Op vrijdag 15 september is het gerestaureerde en met een vrij pedaal uitgebreide orgel van de Nicolaïkerk te Appingedam opnieuw feestelijk in gebruik genomen. De restauratie en uitbreiding van het De Mare/Hinsz-orgel werd uitgevoerd door Orgelmakerij Reil te Heerde. Orgeladviseur Stef Tuinstra beschrijft de historie en de recente werkzaamheden.
Het restauratiewerk aan dit buitengewoon fraaie orgel in een evenzo fraai kerkgebouw met dito akoestiek omvatte voor een deel technisch herstel. Daarnaast werden er de nodige correcties gedaan van de vorige restauratie in 1967-70 door de Gebr. Van Vulpen.
Het orgel bevat naast dat van Hinsz ook veel oud pijpwerk, waarnaar intensief onderzoek is gedaan om te proberen de herkomst ervan te achterhalen. Ook de aanleg van de windvoorziening is uitgebreid bestudeerd.
Het kerkarchief tot aan 1948 is slechts zeer fragmentarisch bewaard gebleven zodat de feitelijke historische gebeurtenissen moeilijk te achterhalen zijn en daarom nu gedeeltelijk op hypotheses moeten zijn gebaseerd.Vergelijkend onderzoek met andere orgels met een verwante stijl en met beter bewaarde archieven laten echter toch aannemelijke aanwijzingen zien.
De stad Appingedam heeft eeuwen lang een moeizame relatie gehad met de stad Groningen. Vandaar dat Oost-Friese invloeden (van Emden tot aan Jever) nogal van betekenis zijn geweest voor de orgelgeschiedenis.
Historie
Het historische overzicht zoals dat uit het onderzoek en de materialen zelf is gebleken luidt als volgt:
±1571 – De Mare
Nieuwbouw van een tweeklaviers orgel met Borstpositief met circa 14 registers door Andreas de Mare (I) rond 1571, destijds werkzaam vanuit Emden, zeer waarschijnlijk tegen de noordmuur in het koor van de kerk. Het werk had een Dooff 3 voet in het front en had de lage G-stemming (een kwart onder de huidige normale toonhoogte), in die tijd een veel voorkomende toonhoogte. Klavieromvang FGA-g2, a2. Aangehangen pedaal, mogelijk met een transmissie voor de Trompet 8 voet van het Hoofdwerk.
1638-1640 – Waelckens
Overplaatsing naar de westmuur van het schip in 1638, begonnen door Daniel Bader. Bader overleed tijdens het werk. Voltooïng van het werk door Anthoni Waelckens in 1640. Hij bouwde geheel voort in de stijl van zijn stiefvader De Mare I en was in zijn tijd een zeer traditionele orgelmaker die tot ver in de 17de eeuw nog F-orgels bouwde (bijvoorbeeld met een nog 16de-eeuwse klavieromvang van FGA-a2). Nieuwe windvoorziening, windladen en delen van het kastwerk van Bader, het overige door Waelckens, inclusief een herintonatie van het oudere pijpwerk op hogere winddruk. Windladeomvang van het orgel van 1638 FGA-c3 (moet van Bader zijn volgens onderzoek van Wim Diepenhorst van de Mixtuur). De oude G-toonhoogte bleef gehandhaafd.
1719 – Von Holy?
In 1719 zijn door een bevriende orgelmaker van organist Gerhardus Havingha (mogelijk Gerhard von Holy uit Jever, Oost-Friesland) twee nieuwe registers in het orgel gezet om het in slechte staat verkerende orgel enigszins aan de nieuwste mode aan te passen, namelijk een Octaaf 2′ – HW en een Trechterregaal 8’ – RP. Havingha was organist in Appingedam van 1718-1722 toen hij daarna naar Alkmaar verhuisde waar hij benoemd werd in de Grote- of Sint-Laurenskerk aldaar.
1744 – Hinsz
Nieuw orgel van Albertus Anthoni Hinsz in 1744, gemaakt met een tamelijk beperkt budget. Het werd daarom een instrument van relatief bescheiden omvang voor deze grote kerk, namelijk 20 registers en een aangehangen pedaal. De balgen, de onderkast van het Hoofdwerk en vrijwel al het bestaande oude pijpwerk van het oude orgel nam hij over en restaureerde deze. Al het overige maakte hij nieuw, waarbij de middentorens van Hoofd- en Rugwerk in destijds Oost-Friese stijl (gesegmenteerd) werden gemaakt. De dispositie is vermeld in de dispositieverzameling van N.A. Knock in 1788.
1811 – Freytag
Restauratie door Heinrich Hermann Freytag waarbij het orgel algeheel technisch werd hersteld.
1842-1884 – Van Oeckelen
In 1842, 1869, 1876 en 1884 vonden allerlei wijzigingen plaats door Petrus van Oeckelen. Onder meer nieuwe frontpijpen met en andere indeling van de tussen- en zijvelden, enkele geheel nieuwe registers in de plaats van de Sesquialter, Cimbel en Trechterregaal, alsmede enkele pijpenreeksen van de oude registers. Ook werd de oude Trompet door een nieuwe vervangen en is de windvoorziening gewijzigd.
±1925 – Doornbos
Rond 1925 werd door Jan Doornbos een penumatisch aangesloten Subbas 16′ achter het orgel gemaakt, werd de oude schuifkoppel vervangen door een moderne koppel met een trekker die onder het spelen bediend kon worden en werd het oude pedaalklavier door een nieuw modern exemplaar vervangen. De oude Cornet 2′ was niet meer in gebruik maar werd nog wel als curiositeit boven op de hoofdkast bewaard. Lambert Erné vond deze in 1948 terug en adviseerde het register terug te plaatsen.
1948-1955 – Mense Ruiter
In de tijd vóór de grote kerkrestauratie van 1948-1953 werden plannen gemaakt om het orgel te restaureren en te voorzien van een vrij pedaal door Mense Ruiter. Dit ging allemaal niet door en het orgel werd in 1953 gedemonteerd. Het orgelbalkon en de orgelkasten werden in 1955 gerestaureerd door de kerkrestaurateur, aannemer Stamhuis. Daarbij werden alle bestaande kleurlagen verwijderd. Sindsdien heeft het orgel een blank eiken uiterlijk.
1967-1970 – Van Vulpen
In de jaren zestig van de vorige eeuw werd een restauratie voorbereid door de Gebr. Van Vulpen maar deze werd om allerlei redenen steeds opnieuw uitgesteld. Het uitgebreide dossier van deze periode geeft een goed en interessant beeld van de overwegingen en handelwijze van de betrokkenen van destijds. Uiteindelijk werd het orgel in 1967 gedemonteerd, maar het duurde nog tot net voor de kerst van 1970 dat het orgel opnieuw in gebruik werd genomen.
Het Damster orgel werd naar de toen geldende inzichten naar de toestand van Hinsz-1744 teruggerestaureerd, waarbij de latere wijzigingen grotendeels ongedaan werden gemaakt. Van de windvoorziening bleef het 19de-eeuwse deel in de orgelkasten intact maar werd het windsysteem vanaf de balgen tot in het orgel vernieuwd met onder andere een zeer wijd en extra lang hoofdkanaal, waarbij de aansluiting op het oude kanaalsysteem niet van onderop werd gemaakt maar ter hoogte van halverwege de Hoofdwerk-onderkast. Een volledig strak, bijna neobarok windkarakter was het gevolg.
Cor Edskes ontwierp de mensuren voor alle nieuw te maken aanvullingspijpen en complete registers. Geheel nieuw werden op het Hoofdwerk de Trompet 8 voet (naar Leens) en Cimbel (kwart-sext samenstelling naar Praetorius) en op het Rugwerk de Sifflet 1½ voet, Sexquialter en Trechterregaal 8 voet.
1981, 1988 en verder
Vanaf 1981 kreeg Mense Ruiter het orgel in onderhoud en in 1988 werd Stef Tuinstra als adviseur bij het orgel betrokken. Allereerst werd de winddruk verlaagd van 84 mm naar 78 mm en werd het orgel omgestemd in een Young-stemming. Nicolaï-organist Adolph Rots verschoof reversibel de Kwart-sext Cimbel tot een Tertscimbel. Dit als begin van een reeks aanpassingen om te uiteindelijk een correctie van de Van Vulpen-restauratie te kunnen realiseren. Enkele plannen daartoe werden in deze periode gemaakt en ook door het Rijk in principe al deels subsidiabel gesteld.
Daarna kwam het kerkelijke SoW-proces op gang wat jaren in beslag heeft genomen waardoor de orgelplannen in de tijd werden doorgeschoven. Wat betreft de gebouwen was de uiteindelijke uitkomst dat de Nicolaïkerk als het nieuwe gezamenlijke ‘huis’ werd betrokken. Er volgde een kerkrestauratie met een aantal interieuraanpassingen. Allerlei moderne voorzieningen werden aangebracht met het oog op het multi-functionele gebruik van de kerk.
Plannen
In 2010 maakte Stef Tuinstra financieringsplannen op basis waarvan in 2013 een nieuw plan werd gepresenteerd. Al ruim 70 jaar bestond de wens om een vrij pedaal aan het orgel toe te voegen, maar deze kon destijds om allerlei redenen niet doorgaan en ook niet in 1969 omdat men er toen van hogerhand niet aan wilde.
De financiële middelen konden nu echter wél worden gevonden omdat alleen bij een geïntegreerd werk tezamen met het historische gedeelte de externe fondswerving over het gehele project effectief is. Zo werd als model A een restauratieplan gemaakt inclusief een vrij pedaal en een model B, alleen de restauratie van het oude orgel. Een offerteronde volgde, waaruit die van Reil werd gekozen en de financieringsprocedure werd gestart.
In 2014 volgde de procedure omgevingsvergunning. Er kon enige tijd later een legaat afkomen indien het plan A met het vrije pedaal zou worden uitgevoerd. In 2015 was de financiering van ca. € 480.000 al bijna rond en werd het project als restauratiewerk in maart 2015 bij de Provincie Groningen ingediend. De subsidievaststelling volgde begin juli 2015. Medio 2016 startte het werk en is dus recentelijk voltooid.
Restauratie 2016-2017
Het orgel is in technische zin volledig en grondig gerestaureerd, mede omdat bleek dat de windladen inwendig opnieuw scheuren hadden. Ook de mechanieken zijn geheel hersteld en opnieuw ingeregeld. Het pijpwerk werd gerestaureerd en intensief geherintoneerd omdat het pijponderzoek had uitgewezen dat de aanwezige intonatie toch nog meer was gebaseerd op neobarokke principes dan aanvankelijk was gedacht.
Ten behoeve van het vrije pedaal werd een nis achter het orgel gemaakt waarin de nieuwe pedaalwindlade dusdanig ver in kon worden geschoven dat twee van de vier registers in de nis staan en twee daarvóór. Zodoende was er voldoende ruimte om toch een pedaal met vier registers achter het orgel te plaatsen. De kast is zo onopvallend mogelijk gemaakt om zoveel mogelijk de oude omgevingssfeer te kunnen behouden. Omwille van de nieuwe extra registrekkers konden de grote registertableau’s van 1969 in fantasiestijl niet gehandhaafd blijven. Nieuwe geprofileerde registernaamstroken zijn gemaakt naar voorbeeld van Hinsz (1743) van de Bovenkerk te Kampen.
Interessante feiten
Uit het onderzoek voor en tijdens het werk is een aantal interessante feiten tevoorschijn gekomen. Deels waren ze al als vermoedens in het restauratieplan opgenomen. Tijdens het werk kwamen er echter ook enkele belangrijke elementen bij die vroegen om een aanvulling op het bestaande plan. Vanuit de financieringsplannen die de adviseur vanaf 2010 had gemaakt was er van tevoren al ruim begroot en waren er daarom ook tijdig voldoende financiële middelen vergaard om de bijkomende ontdekkingen ook financieel geheel in het werk te kunnen integreren.
Zo was al in het plan voorzien dat de Cimbel 3 sterk van het Hoofdwerk en de Trechterregaal 8 voet van het Rugpositief uit 1970 door nieuwe exemplaren zouden worden vervangen die beter zouden aansluiten bij het door Hinsz in 1744 gerealiseerde concept. Aanvullend hebben nu zowel de Hoofdwerk-Mixtuur als de Rugpositief-Sesquialter weer de originele samenstelling gekregen.
Gescheiden windvoorziening
Aanvankelijk zou de 19de-eeuwse aanpassing van de 18de-eeuwse windvoorziening gehandhaafd blijven vanwege het verwachte fraaie karakter ervan. Verder detailonderzoek wees uit dat enerzijds het grootste gedeelte van de windkanalen van Hinsz toch nog aanwezig was. Anderzijds was ook het uitbreidingsgedeelte van het kanaalsysteem door Van Oeckelen van 1842 en 1884 nog grotendeels in tact. Tijdens het werk is daarom besloten om de windvoorziening te scheiden in een 18de-eeuws deel en een deel met daarin de 19de-eeuwse aanleg geïntegreerd. Dat had wel tot gevolg dat de toegang naar het orgel geheel moest worden gewijzigd.
Gebleken is dat de drie grote spaanbalgen van 8,3 bij 4,5 Groninger voet, die in een daarvoor tegen de westmuur aangebouwd nieuw balghuis werden geplaatst, van Daniel Bader zijn. Gezien de stijlkenmerken van Bader moeten ook delen van de onderkast van het huidige Hoofdwerk nog van zijn hand zijn.
Nieuw pijpwerk
Naar aanleiding van uitgebreid onderzoek van Stef Tuinstra dat zich uitstrekte tot het hele Noordduitse kustgebied en Westfalen werden een nieuwe Cimbel en Trechterregaal gemaakt. Orgelmaker Hendrik Ahrend uit Leer (Loga) heeft op zeer collegiale wijze ook allerlei documentatie verschaft die met dit project verband zou kunnen hebben. De nieuwe Cimbel heeft het karakter van een hoge Scherp, de nieuwe Trechterregaal is gemaakt naar voorbeelden van Berendt Huss (Stade, 1673), Arp Schnitger (Hamburg St. Jacobi, 1692) en Frans Caspar Schnitger (Alkmaar St. Laurenskerk, 1725).
Naar aanleiding van de pijpinventarisatie door Han Reil en het daaropvolgende onderzoek van Wim Diepenhorst van de Mixtuur werd deze in de Hinsz-stijl rond 1740 hersteld (zonder 5 1/3 voets koor), waarbij ook de Sesquialter werd betrokken omdat bleek dat er door Van Oeckelen in 1842 veel pijpen van de Sesquialter, onder andere als 5 1/3-koor vanaf c2, in de bestaande Mixtuur waren geplaatst.
De nu aangebrachte barokstemming van het pijpwerk is naar Kellner, een stemming die sterk lijkt op het stemmingsysteem van Hinsz anno 1744 (Groningen, Pelstergasthuiskerk en de visie volgens J.W. Lustig, 1755).
Bijzondere windvoorziening
Men kan in Appingedam nu de windvoorziening in drie ‘windstanden’ zetten, een Hinsz-optie en een Van Oeckelen-I en Van Oeckelen-II optie. Bij de eerste wordt het orgel vanuit de nog originele drie spaanbalgen alleen door het Hinsz-kanaalsysteem van wind voorzien (met enge windkanalen), bij de tweede het Hinsz-systeem plus de Van Oeckelen-‘bypass’ van 1842 (wijdere kanalen) en de derde gelijk als die van de tweede, maar dan ook nog met ingeschakelde schokbalg van Van Oeckelen uit 1884. Het orgel van Appingedam is met dit systeem het enige orgel in Nederland en wellicht in Europa met een historisch ‘multiple choice’ inschakelbaar windsysteem! Met een 21ste-eeuws electronisch aangedreven schakelsysteem, dat wel!
De uitkomst van deze verschillende vormen van windtoevoer zijn voor de klank en aanspraak van de pijpen verrassend en educatief zeer interessant. Zo kan in Appingedam vanaf nu bij bv. excursies in woord en geluid goed uitgelegd worden waarom in de loop van de 19de eeuw de oude windvoorzieningen van vrijwel alle oudere orgels in die tijd werden vervangen danwel verwijd en wat dan bij die ingrepen de winst maar zeker ook het verlies van klankschoonheid betekend heeft. Er kan bv. tijdens concerten ‘geschakeld’ worden tussen het ene systeem en het andere. Zo kan op deze wijze een groot deel van de orgelliteratuur tot en met heden op dit zo heel oude orgel toch passend tot klinken worden gebracht. Wellicht ook een idee voor ecclectische nieuwbouworgels?
Dispositie
Hieronder volgt de dispositie, met globale vermelding van de herkomst van het pijpwerk (spelling naar Hinsz).
M = Andreas de Mare I, ca. 1571
B = Daniel Bader, 1638
H = Albertus Anthonie Hinsz, 1744
O = Petrus van Oeckelen, 1842/1869/1876/1884
V = Gebr.Van Vulpen, 1969
R = Orgelmakerij Reil, 2017
A = Anoniem, onbekende herkomst, dan wel mogelijk Gerhard von Holy, 1719
Hoofdwerk C-c3
windladen C en C# – H
Praestant 8 – O
Gedakt 16 – H/O/V
Holpyp 8 – M/O
Octaav 4 – M/A
Holpyp 4 – M
Octaav 2 – A
Sifflet 1½ – O/V
Mixtuur B/D IV-VI – M/H/R
Cymbel III – R
Trompet 8 – O/V
Dulciaan 8 – M
Cornet Bas 2 – M
Rugpositief C-c3
Eén windlade – H
Praestant 4 – O/H/V
Fluit does 8 – H
Quintadena 4 – M/V
Super Octaav 2 – M
Fluit 2 – M/O
Sifflet 1½ – V
Sexquialter II-III – H/R
Tregter Regaal 8 – R
Pedaal C-d1
Eén windlade en pijpwerk R
Bourdon 16
Octaav 8
Octaav 4
Bazuyn 16
Werktuiglijke registers
Tremulant – hele werk (opliggend), V/R
Manuaalkoppel – als schuifkoppel, H/V
Pedaalkoppel – H/R
Afsluiter Hoofdwerk – V
Afsluiter Rugwerk – V
Toonhoogte: a1 = ca. 455 Hz (kwarttoon boven normaal)
Windvoorziening: 3 spaanbalgen – B
Winddruk: 75 mm
Stemming: Wohltemperiert, Kellner
Samenstelling van de vulstemmen
Mixtuur 4-6 sterk Hoofdwerk
C 1 1/3 – 1 – 2/3 – 1/2
c0 2 – 1 1/3 – 1 – 2/3
c1 4 – 2 2/3 – 2 – 1 1/3 – 1
c2 4 – 2 2/3 – 2 – 2 – 1 1/3 – 1 1/3
Cimbel 3 sterk Hoofdwerk:
C 2/3 – 1/2 – 1/3
G 1 – 2/3 – 1/2
g0 1 1/3 – 1 – 2/3
g1 2 – 1 1/3 – 1
Sexquialtera 2-3 sterk Rugpositief:
C 2/3 – 2/5
c0 1 1/3 – 4/5
c1 2 2/3 – 2 – 1 3/5
Zo is er door gedegen en harmonieus teamwork een fraai orgel ontstaan met een wonderschone extraverte en zilverig-zangerige klank. Eindelijk is het instrument ook haar ‘dorpsstatus’ ontstegen ten gunste van die van een ‘kleine stad’ zoals het Appingedam en de prachtige kerk past. Het oude pijpwerk is uniek in Europa, niet in de laatste plaats de twee nog grotendeels originele tongwerken die inmiddels al bij enkele andere Europese restauratieprojecten gekopieerd zijn. In latere artikelen en beschrijvingen zullen verdere details van deze bijzondere restauratie gepubliceerd worden.
Uitvoerenden
Orgelmakers: Orgelmakerij Reil BV, Heerde
Adviseur: Stef Tuinstra, Bedum
Rijksorgelconsulent: Wim Diepenhorst, Deventer
Snijwerk: Hanno Reil, Heerde
Schilderwerk: Jan Martens, Zuidwolde
Registerborden: Helmer Hut, Beerta
Aannemer: Bouwbedrijf W.H. Blokzijl BV, Blijham
Elektra: Westerdijk Installatietechniek, Delfzijl
Audio-video: Jeroen Balkema, Appingedam
En vele vrijwilligers.