Vreemde klanken en constructies: orgelmakers verwerken ze soms op een eigenzinnige manier. Maarschalkerweerd bijvoorbeeld: hij bouwde ‘Franse’ orgels met Duitse (Oudewater), ‘Duitse’ orgels met Franse geluiden erop (’s-Heerenberg).
Ook J.F. Witte had er een handje van: zijn zeer Frans aangelegde magnum opus in de Grote Kerk in Den Haag, klonk zo ‘Duits’, dat het Vierne in verwarring bracht (Mes Souvenirs’-VI,118). Laatst kreeg ik een cd in huis waarop ook zo’n eigenzinnig orgel te beluisteren is.
Glad
Het staat in Recco, een badplaats ten oosten van Genua, en werd in 1959 gebouwd door de firma Tamburini. Het instrument (51/IIIP) spreekt een aardig mondje Frans. Maar het doet dat met een onmiskenbaar Italiaans accent: dankzij een lage winddruk (40-60mm WK), de aanwezigheid van Italiaanse mixturen (nauwelijks repetities in de bas) en de afwezigheid van een vier- en een zestienvoets-Trompet, klinkt het gladder en helderder, minder grommend en snirsend dan een Franse evenknie.
Het orgel is te beluisteren op een cd die is gemaakt door Fabio Macera, organist uit het naburige Rapallo. Hij is daar als kerkmusicus werkzaam voor het bisdom Chiavari, waarvan hij alle orgels in kaart heeft gebracht. Tevens is hij mede-oprichter van een symfonieorkest in Rapallo, en sinds 1999 organisator van een orgelfestival waarbij jaarlijks waardevolle orgels uit Ligurië, de streek rond Genua, worden bezocht en bespeeld.
Luchtig
Op de cd vertokt Macera Franse muziek uit de 19e en 20e eeuw. We horen bekende stukken, zoals het Allegro uit de Zesde Sonate van Guilmant en de Boléro de Concert van Lefébure-Wély, maar ook minder bekende, zoals de Noël Landais van Bonnal en de Prélude uit Fauré’s Pelléas et Mélisande.
Het is muziek die Macera, als leerling van Jean-Pierre Lecaudey, prima beheerst en met Franse flair ten gehore brengt. Dupré’s Cortège et Litanie had misschien wat ingetogener gekund en Viernes Scherzetto uit Pièces en style libre wat scherper: daarin sloffen de zachte 8’4’3′ passages zo erg dat de prikkeling verdwijnt. Maar de overige stukken zijn aangenaam om naar te luisteren. Vooral die van Guilmant: briljant klinkt zijn Zesde Sonate, en luchtig hupt zijn Verset-Fantaisie heen en weer.
Harmonieus
Leuk is het dat Macera zijn cd besluit metItaliaanse muziek. Daarin is te merken dat niet alleen orgelmakers door Franse klanken zijn bekoord: het Ave Maria (1890) van Bossi is net Boëllmann, en de Toccata (1934) van Somma, organist van de Fransozenkerk in Rome, is sprekend Mulet. Vooral boeit een Sonate (1975) van Manzino. Het is een stuk waarin Franse kleurigheid, Italiaanse luchtigheid en Duitse degelijkheid (slotfuga) samensmelten tot een eigenzinnige ‘armonie d’organo’. In Recco klinkt dat prachtig!
Armonie d’Organo tra Ottocento e Novecento
Guilmant: Allegro con fuoco (Sonate Nr. 6 en si mineur, Op. 86); Dupré: Cortège et Litanie Op. 19; Bonnal: Noël Landais; Petite Rhapsodie); Vierne: Scherzetto (24 Pièces en style libre Op. 31); Hymne au soleil (24 Pièces de fantaisie Op. 53); Fauré: Prélude (Suite Pelléas et Mélisande) (arr. Duruflé); Lefébure-Wely: Boléro de Concert Op. 166; Manzino: Sonata II; Bossi: Ave Maria Op. 104 N. 2); Somma: Toccata (Somma)
Fabio Macera – L’organo Tamburini di Recco
Fugatto – FUG 063, TT 61’44, opname 12/2015, prijs € 14,00 | fugatto.free.fr