Een gezaghebbende biografie of andere, nieuwe Bach-uitgaven ten spijt, hoe definitief ze ook lijken, het onderzoek naar het werk van Johann Sebastian Bach staat niet stil en leidt nog steeds tot nieuwe ontdekkingen. Musicus, onderzoeker en schrijver/publicist Rob van der Hilst werpt zijn licht op het onderzoeksproject Bach Expedition.
De Duits-Amerikaanse musicoloog Christoph Wolff – inmiddels hoogleraar-emeritus aan Harvard University (USA) en oud-directeur van het Bach-Archiv Leipzig (D) – publiceerde in 2000 een omvangrijke biografie Johann Sebastian Bach The Learned Musician (een uitgave van W.W. Norton in New York, waarvan bij de Erven Bijleveld in Utrecht een Nederlandstalige editie verscheen) die vrijwel meteen met ‘gezaghebbend’, ‘omvattend’ en zelfs met ‘definitief’ werd gekwalificeerd. Zo leek het ook te zijn en vooral te blijven, ware het niet dat Wolff in zijn hoedanigheid van directeur van het prestigieuze Bach-Archiv Leipzig in 2002 de stoot gaf tot een onderzoekproject van archieven en bibliotheken in Midden-Duitsland en elders in ons buurland dat onder de titel Expedition Bach inmiddels een schat aan volstrekt onbekende gegevens van en over Bach aan het licht heeft gebracht. Dit onderzoek heeft inmiddels qua onderzoeklocaties internationale proporties aangenomen.
Vondsten
Onder de vondsten bevinden zich zelfs muziekdocumenten, zoals een onbekende, strofische da capo-aria met ritornello, Alles mit Gott und nichts ohn’ Ihn dat inmiddels het catalogusnummer BWV 1127 heeft voor sopraanstem, strijkers en basso continuo en dat uit 1713 in Weimar stamt. Andere vondsten zijn twee afschriften van de hand van de jonge Bach. Een daarvan is Buxtehudes grote orgelbewerking van het kerklied Nun freut euch lieben Christen g’mein, nog vervaardigd in Ohrdruf (1698/1699), dat tot nu toe het oudste bewaard gebleven handschrift van Bach überhaupt is. De andere is van Jan Adamszoon Reincken (in geboorteplaats Deventer) c.q. Johann Adam Rein(c)ken (in Hamburg, zijn vaste werkplek) diens grote orgelbewerking van het kerklied An Wasserflüssen Babylons, vervaardigd te Lüneburg in 1700 ten huize van Georg Böhm en volledig in nieuwe Duitse orgeltabulatuur genoteerd!
Onder druk
Het besluit om vanuit het Bach-Archiv met de Expedition Bach aan de slag te gaan, betekende dat Wolffs hooggeroemde Bachbiografie ‘onder druk’ zou kunnen komen te staan wat dan ook prompt gebeurde. Immers, ‘harde’ nieuwe historische gegevens van en over Bachs leven en kunst zouden Wolffs opvattingen onderuit kunnen halen over aspecten uit diens levensgeschiedenis die hij, door de afwezigheid van primaire bronnen, vooral op basis van nuchtere ‘historische common-sense’ vrij aannemelijk wist te maken.
Aanvullingen
Dit blijkt echter nauwelijks het geval te zijn. Er is eerder sprake van addenda dan van corrigenda, meer van aanvullingen dan van correcties, evenals van verharding van Wolff’s hypotheses tot historische feiten. Hoe raar dit wellicht ook moge klinken: in elk geval heeft een en ander de gezaghebbendheid van Wolffs Opus Magnum slechts versterkt.
Of deze aanvullingen metterdaad in komende edities van Wolffs Bachbiografie zullen worden ‘ingevlogen’ – uitgeversbeslissing! – is echter maar zeer de vraag. Want de Bach Expedition gaat gewoon door en resultaten daarvan worden telkens, getrouw in het onder Bach-die-hards welbekende Bach-Jahrbuch gepubliceerd.
Legrenzi
Aardig weetje voor organisten: Bachs niet zó bekende orgelfuga over een thema van Legrenzi in c-moll (BWV 574/574a/574b, een compositie die in drie wordingsstadia, alle in kopievorm, is overgeleverd) blijkt in het geheel niet op een thema van deze Italiaanse barokcomponist gebaseerd. Op basis van welk werk (niet alleen het thema) en van welke componist dit dan wél is gebaseerd? Het Bach-Jahrbuch 2013 geeft hierover indringend en overtuigend uitsluitsel. Zoek het op! In elk geval is hierdoor zo niet een tipje van de sluier van Bachs meesterschap in het componeren opgelicht dan wel een regelrechte titelfout gecorrigeerd.
OrgelAcademie
Nieuw licht op Bachs orgelkunst vanuit de Expedition Bach kwam aan de orde tijdens een lezing die Christoph Wolff op 19 juli gaf in de Utrechtse Nicolaikerk, in het kader van het Internationaal Orgelfestival Haarlem 2014. Hierin bood hij aan enkele honderden jonge organisten/cursisten van de Haarlemse OrgelAcademie inkijk in de voortgang van het hernieuwde Bachonderzoek. Vanzelfsprekend spitste hij dit toe op vondsten die zowel Bachs orgelmuziek betreffen als op diens werk als orgelkenner en -deskundige.
Herkomst
Wolff gaf aan dat het Bachonderzoek zich onder andere richt op de herkomst van kopie-handschriften met name uit Bachs leefperiode van zijn composities, dus tot 1750. Manuscripten die als apografen [afschrift gemaakt door iemand anders dan de auteur, red.] zijn aan te merken en die bij afwezigheid van autografen de rol van primaire bron hebben gespeeld onder andere voor publicatie in de Neue Bach-Ausgabe. Wanneer zulke afschriften direct in de omgeving van Bach zelf zijn ontstaan, dan is dit of kan dit van grote betekenis zijn voor uitgevers en uitvoerenden, want ze kunnen ook nog eens uitsluitsel geven over de praktijk van het uitvoeren van de betreffende composities door Bach zelf.
Versieringen
Zo kon de auteur van een afschrift (in netschrift) uit circa 1725 van Bachs briljante Toccata, Adagio et Fuga in C-dur (BWV 564) – hiervan is dus geen autograaf overgeleverd – geïdentificeerd worden met Bachs Leipziger leerling en uiniverstiteitsstudent Carl Gotthilf Gerlach. Het bijzondere hiervan is dat dit afschrift zowel een rijkdom aan versieringen kent als ook speelaanwijzingen voor beide handen met vingerzettingen die in redelijkheid wel uit de lespraktijk van Bach aan Gerlach moeten zijn ontsproten.
Aanwijzingen
Hetzelfde geldt voor het afschrift van Bach’s Toccata in e-moll voor klavecimbel (BWV 914) dat door een andere , prominente leerling van Bach, Johann Martin Schubart, omstreeks 1710 in Weimar werd vervaardigd. Dit werk is evenmin in enige autograaf overgeleverd. Na Bachs tumultueuze vertrek uit Weimar – de man belandde in het gevang wegens zijn halsstarrige verzoeken bij de regerende hertog van Saksen-Weimar om ontslag als hofconcertmeester en organist: dat dééd je niet bij adellijke potentaten met een onbetwistbaar eigen wil – zou Schubart Bachs opvolger worden als Weimarer hoforganist. Dit afschrift is voorzien van allerlei Italiaanse tempo- en karakteraanwijzingen – daar zitten echt verschillen tussen in het Italiaans – die eveneens wel uit de lespraktijk van Bach en Schubart moeten stammen.
Duo-versiering
Bach gaf zijn eigen composities bij voorkeur in eigen beheer uit, wat betekende dat wanneer een koper een meestal peperduur gedrukt exemplaar wilde aanschaffen, hij zijn toevlucht nam tot zijn eigen ‘handexemplaar’ waarin hij met rode inkt correcties van doorgaans kleine drukfouten had aangebracht om die vervolgens in het verkoopexemplaar aan te brengen. Zo ook wat betreft zijn Dritter Theyl der Clavier-Uebung uit 1739 (die in de loop van de tijd de rare fantasietitel ‘orgelmis’ heeft gekregen) dat Bachs bijdrage was aan het tweehonderdjarige jubileum van de invoering van het Luthers protestantisme in Leipzig. In dit exemplaar, dat zich in de bibliotheek van de universiteit van Princeton (USA) bevindt, deed hij meer dan het slechts op orde brengen van de gedrukte muziektekst. Zo bracht hij een extra versiering aan in de onderste stem van de linkerhandpartij aan het slot van de afsluitende Fuga in Es-Dur (BWV 552-2) waardoor luisteraars uiteindelijk een duo-versiering, dus naast die in de bovenste stem van de rechterhand, kunnen horen.
Rugpositieven
Ook uit Bachs praktijk als orgelkenner en -deskundige zijn vondsten te melden die daarop nieuw licht werpen. Zoals zijn uitdrukkelijke voorliefde voor het zelfstandige rugpositief dat neef Johann Bernhard Bach meldt in zijn tot nu toe ongepubliceerde afschrift van een orgelkeuringstraktaat van Michael Praetorius. In het keurvorstendom Saksen werden rugpositieven in nieuwe orgels en bij verbouwingen en uitbreiding van orgels vrijwel niet gebouwd. Het valt louter aan Bachs gezaghebbendheid als musicus en orgelkundige te verklaren dat Saksische orgelmakers dat soms wel deden.
U weet het nu: van het ‘Bachorgelfront’ valt in het kader van de Expedition Bach ongetwijfeld meer aan intrigerend-onbekends te verwachten in de komende jaren!
Rob van der Hilst (Rotterdam, 1952) is musicus, onderzoeker, cultureel ondernemer, schrijver/publicist, beleids- en communicatiestrateeg in de sectoren cultuur, media, economie en wetenschap. Actieradius: voornamelijk Nederland, België, Duitsland en Frankrijk.
Hij studeerde aan HKU en UU, was organist van de Leeuwenberghkerk in Utrecht, zelfstandig medewerker van Trouw, Le Monde en Washington Post, hoofdredacteur van Mens & Melodie en redacteur van het Utrechts Nieuwsblad.
Hij bedacht de formule van onder andere het Festival Oude Muziek Utrecht (in het Sticht) en het Reincken Festival Deventer (in het Oversticht) en initieerde onder ander de manifestaties ‘Terug van Weggewaaid’ (750 jaar gotische Dom van Utrecht), 300 jaar Vrede van Utrecht 1713-2013 en is co-initiatiefnemer van de Stadsdag Utrecht (2 juni, de ‘nationale feestdag’ van Utrecht op weg naar het 900-jarige bestaansjubileum van de stad in 2022).
Vanaf 1975 woont, werkt en fietst hij in de Domstad (‘world’s best hidden secret’). Publicaties van zijn hand zijn ook te vinden op Twitter en vanaf begin 2013 op De Utrechtse Internet Courant over onderwerpen met en zonder muziek.