Van Alkmaar begint de victorie … al 150 jaar voor Franz Caspar Schnitger, zoon van de vermaarde Arp, het orgel van de Laurenskerk opleverde. De Gouden Eeuw die volgde op het benauwende beleg van Alkmaar, bracht de stad eerst een Hollands orgel waarmee men met andere steden zonder blikken of blozen kon wedijveren. Naar de beste Hollandse tradities van stadsorgelbouw, maakte Van Hagerbeer een instrument in een kas die door Jacob van Campen naar klassiek ideaal werd ontworpen.
In de vroege achttiende eeuw bereikten de ambities van de stadsorganist en de kerkvoogdij een Europees niveau. De beroemdste orgelbouwer aller tijden (volgens Piet Kee), Arp Schnitger, werd uitgenodigd om met respect voor de monumentale kas het instrument te vernieuwen. Vader Arp legde de basis, overleed in 1719, en zoon Franz Caspar voltooide. De klankgeving van Zwolle inspireerde.
Schnitger heeft in Alkmaar een uitzonderlijke prestatie geleverd, zozeer dat de naam ‘Alkmaar’ in orgelkringen vaak equivalent is voor hét orgel waarop men Bach speelt. De beroemde Bach-opnamen van de blinde en vrijwel foutloos spelende organist Walcha (1956, Bachs Kunst der Fuge) hebben een grote bijdrage geleverd aan de faam van het instrument, maar ook onze Piet Kee heeft in de jaren 1952 – 1987 ‘Alkmaar’ victorie bezorgd. Piet Kee komt ook zelf aan het woord: ‘Het orgel heeft een ziel van de zeventiende eeuw, van die grote kunstenaars zoals Pieter Saenredam, Jacob van Campen, de orgelbouwers Van Hagerbeer en Duyschot en het heeft daarboven nog eens het briljante van de beroemdste orgelbouwer uit de historie, Schnitger. Op die waardige, mooie, Hollandse ziel, is een prachtige, briljante kroon gekomen. Hier hoor je het waardige van de zeventiende eeuw en het uitbundige van de barok, van de achttiende eeuw.’
Behalve de koningin wordt ook het prinsesje aan ons voorgesteld: het oudste bespeelbare orgel van Nederland, gebouwd door Van Covelen in 1511; dus vóór de Tachtigjarige Oorlog en daarmee nog uit de tijd van keizer Karel V! Dit unieke instrument ademt nog op de originele windladen en ook de originele mechaniek werkt nog. De toetsen zijn zelfs nog uit 1511. Het pijpwerk is voor een groot gedeelte origineel; ongeveer zestig procent, een heel hoog percentage, zeker voor een vijf eeuwen oud orgel.
Al voor de recente restauraties klonken deze instrumenten indrukwekkend. Bijvoorbeeld op zo’n EP’tje, waarop wordt vermeld: ‘45 toeren langspeel’. Een groen gekleurde zwart-wit foto van de kas siert de hoes. ‘Koraalvoorspelen van J.S. Bach door Piet Kee’. Het hoesje spreekt over het ‘barok-juweel’. Een andere beroemde opname is ongetwijfeld die gemaakt door Barry Rose (Guild Records) in 1980. Kee speelt Sweelinck op het koororgel en Bach en eigen werk (Gedenck-Clanck ’76) op het grote orgel – zeer gedreven vertolkingen. En laten we niet de latere prachtige Chandos-opnamen (1989, 1990) vergeten, nu voor een spotprijsje te koop als uitgave van Brilliant Classics (93413). Graag noem ik in de rij legendarische opnamen ook Ewald Kooiman met Bachs Kunst der Fuge (BWV 1080), Coronata 2513/ 2613. En kent u de mono-opnamen van Fernando Germani met Bull, Sweelinck en Bach op koor – en hoofdorgel (1959 en 1960, van voor de laatste restauraties)?
De korte klankdemonstraties van Bernard Winsemius op ‘zijn’ hoofdorgel van de Nieuwe Kerk te Amsterdam zijn een genot op zich. Het is prachtig om Cor Edskes uit te horen leggen waarom het Nieuwekerksorgel springladen heeft. De vele pijpverdubbelingen (later aangebracht om het orgel krachtiger te maken) maakten dat nodig. Bij sleepladen lekte te veel wind weg, waardoor de verschillende pijpen van één toon een verschillende hoeveelheid wind toegevoerd zouden krijgen. Het is kostelijk de grote kenner Edskes te horen spreken over de luiken van het orgel, nodig om stof en muizen (!) buiten het instrument te houden, en in geopende toestand het geluid beter naar buiten te brengen.
Paul Binski, als hoogleraar in de geschiedenis van de kunst van de Middeleeuwen verbonden aan Cambridge University, beschrijft de Ionische zuilen aan de basis, de Korinthische (uitbundigere) zuilen onder het Hoofdwerk en de verschillende symbolen die de rijkdom en de glorie van Alkmaar moeten vertolken. Er valt heel wat te vertellen bij dit wereldorgel, dat ook statussymbool was in Holland.
Zowel in Alkmaar als in Leiden laten de balgentreders zien hoe belangrijk en hoe zwaar hun werk was. Als je Leo van Doeselaar de unieke oude klank van het Pieterskerkorgel hoort demonstreren, kun je je onmogelijk voorstellen dat iemand daar Franck Troisième Choral en La zou willen spelen – en toch heb ik er een cd-opname van (door Nico de Raad), hoewel van voor de restauratie. Ook onbegrijpelijk is dat Van Doeselaar zich kennelijk zó thuis voelt in de oude muziek, maar ook een prachtige Liszt heeft opgenomen in het Concertgebouw.
Het is een indrukwekkend moment wanneer de luiken van het Laurensorgel met touwen worden geopend. Alkmaar is onvergelijkbaar; een uniek instrument in de gehele geschiedenis van de orgelbouw. De vele (dertien) zeer karakteristieke tongwerken (volgens Schnitger zelf ‘delikaten Stimmen die niemals in Holland sein gehört worden’), de Cymbels, de Sesquialters op zestienvoets basis; de Praestant 22‘ en niet te vergeten de spectaculaire kas dragen bij aan de heerlijkheid van Alkmaar. De plenumklank is van een ongewone ‘Gravität’ – zwaarte, ernst en kracht. Die roestbruine ‘sound’ van Alkmaar! Terecht noemt Pieter van Dijk de faam van ‘Alkmaar’ als Bachorgel. Jawel, Bach woonde in de streek Thüringen en Saksen. Maar zijn orgelwerk is helemaal thuis in Alkmaar!
Op de dvd worden beide wereldberoemde Alkmaarder instrumenten in hun context en geschiedenis uitvoerig belicht (ruim drie uur beeldmateriaal). Boeiend is de vergelijking met de stadsorgels van de Pieterskerk te Leiden en de Nieuwe Kerk te Amsterdam (kas van laatstgenoemde ook van Jacob van Campen), die als een rode draad door het verhaal loopt. Op de instrumenten worden passende werken vertolkt – gelukkig is aan onze Sweelinck een ruime plaats toebedacht. Ook Merck toch hoe sterck uit Gedenck-Clanck ’76 van Piet Kee wordt ten gehore gebracht. Het begint als een oude ‘Estampie’ en laat horen hoe goed eigentijdse werken het kunnen doen op een zo karakteristiek historisch orgel. De productie gaat vergezeld van een goed gevulde cd.
Deze productie brengt de liefhebber van de geschiedenis van het orgel in het algemeen en de glorie van het Hollandse orgel in het bijzonder veel vreugde. Wat hebben we in ons land een uitzonderlijk rijkgevulde catalogus aan monumentale orgels: ‘Merck toch hoe sterck!’ Alkmaar – the organs of the Laurenskerk: een must voor de liefhebber.
Alkmaar
The Organs of the Laurenskerk
Repertoire – DVD
Alkmaar – Van Covelens-orgel: Pieter van Dijk en Frank van Wijk
Paul Hofhaimer (1459-1537) – Tandernacken 3 hands
Leiden, Pieterskerk: Leo van Doeselaar
Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) – “Ons is gheboren een kindekijn” (“Puer nobis nascitur”) (4 variaties); Pieter van Dalem (±1550-±1601) – Canzon francese
Amsterdam, Nieuwe Kerk: Bernard Winsemius
Nicolaus Bruhns (1665-1697) Praeludium in e
Alkmaar – Van Hagerbeer/Schnitger-orgel: Pieter van Dijk en Frank van Wijk
Johann Sebastian Bach (1685-1750) Passepied uit 1e Orkestsuite; Gerhardus Havingha (1696-1753) Ouverture octava
Repertoire – CD
Alkmaar – Van Covelens-orgel: Pieter van Dijk en Frank van Wijk
Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) – Praeludium in F; Pavana Hispanica; Echo Fantasia
Leiden, Pieterskerk: Leo van Doeselaar
Cornelis Schuyt (1557-1616) Padovano et Gagliarda del sesto modo a 6; Anthoni van Noordt (1619-1675) Uit “Tabulatuurboeck van Psalmen en Fantasyen” – Psalm 24 Vers 1. a 4 (Pedaliter) Vers 2. a 4 Vers 3. a 4
Amsterdam, Nieuwe Kerk: Bernard Winsemius
Matthias Weckmann (1616-1674) – Magnificat
Alkmaar – Van Hagerbeer/Schnitger-orgel: Pieter van Dijk and Frank van Wijk
Johann Sebastian Bach (1685-1750) Preludium en Fuga in C BWV 547, Partita Sei gegrüsset Jesu gütig; Piet Kee (*1927) Merck toch hoe sterk
Label: Fugue State Films
Nummer: FSFDVD008
Prijs: € 55,00 inclusief verzending binnen Nederland