Sweelinck, Speuy en Van Noordt: dat is onze organistentrots uit het Gouden Eeuw. Alhoewel we dit ook niet moeten overdrijven. Sweelinck heeft een indrukwekkend oeuvre nagelaten, maar bij Speuy en Van Noordt is van beiden slechts een tabulatuurboek overgeleverd. Toch nog steeds genoeg om trots op te zijn, zeker als het om Anthoni van Noordt gaat. In tien psalmen en zes fantasieën varieert hij er lustig op los.
De psalmen waren ongetwijfeld bedoeld om het volk vertrouwd te maken met de melodieën. In de eredienst zelf moest het orgel eerbiedig zwijgen. Wat minder bekend is, is dat Anthoni onderdeel uitmaakt van een echte muzikantenfamilie. Meerdere generaties Van Noordt beoefende de kunst, vooral als organist en componist. De aan ons overgeleverde nalatenschap heeft Gerard de Wit nu als klankdocument aan ons gepresenteerd. De hoofdmoot bestaat uit werk van Anthoni, daarnaast is er een bescheiden aantal instrumentale composities van broer Jacob en neef Sybrandus. Alhoewel Anthoni al vaker is opgenomen is hij nog nooit op deze wijze gedocumenteerd en in zijn tijd geplaatst. Broer en neef beleven hun cd-première vermoed ik.
Psalmen
De eerste twee cd’s zijn volledig gewijd aan de psalmvariaties. Van Noordt is duidelijk een generatie verder dan Sweelinck, maar lijkt toch een beetje alleen te staan. Nederlandse tijdgenoten zijn er niet, maar ook vergelijkingen met bijvoorbeeld de opkomende Noord-Duitse school leveren niet veel aanknopingspunten op. In twee- tot vierstemmige bewerkingen laat hij de psalmen variëren, waarbij hij veel aandacht besteed aan contrapunt en harmonie. Hij lijkt weloverwogen en zorgvuldig te werk zijn gegaan.
Voor het spel van De Wit niets dan lof, hij kiest voor een hele mooie vocale aanpak. Zoals het een Koopman-leerling betaamt, strooit hij met versieringen, maar weet hij die tegelijkertijd zo uitgebalanceerd toe te passen dat het de vocaliteit volledig intact laat. Hetzelfde geldt voor zijn registraties. Wellicht kiest hij niet voor de meest spannende combinaties, maar wel voor voldoende afwisseling, waardoor het ook op dit onderdeel boeiend blijft. Zijn aanpak heeft soms iets kamermuzikaals.
Evenals bij zijn eerdere cd’s met eigen psalmbewerkingen zal je, op een enkele uitzondering na, tevergeefs zoeken naar grote plenumregistraties, maar vooral in de individuele stemmen zowel de psalmbeweringen als het orgel te etaleren. De balgentreders uit de tijd van Van Noordt zouden De Wit zeer dankbaar zijn geweest.
Hierdoor is het ook niet alleen een klankdocument van de familie Van Noordt, maar ook van het Zutphense Bader-orgel. In het booklet legt hij de relatie naar het orgel van de Nieuwezijds Kapel waar Van Noordt de bespeler van was. Qua tijdsperiode is dat er zeker, echter qua dispositie en akoestiek is het maar de vraag hoe groot de overeenkomst is. Jaap den Hertog legt in zijn dissertatie over Van Noordt vooral de relatie met de overige grote stadsorgels van Amsterdam. Hoe dan ook, Zutphen is een fantastische keus.
Helemaal puriteins pakt Gerard het niet aan, want hij schroomt er bijvoorbeeld niet voor om één van de zachte tongwerken van de manualen door te koppelen naar het pedaal en die als cantus firmus te gebruiken (het Nieuwezijds Kapel orgel had slechts een pedaaltrompet). In de zesde variatie over psalm 119 en de tweede variatie over psalm 22 levert dat, samen met een achtvoets fluit hele mooie vocale klanken op.
Datheen
De psalmen worden afgewisseld met zettingen van Claude le Jeune, zowel de bekende vierstemmige zettingen als enkele driestemmige die rijker gevarieerd zijn. Ze worden gezongen door een vierhoofdig vocaal ensemble. Afwisselend worden de koralen in een rranse berijming van Clément Marot als in het Nederlands van Petrus Datheen gezongen. Vooral het gebruik van deze laatste berijming is een waardevolle toevoeging. Hoewel je direct begrijpt waarom er technisch gezien zoveel commentaar op deze berijming was, laat het wel een hele mooie volkse benadering zien. Datheen had geen poëtische pretenties, maar wilde de psalmen dicht bij het volk brengen. Overigens had ik het waardevol gevonden als De Wit ook gekeken had naar vocale Nederlandse bewerkingen uit die tijd, bijvoorbeeld van Nicolaes Vallet.
Het booklet is informatief als het gaat om de familie Van Noordt, een korte uiteenzetting van het orgel in de Nieuwezijds Kapel waar Anthoni een deel van zijn leven organist was (in die periode is zijn Tabulatuurboeck ook ontstaan), over het psalmgezang in De Nederlanden en uiteraard ook over de instrumentale werken van broer Jaco en neef Sybrandt. Helaas missen de gebruikte registraties en is men vergeten de dispositie van het Bovenwerk van het Bader-orgel te vermelden. Dat De Wit het Bovenwerk veel gebruikt heeft is overigens niet heel erg waarschijnlijk, aangezien deze op de Prestant van Bader en Vox Humana van Reil na uit 19e-eeuws pijpwerk bestaat.
Huismuziek
Voor de organologen is de derde cd vooral een bonus-cd waar wij kennis maken met de overige instrumentale werken van de familie Van Noordt. Broer Jacob en neef Sybrandt hebben, voor zover wij weten, niet voor orgel geschreven. We horen hier aangename huismuziek die de moeite waard is om als Hollands monument te worden vastgelegd. Mijn huisgenoten, doorgaans niet zo op de klassieke toer, zeiden zelfs ‘wat een leuke muziek is dat’. Er is dus nog hoop voor oude muziek. Op deze cd staan ook de fantasieën van Anthoni, waarbij De Wit ervoor heeft gekozen om een deel van deze werken uit het Tabulatuurboeck op klavecimbel vast te leggen. Hoewel er niet heel veel orgelopnamen van deze fantasieën zijn, is het goed dat hij deze keus maakt.
Tot slot
Gerard de Wit is erin geslaagd om een boeiend klankdocument te maken, niet alleen als document, maar ook gewoon om herhaald te beluisteren en te genieten. Zijn spel is gaaf en zijn registraties uitgekiend. Zijn driemaal eerder beproefde concept om orgelbewerkingen af te wisselen met vocale bijdragen is ook hier weer bijzonder geslaagd. Sweelinck is al vaker opgenomen en nu Van Noordt goed gedocumenteerd is mag hij wat mij betreft onze derde orgeltrots uit de Gouden Eeuw ook wel op deze wijze voor het voetlicht brengen.
Klankdocument familie Van Noordt – opera omnia
Gerard de Wit – Bader-orgel Walburgiskerk Zutphen / klavecimbel
Dutch Baroque Orchestra Solisten & Vocaal Ensemble, Johanneke de Wit (blokfluit)
- Anthoni van Noordt: Tabulatuurboeck 1660 – Psalmen & fantasyen
- Jacob van Noordt: ’t Uitnemend kabinet 1649 – blokfluit
- Sybrandus van Noordt: Opera Prima 1690 – sonates
- Claude Le Jeune: Psaumes de David a 3 parties 1602 / Psalmen Davids met den Hollandsen text Pretrus Dathenus, op 4 stemmen 1665
Dutch Baroque Records, zonder nummer, 3cd, 67’20 + 59’18 + 69’59, booklet 32 p. (NE)
Verkrijgbaar bij dutchbaroquerecords.nl