Het Buxtehudejaar is in volle gang. Eerder werd hier de cd-box met het complete orgelwerk van Buxtehude, uitgevoerd door Bernard Foccroulle, besproken. Hij was het Buxtehudejaar net voor, evenals de Deense Bine Bryndorf, die de afgelopen jaren haar visie op een vijftal zilveren schijfjes vastlegde. En dan is er natuurlijk nog de integrale van Harald Vogel, jarenlang een ‘referentie-opname’. Daar komt dit jaar een interessante reeks bij. Niemand minder dan Ton Koopman, net klaar met het opnemen van alle Bachcantates, stort zich dit jaar met heel zijn hart, heel zijn ziel en heel zijn verstand op alle Buxtehudewerken. Eerder verscheen een cd met klavecimbelwerken en een cd met het oratorium ‘Das jüngste Gericht’. Deel drie en vier in de serie Buxtehude Opera Omnia zijn gewijd aan orgelwerken. Het onlangs verschenen deel vijf staat in het teken van vocale werken.
De aanpak van Koopman is uiteraard totaal anders dan die van bovengenoemd trio. De ‘Stylus Vogeliensis’ kenmerkt zich door een nogal zwaarmoedig aandoende aanpak terwijl Foccroulle kiest voor een sobere maar fijnzinnige benadering met geraffineerde details. De uitvoering van Koopman daarentegen is even uitbundig als aanstekelijk en sluit goed aan op de stoere, extraverte klank van de fraaie historische orgels in Altenbruch en Lüdingworth. Dankzij de gortdroge akoestiek van beide kerken en de directe klank van de orgels is ieder detail waarneembaar. Een enkele keer leidt die directheid in combinatie met plenumregistraties en hoge tempi tot onrust. In vergelijking met vroegere opnames van Koopman gaat er meer rust uit van zijn spel, zonder dat dit ten koste gaat van zijn bevlogenheid.
Koopman gaat uit van een tweedeling in Buxtehudes orgelwerken: de eerste categorie betreft composities die aansluiten bij de middentoonstemming; de tweede betreft composities die bij een stemming met meer reine kwinten en overzwevende tertsen (bijv. Werckmeister III) goed gedijt. In haar eerste editie van Buxtehudes biografie verklaarde Kerala Snyder deze tweedeling vanuit het gegeven dat in 1683 het grote orgel van de Marienkirche in Lübeck, Buxtehudes ‘eigen’ orgel, vermoedelijk naar een Werckmeister-achtige stemming omgestemd zou zijn. In de recent verschenen Duitse versie (overigens een aanrader) komt Snyder hierop terug: er is geen enkel sluitend bewijs dat het orgel tijdens Buxtehudes ambtstijd omgestemd is. Niettemin hangt Koopman deze theorie nog altijd aan, zoals in het booklet bij deel III te lezen is. Hij gaat in op de relatie tussen toonsoorten en stemming. In dat kader is een vergelijking tussen de Werckmeisterstemming van het orgel in Altenbruch en de gemodificeerde middentoonstemming van het orgel in Lüdingworth interessant. In het booklet van deel IV gaat hij in op de editieproblematiek, zonder dat duidelijk wordt op welke gronden Koopman tot bepaalde keuzes komt.
De opening van de eerste cd is zonder meer spannend: de Toccata in fis-moll is dankzij de ongebruikelijke toonsoort en de snel wisselende affecten een van Buxtehudes meest exorbitante werken. Koopman speelt het gepassioneerd en laat de affecten mede door veel registerwisselingen tot hun recht komen. Bij de tussenspelen kan ik me wat meer poëzie en rust voorstellen, maar daarvoor zijn zowel het orgel als de bespeler wellicht te weinig fijnzinnig. Het fraaie Coci/Klapmeyer orgel (1498/1728) in de St. Nicolai Kirche te Altenbruch is mooi opgenomen. Dankzij de laatste restauratie, enkele jaren geleden voltooid door vader en zoon Ahrend, staat het er puik bij. Karakteristiek zijn het pittige, enigszins rauw aandoende plenum en de schitterende tongwerken, die opvallen door hun subtiele karakters en prompte aanspraak. In de koraalbewerkingen zijn veel fraaie soloregistraties te beluisteren. In het uitgekiende programma vormen ze een welkom rustpunt.
Het Wilde/Schnitger orgel (1599/1682) in de St. Jacobi Kirche te Lüdingworth bevat in de kern nog veel materiaal uit de 16de eeuw. Koopman speelt hier werken die hij rangschikt onder de vroege composities van Buxtehude. Ook hier is de opening overrompelend: de Toccata F-Dur (BuxWV 157) is één grote explosie van vreugde. Zeer geslaagd is zijn uitvoering van de Passacaglia, waarin elke sectie prachtig belicht wordt.
De booklets geven de nodige achtergrondinformatie over Buxtehude, het repertoire (van de hand van Christoph Wolff), de uitvoerder en de orgels . Enkele zwart-witfoto’s verluchten het geheel. Waarom de plastic cd-doosjes elk van een kartonnen omhulsel zijn voorzien is me onduidelijk.
Koopman onderscheidt zich met zijn kenmerkende voortvarende aanpak van andere Buxtehude-integrales. We zijn benieuwd naar de volgende delen!
Muzikale interpretatie * * * * *
Programmakeuze * * * * *
Keuze van het instrument * * * * *
Kwaliteit van de opname * * * * *
Informatie in het boeklet * * * *
Grafische vormgeving (cd en boekje) * * * *
Ton Koopman Dieterich Buxtehude Opera Omnia III Organ Works I
Ton Koopman Dieterich Buxtehude Opera Omnia IV Organ Works II
Challenge Classics – CC72242 en CC72243, TT 60’03 (I) en 60’06 (II), booklets 40 pagina’s (E/D/F), € 22,25 per cd