Soms tref je in de nalatenschap van een dierbare onverwacht een doos met daarin een schat aan. Uit de nalatenschap van Ewald Kooiman is een kostelijke kist met nieuwe Bach-opnamen tot ons gekomen.
Helaas heeft Kooiman zijn derde complete Bach voor orgel niet kunnen voltooien. Hij stierf onverwacht in 2009 in de leeftijd van 70 jaar. In de prachtige box die Aeolus nu eindelijk op de markt heeft gebracht zijn acht van de negentien cd’s van Kooiman. Zijn leerlingen hebben de meester geëerd met het inspelen van de overige elf cd’s.
Voor Kerk & Muziek Kampen verscheen ooit het eerste deel van een serie grammofoonplaten in witte klaphoezen: Ewald Kooiman met werken van Bach in Maassluis. Een robuuste Bach met per plaat een gevarieerd programma. Kooiman koos vaak originele instrumenten: het König-orgel in Steinfeld, het Schnitger/Hinsz-orgel in Vollenhove, maar ook de Oude Kerk Amsterdam! Er zijn liefhebbers genoeg die deze eerstelingen koesteren. Diepe indruk maakte indertijd bijvoorbeeld Wie schön leuchtet der Morgenstern (BWV 763) en Sonate IV in e (BWV 528) in Maassluis, Trio in d (BWV 583) in Arlesheim en de Concerti in ’s-Hertogenbosch. Er zou veel meer te noemen zijn. Diepe indruk maakte zijn retorische speelwijze, zijn nadrukkelijke articulaties en zijn orgelgebruik. In Steinfeld bijvoorbeeld trok Kooiman voor de linkerhand van Wachet auf, ruft uns die Stimme (BWV 645) de Cromhorn 8’ van het rugwerk en de tintelende Tintinabulum 2’ voor het Trio in Es (BWV 597).
Kort na de komst van de compact disc verraste Kooiman met een tweede integrale. Nu geen Bach-‘recitals’, maar de werken per categorie op de plaat gezet. Kooiman begon met Bachs Toccata’s in Haarlem. Hij koos ditmaal geen enkele keer voor een zelfde instrument als uit zijn eerste Bachuitgave. Opvallend was Kooimans keuze voor Meppel voor de Sonates van Bach; hetzelfde orgel (Kamp/Schnitger) als waar Chorzempa in 1972 voor Philips de Sonates had opgenomen! Kooiman buitte de intieme en weemoedige klank van de fluiten helemaal uit. Voor de pedaalpartij trok hij – evenals Chorzempa – achtvoets registers. In een persoonlijk gesprek met ondergetekende verklaarde Kooiman: “Tja, het moet eigenlijk een zestienvoet zijn, maar die achtvoet daar strijkt zo mooi!” Dat was Kooiman ten voeten uit: niet de regels, niet de (register)namen, niet de conventies, maar de klank. Het verhaal ging dat hij registerplaatjes voor zijn leerlingen afplakte, om hen te leren een orgelklank samen te stellen onafhankelijk van de standaardcombinaties van registernamen. Kooiman kon als weinig anderen een orgel laten schitteren – bijvoorbeeld het Matthijs van Deventer-orgel te Nijkerk met Bachs Orgelbüchlein; Kooiman strooide klankjuweeltjes met allerlei fluitenensembles.
Om eerlijk te zijn was niet alles altijd even gaaf. Die zestienden in de pedaalpartij van het laatste deel van Sonate IV in e (BWV 528) kwamen er wat gehavend uit; zo ook de pedaalpartij van het Praeludium in A (BWV 536). Kooiman leek het zich niet zo aan te trekken. Je hoorde bij Kooiman echter ook geen opnames met bandlassen, waarmee de foutloze passages aan elkaar geplakt waren. Bij Kooiman kreeg je de eerlijke en spontane opname. Niet altijd helemaal gaaf, maar wel altijd puur.
Fraseringen en articulaties konden weleens bevreemden; bijvoorbeeld een wat ongedurig en stug gespeeld O Mensch, bewein dein Sünde groß (BWV 622). Soms was er een tegendraadse tempokeuze, zoals in het traag en nadrukkelijk gespeelde tweede deel van de Tripelfuga in Es (BWV 552). Maar Kooiman bleef hoe dan ook een klasse apart. Bert Klei schreef eens in Trouw dat hij de cd-speler niet meer uit kon zetten als hij Kooiman met Bach had opgezet, ondanks de obligate plena in de grote werken, door Klei zo verfoeid.
Na een gevarieerde orgelkeuze in zijn beide eerste integrales kwam Kooiman, daartoe uitgedaagd door een mecenas (ze bestaan nog!) uit bij de orgels van de ‘zuidelijke Silbermannen’: Andreas (1676/78 – 1743), broer van Gottfried, en diens zoon Johann Andreas (1712 – 1783). Er zijn Bachkenners die de orgels van Gottfried Silbermann, van wie we meer dan dertig orgels in tamelijk ongeschonden staat kunnen vinden in Saksen, de geëigende instrumenten vinden voor Bachs orgelmuziek. Anderen houden het op de orgels van Arp Schnitger als het ideale medium voor Bachs orgeloeuvre. Beide stromingen hebben zo hun – al dan niet historische – argumenten.
Bij mijn weten zijn er nog geen deskundigen die de Elzasser Silbermann-orgels aanwijzen als de Bach-orgels. Het is karakteristiek voor de organoloog en kunstenaar Kooiman dat hij het project met Elzasser Silbermann-orgels aandurfde. Een wonderlijke melange van Franse en Midden-Duitse invloeden, geen pedaalkoppel, niet het stralende plenum van een Schnitger, dat zo geëigend lijkt voor Bachs fuga’s. En toch, die milde, intens poëtische, ‘angenehme’ klank, zó weergaloos mooi! De diep-sonore pedaalregisters (waardoor je een pedaalkoppel helemaal niet mist), die bijna melancholieke fluiten en vulstemmen, de tongwerken die wel Frans klinken, maar niet snateren of schetteren… Negentien cd’s Elzasser Silbermann-orgels vervelen niet, maar overtuigen van de genialiteit van broer en neef Silbermann. Om heel eerlijk te zijn: ik prefereer de Elzasser Silbermann zelfs boven de Sakser, van wie ik vooral de kleinere instrumenten toch wel eens wat dorps, bedompt en benauwd vind klinken. Dresden daarentegen is onder de handen van bijvoorbeeld Jolanda Zwoferink een sensatie.
Acht van de negentien cd’s in de box zijn van de hand van de meester zelf, Ewald Kooiman. Ute Gremmel-Geuchen, Gerhard Gnann en Bernhard Klapprott hebben de overige elf cd’s voor hun rekening genomen. Deze drie leerlingen spelen prachtig Bach, maar hebben het simpele nadeel met Kooiman in één doosje te zitten. En Kooiman is gewoon onvergelijkbaar. De vermaarde Bachvorser Christoph Wolff noemde Kooiman een van de beste Bachspelers ter wereld; een Bachspeler die nieuwe normen stelde.
Hoe kun je het Bachspel van Kooiman beschrijven? Kooiman vertelt, spreekt zinnen uit door de orgelpijpen; Kooiman treft een zeldzame balans tussen spanning en ontspanning, Kooiman kleurt met de bijzondere Elzasser orgelschatten. Gelukkig hebben we van Kooiman nog onder meer Praeludium et Fuga in g (BWV 535), in C (BWV 545), in c (BWV 546), in C (BWV 547), Pièce d’Orgue in G (BWV 572), Toccata in d (BWV 565), de Leipziger Choräle (BWV 651 – 668) en vier Partita’s (Christe, der du bist der helle Tag, BWV 766, O Gott, du frommer Gott, BWV 767, Ach was soll ich Sünder machen, BWV 770 en Sei gegrüßet, Jesu gütig, BWV 768). Indringend speelt Kooiman een van Bachs meest intrigerende orgelwerken: het Pièce d’Orgue in G (BWV 572) (waarschijnlijk door Bach geschreven als demonstratie van moderne tonaliteit). Het laatste deel – Lentement – krijgt in weerwil van deze aanduiding een opvallend dwingend en virtuoos karakter.
Van de zes Sonates treffen we er in de box maar één aan door Kooiman gespeeld: Sonate V in C (BWV 529). Deze Sonate speelt Kooiman op het orgel van Andreas Silbermann (1709) in de Eglise abbatiale St.-Etienne te Marmoutier. Deze Sonate in C vind ik het hoogtepunt van de gehele box. Nimmer heb ik deze prachtige Sonate zó mooi horen spelen. Het eerste deel al krijgt onder de handen van Kooiman een subtiel verend, dansant karakter. Eigenlijk is het niet in woorden te vatten wat hier gebeurt. Ooit schreef Kooiman zelf in het blad Disk (reeds lang ter ziele) een recensie van een Bachplaat door Wolfgang Rübsam. Rübsam was niet zo spaarzaam met het maken van vaart en Kooiman schreef dan ook over de Sonates in deze opname als ‘een speeldoos met een te strak opgewonden veer’ en betoogde dat drie stemmen op aangename wijze aan het converseren zouden moeten zijn. Kooiman demonstreert het hier, en hij overstijgt, wellicht mede dankzij die wonderlijke orgelklank, zijn eigen opnamen in Vollenhove (KMK) en Meppel (Coronata). Het is niet in woorden te vatten; het is een geheim. Misschien is het nog het beste zo samen te vatten: je hoort een ongehoord vaardig speler, die zelf intens van de orgelklank geniet en in zelfvergetende argeloosheid opgaat in de schoonheid van Bachs muziek. Ontroerend.
Tja, die 11 overige Cd’s zijn ook mooi hoor. Hoewel je wel je vragen kunt hebben: de Passacaglia (BWV 582) in Arlesheim in een fluitenregistratie… zou Kooiman dat ook zo hebben gedaan? Maar met negentien cd’s heb je wel een héél complete ‘Complete’ in huis. En een in heel verzorgde, smaakvolle box. Vele prachtige foto’s en ook enkele waardevolle essays. Helaas worden er, ongebruikelijk trouwens voor Kooiman, geen registraties vermeld.
Bach voor orgel op Andreas en Johann en Andreas Silbermann-orgels; een waardig In Memoriam voor ‘onze’ Ewald Kooiman, die weliswaar nimmer ‘titulaire’ was van een groot orgel, maar die wel de grootheid had om bijna 40 jaar lang elke zondag de dienst te begeleiden op een klein orgeltje in de kapel van het Amsterdamse VU-ziekenhuis! Negentien cd’s met Bachs orgelwerk, maar vooral die eerste acht maken deze box tot een ware schatkist. De box ontstijgt een indicatie in sterren. [ARJEN VAN KRALINGEN]
Johann Sebastian Bach – Complete Orgelwerken
Ewald Kooiman, Ute Gremmel-Geuchen, Gerhard Gnann en Bernhard Klapprott
Andreas en Johannes Andreas Silbermann-orgels
to the memory of / im Gedenken an / à la mémoire de Ewald Kooiman 1938-2009
Orgels
• Andreas Silbermann, Marmoutier, Eglise abbatiale St.-Etienne
• Andreas Silbermann, Ebersmünster, Eglise abbatiale St.-Maurice
• Johannes Andreas Silbermann, Wasselonne, Temple protestant
• Johannes Andreas Silbermann, Bouxwiller, Temple protestant
• Johannes Andreas Silbermann, Strasbourg, Saint-Thomas
• Gaston Kern (naar J.A. Silbermann), Villingen, Benediktinerkirche
• Johannes Andreas Silbermann, Soultz-Haut-Rhin, Eglise Saint-Maurice
Label: Aeolus
Nummer: AE-10761
Speelduur: 19 Super Audio Cd’s
Booklet: 252 pagina’s (DU/EN/FR)
Prijs: € 158,00 (inclusief verzendkosten)
[button link=”http://www.orgelshop.nl/orgelnieuws” target=”_new” style=”large” title=”BESTELSERVICE”][/button]
© 2012 www.orgelnieuws.nl