Een kerkrestauratie, de vondst van oude grafzerken en aardbevingsschade zorgden ervoor dat een van de mooiste Lohman-orgels langer dan gepland uit de roulatie was. Het orgel van de kerk van Farmsum is nu gerestaureerd door Mense Ruiter Orgelmakers en wordt zaterdag 17 september na vijf jaar weer in gebruik genomen.
Het huidige kerkgebouw van het dorp Farmsum, onder de rook van Delfzijl, werd gebouwd in 1869/1870 op de plaats van zijn grotere, dertiende-eeuwse, romano-gotische en bouwvallig geworden voorganger. De toren was al in 1857 geheel nieuw gemaakt. Voor deze oude kerk bouwde Nicolaas Antonie Lohman dus in 1829 zijn orgel.
De voorganger van het Lohman-orgel was al een oud instrument, wellicht al zestiende-eeuws, in de zeventiende eeuw uitgebreid, mogelijk door Theodorus Faber. Het bezat 17 registers met een Hoofdwerk (9 registers) en Borstwerk (5 registers), drie aparte pedaalregisters en zes aanvullende registers, waaronder pauken, een nachtegaal en een vogel met beweegbare vleugels.
Het Lohman-orgel
Rond 1816 was het orgel dermate slecht geworden dat men een nieuwe restauratie overwoog. Daar kwam lange tijd niets van totdat vanaf 1821 de discussie (opnieuw?) aanving over een nieuw te maken instrument omdat een hernieuwde restauratie van het oude orgel verhoudingsgewijs te duur zou gaan worden.
Er was intussen bewust of onbewust door enkelen ook niet goed gecommuniceerd dat orgelmaker Timpe in 1817 een bestek had ingestuurd voor een orgel met 27 registers en vrij pedaal tegen de westelijke torenwand. De discussie zou gaandeweg zelfs dramatische vormen gaan aannemen en duurde twee jaar. Het archief ervan is bewaard gebleven (Groninger Archieven, Archief Huis te Farmsum) en biedt een interessante inkijk in het toenmalige gedachten-goed in Groningen omtrent nieuwe orgels. Uiteindelijk kon Lohman het orgel toch gaan bouwen op basis van de inhoud van veel punten uit het bestek van Timpe… .
Vrij pedaal
Lohman wilde graag een vrij pedaal maken maar dat werd afgewezen. Lohman was daarna ook bereid het pedaal te reserveren maar alvast wel het kastwerk er voor te leveren. Aldus geschiedde uiteindelijk: het definitieve bestek werd op 22 juli 1823 ondertekend.
In een z.g. ‘Ampliatie’ werd bepaald dat onder andere de pedaaltorens minder hoog zouden worden met kastwerk daaronder zoals ook is uitgevoerd. De voor later gereserveerde Prestant 16 voet kon daarom pas vanaf F beginnen. Het werk zou worden uitgevoerd voor ƒ 6.399, in vier termijnen te betalen.
Het fraaie snij- en lofwerk van het orgel verraadt de hand van Anthonie Walles (1790-1845) die vaker in onderaanneming voor zowel de families Freytag en Lohman, maar ook voor Timpe snij- en beeldhouwwerk leverde. Of de gipsen beelden op het Rugpositief, Geloof, Hoop en Liefde voorstellend, ook van Walles zijn is niet bekend maar lijkt wel voor de hand te liggen.
Groninger voet
Het orgel is nog ouderwets gebouwd met gebruikmaking van de Groninger voet. Vandaar dat de toonhoogte ook meer dan een kwarttoon boven normaal ligt en dat de originele winddruk ook bekend is.
Op 9 en 10 oktober 1829 werd het orgel dan eindelijk gekeurd door Wilhelm Gottlieb Hauff, organist van de Martinikerk te Groningen en keurmeester van diverse orgels. Hauff was laaiend enthousiast over het instrument. De ingebruikneming volgde op 11 oktober 1829; Hauff verzorgde de inspeling. De dispositie van het orgel was gelijk aan die zoals die aan het eind van deze beschrijving staat vermeld, alleen dan zonder de registers L* en met een aangehangen pedaal zonder aparte registers.
Onderhoud
Het onderhoud werd nadien voor ƒ18 per jaar door Lohman uitgevoerd. In 1849 volgde grootonderhoud voor ƒ 300. Nicolaas Antonie Gerhardus Lohman nam het onderhoud over na het overlijden van Gerhard Willem Lohman in 1856. Hij bleef dat tot 1867 doen.
De uitbreiding en overplaatsing van 1869/1870
Van Oeckelen maakte in 1869 daartoe een uitgebreid bestek. Daarin stelde hij voor eindelijk ook het vrije pedaal in te bouwen. De extra registerknoppen en –plaatjes werden aan die van Lohman aangepast. De frontpijpen werden opnieuw gepolijst, de labia opnieuw verguld en de Vox Humana doorslaand gemaakt door de kelen en tongen te vervangen. De koppen en bekers waren gebleven zoals ze waren. De totale kosten bedroegen ƒ 1.800.
De architect van de nieuwe kerk wilde het orgel niet volledig in het zicht plaatsen. Hij was van mening ‘dat expresselijk de balustrade moest dienen om het orgel te maskeren, als zijnde een ouderwetsch meubelstuk in een nieuw modisch gebouw’. Op zondag 31 juli 1870 werden de nieuwe kerk en het uitgebreide orgel weer in gebruik genomen.
Groot onderhoud in 1953
Vanaf 1949 kreeg Mense Ruiter uit Groningen het onderhoud. Deze orgelmakers zouden tot op heden met dit orgel verbonden blijven, dus nu al 67 jaar. Ruiter maakte een herstelplan. Het bleef uiteindelijk bij de eerste fase in 1953: er was een beperkt budget beschikbaar en het herstelwerk moest zo summier mogelijk worden gedaan. De tweede fase kwam pas in 1974 weer aan de orde.
Het orgel werd schoongemaakt, mechanieken afgesteld en binnen het bestaande budget werden grote en kleine gebreken zoveel mogelijk hersteld. Windlekkages werden met extra leerstroken gedicht. De pedaalladen werden minimaal gerestaureerd en enigszins gemoderniseerd. De grootste frontpijpen van het pedaal werden door middel van een ijzerconstructie aan het dak van de kast opgehangen ter voorkoming van inzakken, waarbij tegelijkertijd de verzakte torens ook met die ijzerconstructie konden worden hersteld. De Quint 6 voet van het pedaal werd vervangen door een Ruispijp 3 sterk. Totale kosten: f 4.439,25.
Het orgel was nog goed bespeelbaar, maar had inmiddels wel zeer veel gebreken, uitwendig en verborgen. In 1966 schreef adviseur Klaas Bolt daarom een uitgebreid historisch en bouwkundig rapport over dit orgel en voegde er een restauratieplan bij. Het was een van de eerste plannen die een meer conserverend karakter hadden in vergelijking met de toentertijd vaak gebezigde methoden die tot veel vernieuwing en wijziging van het origineel aanleiding gaven.
De restauratie van 1975/1976
Het orgel werd in deze jaren twee fasen gerestaureerd: manuaal-windladen, reparatie van mechanieken, registratuur, restauratie van de klaviatuur en van alle manuaalpijpwerk. Rijksadviseur bij het werk was drs. Onno B. Wiersma.
De beelden op het Rugpositief werden verwisseld. De voorheen aanwezige donkere barnsteenlak (1870) op het kastwerk werd verwijderd. Het kastwerk werd daarna weer in de was gezet. Het balghuis, dat voorheen gedeeltelijk open was, werd helemaal dicht gemaakt. De speelbalg was nog in redelijke staat. De andere twee balgen waren niet aangesloten. De cancellen van de windladen werden aan de bovenzijde met een hechthoutplaat belijmd zoals dat in die tijd vaak werd gedaan.
Hersteld
Het pijpwerk werd voorzichtig hersteld. De grootste frontpijpen van het Hoofdwerk werden nu, evenals die van het pedaal in 1953, aan de kast opgehangen met behulp van een ijzeren verstevigingsconstructie. De Vox Humana 8vt van het Hoofdwerk werd weer opslaand gemaakt door nieuwe kelen en tongen aan te brengen. De aangetroffen intonatie werd zo summier mogelijk geretoucheerd.
De toonhoogte en de bestaande steminrichtingen bleven en de stemming werd opnieuw net niet helemaal gelijkzwevend zoals daarvóór. Later is die gaandeweg gewijzigd in een volledig gelijkzwevende stemming.
De in 1953 bewaarde Quint 6 voet keerde weer terug op de oude plaats waarbij de Ruispijp van Ruiter het veld ruimde. Een opliggende tremulant werd toegevoegd en geplaatst op het hoofdkanaal tussen hoofd- en balgkast.
Gereserveerde plaatsen
De gereserveerde plaatsen werden respectievelijk ingevuld met een Cornet 3 sterk op de plaats van de Nachthoorn 2 vt (HW) en een Flageolet 1 vt (RP). De Cornet is van Lohman en afkomstig uit Nieuw Scheemda (Arp Schnitger 1698, restauratie en wijziging Lohman 1810). Dit register kwam vrij bij de reconstructie van dit orgel in 1968 door de fa. Metzler. De Flageolet 1 voet uit de Martinikerk (1816) was eveneens vrijgekomen omdat deze bij de reconstructie van 1977-84 niet meer in het Martini-orgel zou terugkeren.
Orgelbank
Een nieuwe, helaas niet goed bijpassende , want te brede en moderne, orgelbank werd gemaakt. De bestaande bank van Van Oeckelen (1870) werd echter wel bewaard en ging vanaf 1982 dienst doen als bank bij het toen in de kerk geplaatste Meijer-orgelpositief van 1878.
Voorzichtigheid
De lofwaardige voorzichtigheid die bij deze restauratie is betracht (duidelijk vanwege de invloed van de adviseurs) had twee kanten: het orgel is ongeschonden uit de restauratie naar voren gekomen waarbij dus het authentieke karakter vrijwel volledig in takt bleef. En dat in een tijd dat zoiets bepaald nog niet vanzelfsprekend was! Aan de andere kant bleven er toch wel veel gebreken bestaan, zoals in de tongwerken en de toch enigszins zwaar en onregelmatig spelende mechaniek.
De periode 1977-2012
In 1992 werd de blaasbalg gerestaureerd die op de windmotor was aangesloten. Alle scharnierpunten bleken origineel te zijn voorzien van linnen verstevigingsstroken en deels touwscharnieren. Reden waarom de levensduur van de belering en betrouwbare scharnierpunten zo lang is gebleken. In 1993 werd een vervolgopdracht gegeven voor restauratie van een tweede balg van de drie.
Onderhoudsplan
In 2004 werd Stef Tuinstra als adviseur aangetrokken en werd eerst een onderhoudsplan gemaakt. Allerlei kleine gebreken werden in 2005 door Mense Ruiter verholpen met advies van de adviseur. Ook werd daarbij de inmiddels al te inegale en instabiele intonatie enigszins bijgewerkt. De windkanalen en pedaalwindladen waren slecht geworden en er deden zich in toenemende mate mechanische problemen voor, reden om het hele orgel aan een revisie te onderwerpen en in optimale staat te brengen.
In 2010 kon de kerk aangemeld worden voor een Brimplan voor het gebouw én de twee orgels ineen. In het toenmalige lotingssyteem had de kerkelijke gemeente geluk en werd het plan ingeloot. Op 18 november 2011 kon eindelijk het restauratiecontract worden getekend.
Grafzerken
Begin 2012 werd het werk begonnen maar al gauw bleek dat er onder de kerkvloer ernstige zwamvorming had plaatsgevonden. Bovendien werden toen tientallen uiterst waardevolle grafzerken en –stenen uit de voormalige kerk aangetroffen. De financiering van het herstel van al deze zaken bleek niet anders mogelijk dan dat de aanvankelijk toegezegde subsidie voor de restauratie van het Meijer-orgel moest worden verschoven naar de kerkrestauratie om het daarbij ontstane grote tekort enigszins te compenseren.
Aardbevingen
Ook hebben zich in de jaren 2012-2015 enkele forse aardbevingen voorgedaan als gevolg van de gaswinning, zodat de kerk in- en uitwendig enkele jaren lang afwisselend, dan weer een poos wel dan weer een poos niet, in de steigers heeft gestaan. Door dit alles moest de orgelbouw telkens worden stilgelegd en uitgesteld.
De restauratie van 2012-2016
De volgende herstelwerkzaamheden zijn in de afgelopen paar jaren uitgevoerd:
- Het orgel is aanvullend gedocumenteerd.
- Kleine gebreken aan het kastwerk zijn hersteld zoals krimpnaden, loszittend raamwerk, snijwerkstukjes, passing van de luiken en de afdichtkrappen. Het hele meubel is schoongemaakt en opnieuw in de was gezet. Het verplaatste beeld van de Liefde werd weer teruggezet op de middentoren van het Rugpositief.
Windvoorziening
- De derde blaasbalg is nu ook gerestaureerd en twee balgen zijn nu op de motor aangesloten.
- De tredeinstallatie is ook weer in orde gebracht zodat er kan worden getreden indien men wenst.
- Er is een nieuwe motor geplaatst met een dito dempkist en electronische toerenregelaar. De oude regulateurs uit 1953 waren van een dermate bijzondere constructie dat ze gehandhaafd zijn.
- Alle windkanalen zijn opnieuw aangesloten en van binnen gebolusd zoals aangetoffen en de naden zijn beleerd naar Lohman’s voorbeeld. De tremulanten zijn verbeterd, stiller gemaakt en de slagsnelheid is gecorrigeerd.
Windladen
- Na onderzoek bleek dat ook in de manuaalladen opnieuw scheuren waren ontstaan. Deze werden daarom nu ook aan de onderzijde van een hechthoutplaat voorzien omdat de platen aan de bovenzijde nog goed waren en het afnemen daarvan tot schade zou leiden.
- De ventielen zijn gevlakt en opnieuw beleerd, nieuwe messing ventielveren naar het oude model zijn ingezet, slepen zijn opnieuw afgesteld en de sleepbanen zijn van leer én liegelindringen voorzien.
- Alle pulpeten zijn vernieuwd naar voorbeeld van Lohman met soepel lamsleer. Ook alle conducten zijn gerestaureerd en opnieuw ingelijmd.De oude schroeven en het ijzerwerk, zijn schoongemaakt, bijgeschilderd en weer in goede functie gebracht.
Tractuur en klaviatuur
- De complete mechaniek, koppels en registratuur zijn intensief gerestaureerd. De te ruime lageringen zijn uitgepropt, opnieuw ingeboord en van pokhouten proppen voorzien. Gebroken walsarmen zijn vernieuwd, alles is voorzien van nieuw messing mechaniekdraad en vervolgens precies ingeregeld.
- Ook de klaviatuur is schoongemaakt en gerestaureerd, krom-getrokken toetsen zijn recht gemaakt, de toetsbestifting vernieuwd en alles wat te ruim was geworden is weer passend gemaakt. Idem van het pedaalklavier en de koppels die vervolgens weer precies zijn ingeregeld. De iets rond afgesleten boventoetsen van het pedaal zijn gehandhaafd om zo de huidige comfortabele bespeling ervan te bestendigen.
- De registernaamstroken van Lohman die later als aparte plaatjes waren gemaakt zijn weer als stroken aaneen gemaakt zoals ook origineel het geval was. De belettering en omkadering is door Helmer Hut uit Beerta fraai hersteld. De namen van de in 1976 op de gereserveerde plaatsten toegevoegde registers hebben nu ook hun eigen naam gekregen.
- Na vele jaren is er nu eindelijk een passende nieuwe orgelbank gemaakt naar model van de bank van Marrum (Fr., Hillebrandt / Lohman 1831/33). De zitting is in hoogte verstelbaar gemaakt.
Pijpwerk
- Het frontpijpwerk is schoongemaakt en gepoetst, niet gepolijst vanwege het fraaie patina. Wel zijn de labia opnieuw verguld.
- Al het pijpwerk is grondig hersteld, lekke houten pijpen zijn nieuw verlijmd, kapotte steminrichtingen hersteld, voeten uitgedeukt en ingezakte voetspitsen waar nodig vervangen. De pijpen van de Mixtuur-bas hoefden niet opnieuw te worden opgelengd maar konden met herintonatie het karakter opnieuw krijgen zoals vóór de restauratie van 1975 op oude grammofoonplaten nog te horen is.
- De intonatie van al het labiaalpijpwerk was nog vrij goed en is nagelopen en waar nodig een klein beetje gecorrigeerd en geëgaliseerd. De tongwerken daarentegen zijn intensief gerestaureerd. De bekers van de HW-trompet bleken na onderzoek toch naderhand deels te zijn ingekort en zijn weer opgelengd. De koppen van de pedaaltongwerken zijn geheel gereviseerd en de gaten voor de stemkrukken waar nodig verzet. Alle tongen zijn gepolijst, opnieuw gebogen en waar nodig iets uitgevijld. Alle kelen zijn in de bas opnieuw beleerd zoals aangetroffen en volgens de methoden van Lohman en Van Oeckelen.
- De originele winddruk van 31 graden Groninger voet, die in 1976 ook al was aangebracht, is gehandhaafd.
- De stemming is (nagenoeg) gelijkzwevend, zoals die door Klaas Bolt in 1966 was aangetroffen en beschreven en die op oude opnamen nog te horen is. Deze stemming is door Stef Tuinstra geanalyseerd en enigszins geëgaliseerd. Deze is in het orgel opgehangen als een vaste stemming, bij dit orgel behorend.
Resultaat
Door al het werk heeft het orgel nog meer haar eruditie van weleer teruggekregen dan vooraf voor mogelijk was gehouden. Het is precies het oude orgel zoals het was, maar nog iets intenser, helderder, voller en zilveriger van toon. Een grote winst is ook de grotere stabiliteit van de stemming.
Tongwerken
Na vele jaren van tobben met de tongwerken zijn deze nu eindelijk sterk verbeterd: snel van aanspraak, stabiel in stemming en fraai van klank en kleur met de juiste balans tussen egaliteit en ietwat inegaliteit ten behoeve van de noodzakelijke levendigheid. Ook de akoestiek van de kerk is (nog) fraaier dan voorheen vanwege het iets zachtere pleister.
(On-)Gronings
Het orgel klinkt niet zozeer als ‘1829’ maar eerder als ‘1729’, bijna on-Gronings: heldere, spitse en bijna felle prestanten, volle, vrij luide en donkere fluiten (ja zelfs ietwat zeventiende-eeuws) onder andere vanwege de wijde mensuren ervan. Maar ook een intieme Quintadena, Viola di Gamba en Dulciaan.
Aan de andere kant is het orgel juist wél typisch Gronings: een robuuste totaalklank, een zeer klassieke Hoofdwerk-trompet en Vox Humana die zo bij Schnitger weggelopen zouden kunnen zijn, een pedaal van 1870 met een Quint 6 voet alsof Hinsz deze zelf gemaakt zou kunnen hebben. Ook de latere orgelmakers blijken eerbied voor het werk van hun illustere voorgangers te hebben gehad en sloten daar bij gelegenheid kennelijk graag bij aan.
Ingebruikname
Op vrijdag 16 september om 16.00 uur vindt de officiële ingebruikname van het orgel plaats. Adviseur Stef Tuinstra zal het orgel dan bespelen. De toegang hiervoor is gratis.
Op zaterdag 17 september is er een inspelingsconcert door Pieter Pilon, organist van de kerk van Farmsum. Op het programma staat werk van Bach, Mozart, Mendelssohn, Schumann, Karg-Elert en Franck. Het concert begint om 20.00 uur. Toegang bedraagt € 10.
’s Zondags is er om 9.30 uur een feestelijke kerkdienst waarin de onder meer de heropening van gerestaureerde Farmsumerkerk en het gerestaureerde orgel wordt gevierd.
Op 15 oktober zal het Lohman-orgel het wedstrijdinstrument zijn tijdens het 29ste SGO Orgelconcours en op 19 november en 26 december zijn er concerten door Jaap Zwart (Reger) en Kees Steketee (Kerstconcert). Meer informatie daarover is te vinden op www.lohmanorgelfarmsum.nl
Dispositie
L = Nicolaas Antonie Lohman, 1828
L* = Lohman. Vrijgekomen registers uit andere orgels uit resp. 1810 (HW) en 1816 (RP), geplaatst in 1976.
vO = Petrus van Oeckelen, 1870 – overplaatsing uit de oude kerk, restauratie van het oude orgel en uitbreiding met het al gereserveerde vrije pedaal.
R = Mense Ruiter Orgelmakers 1976/2015 – restauratie
Manuaal C-g3
windladen C en C# – L
Praestant 8 – L
Bourdon 16 – L
Quintadena 8 – L
Viool di Gamba 8 – L
Octaaf 4 – L
Roerfluit 4 – L
Quint 3 – L
Octaaf 2 – L
Cornet III disc.- L*
Mixtuur III-IV – L
Trompet 8 bas/disc.- L
Vox Humana – L/R
Rugpositief C-g3
windladen C en C# – L
Praestant 4 – L
Fluit 16 disc.- L
Fluittravers 8 disc. – L
Holpijp B/D 8 – L
Fluit 4 – L
Woudfluit 2 – L
Flageolet 1 – L*
Dulciaan 8 bas/disc.- L
Pedaal C-d1
Prestant 16 – C-G# hout, gedekt, vO; A-d1 front, L
Subbas 16 – vO
Violon 8 – vO
Holpijp 8 – vO
Quint 6 – vO
Octaaf 4 – vO
Bazuin 16 – vO
Trombone 8 – vO
Werktuiglijke registers
Tremulant hele werk – R; opliggend; registerplaatje vermeldt ‘Windlossing’
Tremulant Rugpositief – L; inliggend
Koppeling bas/disc. – L
Pedaalkoppeling – vO
Afsluiting Man: – L
Afsluiting Rugpositief – L
Afsluiting Pedaal – L
Windvoorziening: drie spaanbalgen met drukveren – L
Winddruk: 76 mm wk
Toonhoogte: a1 = circa 455 Hz
Stemming: gelijkzwevend
Grappig om te lezen dat er in 1870 ook al mensen waren die het orgel een ouderwets instrument vonden. We zijn inmiddels bijna anderhalve eeuw verder. Als het orgel al ouderwets is, is het wel taai.