‘Er was eens een symfonie waarin een altviool de hoofdrol speelt’. Zo begint, vrij vertaald, de programmatoelichting in het booklet van deze cd, gewijd aan Harold en Italie van Hector Berlioz.
De componist beschouwde het omvangrijke werk als zijn tweede symfonie, als opvolger van de succesvolle Symfonie fantastique. De opdrachtgever was niemand minder dan vioolvirtuoos Niccolò Paganini. De Italiaanse duivelskunstenaar was in het bezit gekomen van een altviool en vroeg Berlioz een stuk te schrijven waarmee Paganini zijn technische vaardigheden ten volle kon etaleren. En zo ontstond Harold en Italie.
Het werkt kent een tweeledige inspiratiebron. Allereerst is daar Childe Harold’s Pilgrimage van de Engelse dichter Lord Byron. Een lang gedicht over de melancholieke jonker Harold, die na een losbandig leven afleiding zoekt in buitenlandse reizen. Daarnaast verwerkte Berlioz de indrukken van zijn eigen omzwervingen door Italië. De altviool beeldt de hoofdpersoon van het verhaal uit. Deze hoofdpersoon, in wezen Berlioz zelf dus, is eerder een romantische dromer dan een uitbundige levensgenieter. Net als in de Symfonie fantastique is er sprake van een soort ‘idée fixe’ dat in alle vier de delen van het stuk terugkomt (het eerste liedthema dat de altviool speelt). Het epos eindigt tragisch: tijdens een wilde orgie lukt het Harold niet meer om zijn lied te zingen. Hij is zogezegd zijn stem kwijt. Enkele ogenblikken later sterft hij.
Paganini was teleurgesteld toen hij het eindresultaat hoorde: hij vond het niet virtuoos genoeg, het stelde hem onvoldoende in staat om te schitteren. Hij betaalde Berlioz weliswaar het afgesproken honorarium, maar weigerde het stuk te spelen.
Berlioz’ tweede symfonie heeft bij lange na niet de status en populariteit verworven die zijn eersteling ten deel viel. Heden ten dage klinkt het werk maar zelden live in de concertzaal. Waar dat aan ligt? Wie het weet mag het zeggen.
De Franse organist Loïc Mallié is zodanig gegrepen door Harold en Italie, dat hij in samenspraak met de Duitse altviolist Karsten Dobers besloot een bewerking voor altviool en orgel te maken. Voor de fonografische vastlegging togen de twee naar de Pyreneeën, om precies te zijn naar de Église Saint-Vincent-de-Xaintes in het plaatsje Urrugne. In deze kerk staat sinds 2009 een orgel van Jean Dabosso (het booklet had er best meer aandacht mogen besteden). De vele klankkleuren en de symfonische inborst van dit instrument maken het uitstekend geschikt voor dit soort projecten – wat je daar verder ook van mag vinden. Natuurlijk haalt deze versie het niet bij het origineel, maar dat weten Mallié en Dobers ook wel. Wat telt is dat het duo dit meesterwerk van misschien wel de grootste orkestrator aller tijden een prachtige nieuwe jas heeft gegeven. Luister naar wat je hoort, niet naar wat je mist.
En er is meer. Na hun uitvoering van de Harold-transcriptie reflecteren Mallié en Dobers op geheel eigen(tijdse) wijze op diverse thema’s uit de symfonie. Mallié doet dat met een boeiende improvisatie – vergelijkbaar met hoe hij eerder Debussy en Wagner muzikaal becommentarieerde. Niet minder boeiend is Malliés compositie Altissimo! voor altviool solo, speciaal geschreven voor dit project.
Om een lang verhaal kort te maken: in een wereld waarin cd’s (te?) vaak meer van hetzelfde bieden, is dit een originele en verrassende verschijning.
Altissimo!
Loïc Mallié, orgue Jean Daldosso de l’église Saint-Vincent d’Urrugne (Pays Basque)
Karsten Dobers, alto
‘Harold en Italie’ (Berlioz/Mallié/Dobers); Hommage à Berlioz, improvisation à l’orgue (Mallié); Altissimo! pour alto solo (Mallié)
Label: Editons Hortus
Nummer: Hortus144
Speelduur: 68’11
Booklet: 20 pagina’s (FR/EN)
Prijs: € 15,00
Bestellen: editionshortus.com