbeeld vrijwel gehandhaafd”. Met uitzondering dan van de A-contra, die in variatie 4 twee keer voorkomt en eerder lijkt te wijzen op een uitvoering op klavecimbel. In de derde plaats was de klavecinist Stef Tuinstra voor mij een openbaring. Zijn vertolking van de Praeludium in g vond ik adembenemend. Ik betreur het dan ook dat hij de Suite in D, die toch in de eerste plaats voor klavecimbel gedacht zal zijn, in Zandeweer uitvoert met het argument dat door “improvisatorische toevoeging van akkoordtonen een goed klinkende orgelstijl ontstaat”. Als Tuinstra niet streeft naar vermeende authenticiteit, maar wil laten horen hoe het óók kan, had hij wat mij betreft ook een orgel mogen uitkiezen dat aan de zangerigheid en fijnzinnigheid van zo’n klavecimbelwerk recht doet (een Italiaans positief bijvoorbeeld). Ondanks het grote respect dat ik heb voor het spel dat Tuinstra ook in Zandeweer laat horen, vind ik deze Suite in D een wat lomp besluit van drie geweldige cd’s.

Dus meteen maar een wens: er liggen nog diverse Suites van Böhm op een vertolking door Tuinstra te wachten. Maak daar een keuze uit voor een vierde cd, aangevuld met de partita over ‘Jesu, du bist allzu schöne’ en minstens één van de ‘orgelpartita’s’, uitgevoerd op het Zell-klavecimbel. Het water loopt me nu al in de mond. [DAVID DE JONG]

Georg Böhm, Keybord Works

Stef Tuinstra, Schnitger-orgel St. Jakobikirche Hamburg, Hinsz-orgel Mariakerk Zandeweer, Zell-klavecimbel Museum für Kunst und Gewerbe Hamburg

Programma:

cd 1:

(orgel Hamburg:) Praeludium in F; Ach wie nichtig, ach wie flüchtig; Christe, der du bist Tag und Licht; Gelobet seist du, Jesu Christ; Freu dich sehr, o meine Seele; Christ lag in Todesbanden; Herr Jesu Christ, dich zu uns wend; Nun bitten wir den Heiligen Geist; Praeludium in d

cd 2:

Praeludium in C; Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort; Christ lag in Todesbanden; Auf meinen lieben Gott; Christum wir sollen loben schon; Allein Gott in der Höh sei Ehr; Gelobet seist du, Jesu Christ; Praeludium in g; Aus tiefer Not schrei ich zu dir; Von Himmel hoch da komm ich her; Vater unser im Himmelreich; Vater unser im Himmelreich; Vater unser im Himmelreich; Chaconne in G

cd 3:

Praeludium in a; Wer nur den lieben Gott lässt walten; Herr Christ, der einig Gottes Sohn; (klavecimbel Hamburg:) Praeludium in g; Chaconne in G; (orgel Zandeweer:) Capriccio in D; Ach wie nichtig, ach wie flüchtig; Suite in D

Label: DOCUMENT

Nummer: DOC 1102

Speelduur: 76’29 + 76’06 + 73’08

Boek: 223 pagina’s

Prijs: € 34,95

[button link=”http://www.orgelshop.nl/orgelnieuws” target=”_new” style=”large” title=”BESTELSERVICE”][/button]

© 2012 www.orgelnieuws.nl