Als ik me niet vergis, zorgt wéér een complete Bach in de wandelgangen van de orgelliefhebbers voor discussie. Vooral als het om een Bach-vertolking gaat die uit de hoek van de authentieke uitvoeringspraktijk komt. Sommigen hebben de neiging de hakken meteen in het zand te zetten. Voor hen moet een organist die aan bronnenonderzoek wel een droogstoppel zijn. Want niet authenticiteit, maar muzikaliteit is doorslaggevend voor een meeslepende vertolking.
Met die laatste zin ben ik het eens. Ik ken talloze uitvoeringen van de orgelwerken van Bach van voor en na de authentieke beweging, waarin nog geen rekening gehouden wordt dan wel niet langer rekening gehouden wordt met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar de historische uitvoeringspraktijk.
Een voorbeeld van zo’n recente niet-authentieke uitvoering is de serie van Jolanda Zwoferink, waarvan ik het eerste deel op Orgelnieuws lovend besproken heb. Maar denk ook eens aan Feike Asma’s uitvoering van de F-dur in de film Toccata, die mij nog altijd bij de strot grijpt. De muzikale spanning die Asma daar weet op te bouwen: ongelooflijk.
Maar het zou onzinnig zijn dus te beweren dat authenticiteit een bedreiging van muzikaliteit is. Net zo onzinnig als de bewering dat bestudering van de Bijbel in de brontalen een bedreiging zou zijn voor het geloof. Wanneer een groot muzikant zich de resultaten van historisch onderzoek eigen heeft gemaakt, blijkt juist dat de muziek daarmee gediend is.
Zo ervaar ik in elk geval wel de eerste beide dubbel-cd’s van de Bach-serie waaraan Pieter van Dijk vorig jaar begonnen is. Over de hele linie klinken zijn vertolkingen doordacht, zonder dat het bédacht of bedachtzáám wordt. De eerste dubbel-cd is voor het grootste deel gewijd aan Bachs Clavier-Übung III, bij velen beter bekend onder de naam ‘Orgelmis’. Ik heb daar veel van uitvoeringen van verzameld, ook omdat ik me achttien jaar geleden zelf eens gewaagd heb aan een uitvoering op cd.
Maar hoe dierbaar sommige opnames me ook zijn, ze geven me niet over de hele linie zoveel voldoening als die van Pieter van Dijk. Je kunt goed horen dat hij tot de tweede generatie van de authentieke beweging behoort. Het is of de resultaten van die beweging op hun plek vallen. Hoe zorgvuldig hij ook articuleert, hij spreekt niet in woorden maar in zinnen. Vooral de koraalbewerkingen klinken daardoor zeer vocaal. Ik heb de indruk dat hij de keuze van zijn tempi heeft laten bepalen door het tempo waarin hij een koraal zelf zou zingen. In elk geval is er eenheid tussen de koralen zoals die door Elma Dekker gezongen worden en de bewerkingen zoals die door Pieter van Dijk gespeeld worden.
Vooral de drie grote Kyrie-bewerkingen heb ik bijzonder van genoten. De eerste twee worden prachtig ingetogen gespeeld en geregistreerd, de derde krijgt een zowel bezonken als aangrijpende vertolking, waarin niet beknibbeld wordt op het organo pleno: ook de Trompet van het Bovenwerk en de beroemde Principaal 22’ van het Van Hagerbeer/Schnitger-orgel mogen meedoen. In Bachs zesstemmige bewerking van ‘Aus tiefer Not schrei ich zu dir’ klinkt eveneens een organum plenum. Deze keer in het pedaal geen tweeëntwintigvoeter, wel tongwerken van zestien tot twee voet, en een plenum dat is aangevuld met de Trompet van het Rugwerk en de Scherp van het Bovenwerk. Overdonderend. Ik ken meerdere uitvoeringen waarin gekozen is voor een achtvoets plenum om het stemmenweefsel hoorbaar te maken. Dat is allemaal prachtig, maar als je wel zes stemmen, maar geen ‘tiefer Not’ hoort, gaat er toch iets niet goed. Wat dat betreft gaat Pieter van Dijk het grote gebaar niet uit de weg, ook als zijn toucher verfijnd blijft. Ik vind dat hij daarin een bijna volmaakt evenwicht vindt en dat maakt deze ‘Orgelmis’ van een uitzonderlijk kaliber.
Natuurlijk kun je over details best twisten. Zo heeft Pieter van Dijk me er niet van overtuigd dat in het tweede deel van het Es-dur preludium de afsluiting van de echomotieven niet staccato, maar als een Seufzerfiguur gespeeld moet worden. Maar ik heb geen zin de zure recensent uit te hangen bij een uitvoering van zo’n hoog niveau.
Wat dat betreft was het even schrikken toen ik de eerste beide tracks van deel twee beluisterde. Pieter van Dijk opent zijn uitvoering van het Orgelbüchlein met Bachs kleine e-moll. De verbredingen die hij daarin aanbrengt om een accent te zetten zijn praktische verdubbelingen van de genoteerde notenwaarden. Ook boven de rusten zet Van Dijk fermates die ervoor zorgen dat het preludium in fragmenten uit elkaar valt. Vervolgens een fuga die traag en zwaar klinkt. Dit belooft weinig goeds.
Maar gelukkig komt die belofte niet uit. Want de rest van de cd is werkelijk prachtig. Wat het luisteren van dit complete Orgelbüchlein extra aangenaam maakt is dat Van Dijk zich bij zijn registraties niet heeft laten leiden door de vraag hoe de koraalbewerkingen ieder voor zich geregistreerd moet worden, maar hoe ze geregistreerd moeten worden als je ze allemaal achter elkaar speelt. Wat is het dan heerlijk als ‘In dulci jubilo’ gespeeld wordt met twee sprankelende fluiten. Of ‘Christe, du Lamm Gottes’. Een kleinood van slechts één minuut, gespeeld met slechts twee prestanten. Maar wat is dit eindeloos mooi.
Een ander pluspunt is dat Pieter van Dijk een blokje van zo’n vier koraalbewerkingen steeds afwisselt met een triosonate, een fuga, een concerto, die allemaal prachtig uitgeserveerd worden. Verrassend vond ik de eendelige versie van het Concerto in C-dur, waarbij afwisselend het hoofdwerk op achtvoets- en het Rugwerk op viervoetsbasis bespeeld worden. Maar het overtuigde me wel!
Ook hier kun je best van mening verschillen over onderdelen. Ik zou voor kunnen stellen dat veel luisteraars Pieter van Dijks interpretatie van het geliefde ‘Ich ruf zu dir, Herr Jesu Christ’ veel te zakelijk vinden. Ik had wat meer emotie ook wel fijn gevonden, maar ik hoor bij Van Dijk hoe de middenstem nu eigenlijk een vioolpartij wordt en dat is ook wel weer verrassend mooi.
Rest mij nog te melden dat de uitgaven sober en stijlvol vormgegeven zijn. Het boekje bevat slechts een Engelstalige toelichting in een wel erg kleine letter, maar op de website van het label is ook een Nederlandstalige versie te vinden. De opname komt heel natuurlijk over. Zo is goed te horen dat het hoofdwerk in Alkmaar wat afstandelijk klinkt ten opzichte van het rugwerk. Ook het Garrels-orgel in Purmerend is prachtig vastgelegd. Een orgel dat velen kennen, maar weinigen gehoord hebben. Zoveel opnames zijn er niet van. Maar wat heeft het een vocale klank en wat klinkt het plenum helder en rond. Alleen al om het orgel zou je Van Dijks Orgelbüchlein moeten horen.
Een complete Bach – als ik hoor dat er weer één op de markt komt, sta ik niet meteen te trappelen om er dus weer één te kopen. Maar dit belooft een topserie te worden en ik zou zeggen, nu de aanschaf nog bij te houden is: zorg dat je deze serie in huis krijgt. Want bij Pieter van Dijk vind je een doordachte én doorleefde Bach. Zo moet het zijn.
BACH – Complete Organ Works – Pieter van Dijk
1 Clavier Übung III
Van Hagerbeer/Schnitger organ | Grote Kerk, Alkmaar
m.m.v. Elma Dekker, sopraan
Dritter Theil der Clavier Übung BWV 669-689, Duetto I-IV BWV 802-805, Praeludium et Fuga Es-dur BWV 552, Fantasia et Fuga c-moll BWV 537, Sonate V C-dur BWV 529, Allabreve D-dur
DMP-records – DVH 40240, TT 78’40 + 78’31, booklet 20 p. (EN), prijs: € 25,00
2 Orgelbüchlein
Garrels organ | Nicolaaskerk, Purmerend
Orgelbüchlein BWV 599-644, Praeludium et Fuga e-moll BWV 533, Fantasia C-dur BWV 570, Pastorale F-dur BWV 590, Fuga c-moll BWV 574, Kleines harmonisches Labyrinth BWV 591, Fuga g-moll BWV 578, Fantasia (Concerto) G-dur BWV 571, Concerto C-dur BWV 595, Trio d-moll BWV 583, Trio c-moll BWV 585, Sonate IV e-moll BWV 528, Praeludium et Fuga G-dur BWV 541
DMP-records – DVH 140257, TT 80’08 + 79’49, booklet 20 p. (EN), prijs: € 25,00
Bestellen: dmp-records.nl