De naam van Ludwig König is in Nederland vooral verbonden aan de Stevenskerk in Nijmegen. Daar bevindt zich immers zijn magnum opus – dat wil zeggen, het grootste instrument dat van hem bewaard is gebleven. Voor het overige hebben relatief weinig van zijn maaksels de tand des tijds doorstaan. Dat is temeer spijtig omdat König geldt als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de toenmalige Rijnlandse orgelbouw.
In 1752 bouwde hij in de Paterskirche te Kempen (D), op een uurtje autorijden van Nijmegen, een orgel met twee klavieren en aangehangen pedaal. Dat instrument werd in 1979 gedemonteerd – alleen de orgelkas mocht blijven. Op initiatief van de lokale organiste Ute Gremmel-Geuchen ging Verschueren Orgelbouw vanaf 1996 aan de slag met een reconstructie van het oorspronkelijke orgel. Een gelukkige omstandigheid was dat Verschueren gebruik kon maken van de gedetailleerde beschrijving die een vroegere organist van de Paterskirche, Jacob Menden, in 1839 had gemaakt. Dat de Limburgse firma eerder König-orgels had gerestaureerd (Arnhem, Breda, Oudenbosch) kwam uiteraard ook goed van pas.
Het voorbereidend onderzoek leverde belangrijke informatie op over de registersamenstelling (24 stemmen), de positie van de klaviatuur (achterkantbespeling) en de oorspronkelijke toonhoogte (463 Hz) van destijds. De Nijmeegse ‘gele gigant’ stond model voor de reconstructie van de klaviatuur (toetsen, registers). Aan het oorspronkelijke concept voegde Verschueren een zelfstandig pedaal toe, bestaande uit 4 stemmen. Een terechte aanvulling, wat mij betreft: de gebruiksmogelijkheden worden zo vergroot, en een orgel is toch in de eerste plaats een gebruiksinstrument.
Op 12 februari 2000 werd het uiteindelijke resultaat ingezegend; vanaf dat moment was Gremmel-Geuchen, oud-leerling van Ewald Kooiman, titulair-organist van de Paterskirche. Een volstrekt logische beslissing van het kerkbestuur: als iemand deze functie verdiende, was zij het wel.
Volgens de organiste heeft haar orgel een enorme bandbreedte: muziek uit de renaissance doet het fantastisch, en met een beetje creatief registreren kun je er ook Brahms op kwijt. Bepaalde eigentijdse muziek zal er vast ook uitstekend op klinken, denk ik zo.
Een jaar na de oplevering presenteerde Gremmel-Geuchen een cd met muziek uit de Duitse en Franse barok. Twee decennia later vond ze blijkbaar de tijd rijp voor een vervolg. Samen met de barokvioliste Annegret Siedel nam ze een cd op met louter Bach-transcripties. In enkele gevallen is zelfs sprake van een bewerking van een bewerking, zoals de twee Concerti in d, waar de viool een van de orgelpartijen overneemt. Een paar stukken vallen extra op. Zo horen we het schitterende motet Jesu, meine Freude in een transcriptie voor orgel solo. Prachtig, dit arrangement, alsof er een ‘nieuwe’ koraalpartita van Bach is opgedoken… Verder klinkt er een versie voor viool solo van dé Toccata en fuga (hier gespeeld in a). Er zijn geleerden die beweren dat dit de oerversie is, maar een uitgemaakte zaak is dat allerminst. Speciale vermelding verdient ook het tweeluik Preludium en Fuga in d, BWV 1001/539. De fuga, ook wel ‘vioolfuga’ genoemd, is gebaseerd op het tweede deel van de Sonate voor viool solo, BWV 1001. Het openingsdeel van deze sonate werd door Gustav Leonhardt bewerkt voor klavecimbel, en die bewerking speelt Gremmel-Geuchen hier als preludium. Wat een mooie vondst!
Gremmel-Geuchen en Siedel laten het allemaal heel natuurlijk en overtuigend klinken, alsof Bach het zelf zo geschreven heeft. Dat je deze twee musici niets meer hoeft te vertellen over de uitvoering van dit repertoire, is evident. De organiste laat haar instrument horen in diverse fraaie registercombinaties. De violen van Siedel – ze bespeelt twee verschillende exemplaren – mengen mooi met het König/Verschueren-orgel. Dat is ook de verdienste van Tonmeister Christoph Martin Frommen, die overigens ook als arrangeur een bijdrage aan deze aantrekkelijke productie heeft geleverd.
Copyright J.S. Bach
Concerto in d, BWV 596; Triosonate IV in e, BWV 528; Ertöt uns durch dein Güte. BWV 22/5 (arr. K.J. Thies); Kommst du nun, Jesu, vom Himmel herunter, BWV 650; Preludium in d, BWV 1001 (arr. G. Leonhardt); Fuga in d, BWV 539/2; Toccata & Fuga in a, BWV 565 (arr. A. Siedel); Nun komm, der Heiden Heiland, BWV 659 & 660 (arr. C.M. Frommen); Jesu, meine Freude, BWV 227 (arr. A. Bertholet); Concerto in d, BWV 974.
Annegret Siedel, viool; Ute Gremmel-Geuchen, König/Verschueren-orgel, Paterskirche Kempen (D)
Aeolus – AE-11281, TT 78’45, € 18,99 | aeolus-music.com