Het contrast tussen Benjamin Alard en Eric Koevoets kan bijna niet groter kan zijn. Toch worden ze hier in één recensie besproken.
Contrasterend. Waar Alards Bach-cd puntig is in zowel interpretatie als instrument, klinkt Koevoets in beide dimensies bedaard. De dertiger Alard speelt een van de collecties die Bach als twintiger schreef, waar vijftiger Koevoets kiest voor de meest doorleefde orgelcyclus die Bach in zijn late Leipziger jaren ons naliet.
Vroeg
Overrompelend komt Alard binnen met Wer nur den lieben Gott lässt walten, gespeeld in een aanstekelijke plenumregistratie en voortvarend tempo. Opvallend is vervolgens het korte slotakkoord, waarna de gemeentezang inzet, hier uitgevoerd door twee koren. Dat tempo houdt Alard grotendeels vast bij de andere koralen, wat een zekere onrust geeft. Zou Bach dit ook met de nodige jeugdige overmoed zo gespeeld hebben? Had hij bij Das alte Jahr vergangen ist echt zoveel haast om het jaar af te sluiten?
Dat neemt niet weg dat de technische perfectie van Alard blijft boeien. Persoonlijk hecht ik meer aan een ademend tempo zoals we dat recent nog bij Jörg Halubek aantroffen. Dat straalt meer rust uit.
In het speelse kerstlied In dulci jubilo en het intieme Christe, Du Lamm Gottes verrast hij met zijn keuze om de canonische cantus firmus te laten zingen. Iets om stil van te worden. Twee hoogtepunten van deze productie.
Mooi is dat Alard echt gezocht heeft naar de context waarin Bach het bedoelt lijkt te hebben: koralen voor de eredienst. Er werken weliswaar twee professionele ensembles mee, ze hebben alleen de functie om als eenstemmig zingende gemeente te fungeren. Daar zit wat mij betreft ook wel gelijk een van de zwakten van deze opname. Deze zingende ‘gemeente’ klinkt zo gepolijst dat het voor ons ruwe Hollanders onnatuurlijk overkomt. Het is ook niet direct een poging om de zangpraktijk van het begin van de achttiende eeuw te reconstrueren. Daarvoor ligt het tempo te hoog. We kunnen aan de hand van de harmonisaties van Bach en de discussie die hij in Arnstadt had over zijn wijze van begeleiden niet exact het tempo vaststellen, maar het had zeker niet het tempo dat hier wordt aangehouden.
Het fraaie Blumenroeder-orgel kwam bij een vorige recensie al aan bod. Zoals we gewend zijn van eerdere producties uit deze Bach-reeks is de opname van hoog niveau, waarbij opvalt dat ook orgel en gemeente mooi in balans zijn.
Laat
Eric Koevoets heeft voor deze productie Clavier-Übung III als uitgangspunt genomen en kiest ervoor om de eerste schijf te vullen met de grote werken. Op de tweede cd worden de kleine koralen omlijst door twee vroegere werken in c-moll. Aangevuld met een paar andere koralen en de grote G-dur is ook deze cd goed gevuld.
In vergelijking met Alard neemt Koevoets meer de tijd. Hij is niet alleen al beduidend langer bezig met zijn Bach-integrale, maar ook het tempo van zijn spel ligt veel lager. Een tempo wat mij, eerlijk gezegd, wat beter bevalt. Zeker in de koraalbewerkingen. Keerzijde is wel dat er soms net te weinig gebeurt, waardoor het wat voortkabbelt en je de aandacht dreigt te verliezen. Dat komt ook wel door de orgels, die zeker fraai, maar niet uitgesproken zijn. Overigens blijken zowel het Verschueren-orgel in Eindhoven als het Pels-orgel in Dordrecht een heel mooi plenum te hebben. Wel zakt deze in Eindhoven wat in als bij de grote Aus tiefer Not de cantus firmus inzet wordt. Door de pedaaltongwerken wordt het dan toch weer troebel. Jammer.
Buitengewoon fraai is Koevoets’ vertolking van de Fuga in c-moll BWV 575. Transparant klatert deze door de Dordtse Antoniuskerk. Maar ook het heldere fluitenensemble van de kleine fughetta over Dies sind der heil’gen zehn Gebot mag er zijn.
Koevoets verdient bewondering voor zijn durf om deze Bach-integrale in te spelen op orgels die nog niet zo lang geleden werden afgeschreven en ook lang niet altijd in optimale staat verkeerden. Het kolossale instrument van de Sint Catharinakerk in Eindhoven staat wel vaker in de belangstelling, maar het orgel in de Dordtse Sint Antoniuskerk zal lang niet iedereen kennen. Beide instrumenten hebben onmiskenbaar de invloeden van de Orgelbewegung in zich en hinken daardoor op twee gedachten, waarbij vooral de pedaalbezetting gebouwd lijkt te zijn voor later werk. Daar doorheen hoor je toch ook de zorg die Verschueren en Pels besteedden aan een transparante barokklank.
In een recente bespreking wierp collega-recensent Arjen van Kralingen de vraag op in hoeverre het veelvuldig opnieuw inspelen van orgelwerken ‘nodig en nuttig’ is. Een terechte vraag, die je ook bij deze twee dubbelaars kunt stellen. Is de Bach-markt inmiddels niet verzadigd? Het is tegelijkertijd een vraag die je in alle eerlijkheid niet objectief kan beantwoorden en die wellicht ook niet gesteld zou zijn als ik overenthousiast was over één of beide producties. Uiteindelijk voegen ze altijd iets toe aan de 21-eeuwse Bach-receptie. Goed dat ze er zijn, zeker niet vervelend om naar te luisteren, maar er direct uitspringen doen ze niet.
Johann Sebastian Bach
The Complete Works for Keyboard
Volume 7: Orgelbüchlein
Orgelbüchlein BWV 599-644
Benjamin Alard, Blumenroeder-orgel (2009), Temple du Foyer de l’Âme, Paris; Ensemble Vocal Bergamasque / Marine Fribourg; Maîtrise Notre-Dame de Paris, Chœur d’enfants / Emilie Fleury
Harmonia Mundi – HMM902498.99; TT 43’38 en 61’05; opnamen 05/2019 en 01/2021; booklet 64 p. (FR/EN/DU); prijs € 21,99 | harmoniamundi.com
Bach Complete Organ Works on Modern Organs
Volume 10 – Great Organ Mass and Little Organ Mass
Fantasia in c BWV 562, Fuga in C BWV 575, Praeludium et Fuga in G BWV 550, Chorale Preludes BWV 613, 624, 635, 643, 737
Eric Koevoets, Verschueren-orgel, Sint Catharinakerk, Eindhoven & Pels-orgel, Sint Antoniuskerk, Dordrecht
Swell Recording – SWC 2018, TT 76’27 en 63’22; opnamen tussen 2015 en 2019; booklet digitaal; prijs € 15,00 | erickoevoets.nl