Het zou een onderzoek waard zijn om vast te stellen hoeveel Bach-producties er per jaar verschijnen. Met een stevige frequentie zijn er musici die zich wagen aan een integrale. Ach, Bach kan dat hebben. Niet omdat hij universeel is (als muziekterm een naar woord), maar omdat hij wel dermate uniek en veelzijdig is dat je zijn muziek van veel kanten kan benaderen. Bovendien leven we in een tijd waarin er op hoog niveau wordt gemusiceerd.
Je kan van mening verschillen over de gekozen invalshoeken van de diverse vertolkers, maar beneden de maat is het eigenlijk nooit. Dat geldt in ieder geval voor deze box waar Benjamin Alard een aanvang maakt met inspelen van alle klavierwerken van de grootmeester, waarvan hij volgens eigen zeggen de eerste is die zowel de klavecimbel- als orgelwerken integraal opneemt. Bovendien voegt hij aantal werken toe van familie en andere voorgangers die invloed hebben gehad op zijn muzikale ontwikkeling. Dat belooft een boeiende reis te worden.
Chronologisch
Bij mij waren de verwachtingen hooggespannen. Eerder had hij al een keer op uiterst originele wijze een deel van het Andreas Bach Buch op cd gezet. Enkele jaren geleden heeft hij de triosonates opgenomen met onder andere een adembenemende kamermuzikale interpretatie van het middendeel van de 4e Sonate. Alard kan dus wat! Dat kunnen toont hij nu opnieuw. Hij kiest voor een chronologische aanpak, waar bij deze eerste cd-box de periode 1699-1705 beslaat. De eerste pennenvruchten ontstonden in de periode dat hij als weeskind bij zijn broer in Ohrdurf onderdak kreeg, waarna hij zich verder ontwikkelde in Lüneburg onder de hoede van Georg Böhm, om vervolgens in Arnstadt op eigen benen te gaan staan.
Ook op deze opnamen laat Alard zich weer van zijn beste kant zien. Hij laat een hoge technische perfectie horen zonder dogmatisch te willen zijn, denkt vanuit vocale lijnen en veroorlooft zich ook interessante vrijheden. De soli bij bijvoorbeeld BWV 533a en 535a krijgen hierdoor een spannend reciterend karakter. Boeiend om te horen hoe hij ‘Jesu, meine Freude’ naar zijn hand zet en deze laat volgen door een even interessante begeleiding bij het gezongen koraal. Wat een mooie prestant trouwens.
Vergelijkingen
Door zowel de orgel- als klavecimbelwerken op te nemen zijn er interessante vergelijkingen. Allard programmeert na het Neumeister koraal ‘Herzlich lieb hab ich Dich, o Herr’ (BWV 1115) de Capriccio in E-dur (BWV 993). De openingsmaten zijn opvallend identiek. Even dacht ik ‘die heb ik toch net gehoord?’. Daarbij is het overigens niet zozeer boeiend om de overeenkomsten te zien, maar ook op de volwassen manier waarmee Bach de Capriccio uitwerkt. Dateren deze werken uit dezelfde periode? Er lijkt toch echt nog wel wat tijd tussen beide werken te zitten. Met het dateren van Bach’s oeuvre zullen we nooit klaar zijn.
Silbermann
Benjamin Alard heeft ervoor gekozen om zijn eersteling op te nemen op het Silbermann-orgel van de Sainte-Aurélie te Straatsburg. Op het orgelbalkon heeft hij ook zijn klavecimbel (geïnspireerd door instrumenten van Ruckers en Dulken) neergezet. Sopraan Gerlinde Sämann vergezelt hem om in een aantal gevallen het betreffende koraal te zingen. Door deze huiskamersetting ontstaat er een ongedwongen sfeer die zich ook vertaalt in de muzikale uitbeelding. Goed dat hij voor deze vroege werken een bescheiden instrument heeft gekozen, waarmee iets wordt gerepresenteerd van instrumenten die Bach in zijn jeugdjaren overwegend tot zijn beschikking had. Bovendien is deze (gereconstrueerde) Silbermann buitengewoon fraai, vooral in de individuele registers. Vooral de zangerige prestanten en heldere fluiten vallen op.
Door deze bescheiden omvang wordt Alard ook uitgedaagd om het orgel veelkleurig te etaleren. Dat doet hij door vooral de vocale kant van het instrument naar voren te laten komen. Een mooi voorbeeld daarvan is de Praeludium en Fuge in d-moll (BWV 549a). Dit keer geen ‘vol pedaal’ om de openingssolo stevig neer te zetten, maar een mooi en bescheiden prestantenkoor. Opvallend overigens dat hij er niet schuwt om binnen de fuga de nodige registratiewisselingen toe te passen, waarmee het werk nog extra dynamiek krijgt.
Het orgel heeft echter wel zijn beperkingen waardoor niet alles even interessant is, bijvoorbeeld ruim vier minuten het orgelkoraal ‘Ach Gott, kom Himmel die darein’ spelen met een tongwerk werkt gewoon vermoeiend en gaat vervelen. Deze Voix Humaine, hoe fraai ook, zit wel vaker in de weg. In een van de variaties van de ‘Ach was solo ich Sünder machen’ gebruikt Alard deze in de linkerhand, waarbij de cantus firmus met een prestant wordt gespeeld. Ook dan blijkt de Voix te overheersend te zijn. En bij de virtuoze C-dur (BWV 531) blijkt de pedaaltrompet toch een beetje lui. Neemt niet weg dat Alard er desondanks een waar feest van maakt.
Klavecimbel
Een deel van de Neumeister-koralen speelt Alard op klavecimbel. Waarom ook niet? Gezien de jaren waarin ze zijn ontstaan is het niet ondenkbaar dat Bach ze gecomponeerd heeft achter clavichord of klavecimbel. Bovendien is het ook een mooie afwisseling om deze koralen eens in deze setting te horen. Hetzelfde geldt voor de Fantasie BWV 1121, dit wonderschone jeugdwerkje blijkt ook op een snaarinstrument fantastisch te klinken. Aan de andere kant blijken een aantal werken die conform de BWV-nummering voor klavecimbel zijn gedacht ook fantastisch op orgel tot leven te kunnen komen.
Programmering
Programmatisch roept deze eerste box wel wat vragen op. Opvallend genoeg slaat Alard een aantal werken over – onder andere een deel van de Neumeister koralen – die in de meeste analyses wel aan deze periode worden toegeschreven. In de Ohrdruf-periode plaatst hij het Praeludium in a-moll BWV 551, dit werk met de typische Noord-Duitse invloeden verwacht je eerder in Arnstadt. Heel strak chronologisch lijkt het dus niet te zijn.
Benieuwd hoe hij de volgende cd-boxen gaat opbouwen (en gaat toelichten!). Daarnaast had hij zijn programma wat pakkender kunnen opbouwen als het gaat om de leermeesters en tijdgenoten. Van de familie Bach zijn boeiendere werken te vinden en de vraag is waarom hij bij Böhm kiest voor zijn onbetwiste en veelgespeelde meesterwerk ‘Vater unser im Himmelreich’. Er zijn andere koralen die veel dichter staan bij het jeugdwerk van Bach. Bovendien had hij wat mij betreft die tijdgenoten ook wel meer mogen spreiden en relateren aan werk van Bach zelf, nu staan ze allemaal op de eerste cd.
Booklet
Het booklet is onderhoudend en verhaalt over de beweegreden van Alard, maar is vervolgens beperkt informerend. Zo was het onder andere interessant geweest om toch meer te weten te komen over de ordening, datering en interpretatie die hij toepast. Zeker bij de zoveelste ‘Gesammtausgabe’ met een eigenzinnige aanpak mag dat best wel uitgebreider worden toegelicht. Daarnaast had meer informatie over de bespeelde instrumenten (zelfs de dispositie van het orgel ontbreekt) en de musici niet misstaan.
Conclusie
Benjamin Alard heeft een buitengewoon fraai eerste deel van een grootst document neergezet. Programmatisch mag deze 3cd-box nog een zoekplaatje zijn, het heeft zeker toegevoegde waarde om alle klavierwerken van Bach en een representatie van tijdgenoten naast elkaar te plaatsen. Het vraagt zeker om een vervolg!
Johann Sebastian Bach
The Complete Work for Keyboard
Volume 1: The Young Heir | Le Jeune Héritier | Der junge Erbe
1699-1705: Ohrdruf, Lüneburg, Anstadt
Benjamin Alard
André Silbermann historic organ (église Sainte-Aurélie, Strasbourg)
Harpsichord Émnile Jobin after Ruckers and Dulken
With Gerlinde Sämann, soprano
CD1 – J.M. Bach: Nun komm der Heiden Heiland; G. Frescobaldi: Bergamasca; J.C. Bach: Praeludium und Fuge Es-Dur; J. Kunau: Suonata quarta Hiskia agonizzante e risanato; G. Böhm: Vater unser im Himmelreich; J.J. Froberger: Canzona; J. Pachelbel: An Wasserflüssen Babylon; L. Marchand: Suite in d-Moll; N. De Grigny: Point d’orgue sur les grands jeux; J.S. Bach: Fantasia in C-dur BWV 570; Vom Himmel hoch, da komm ich her BWV 700; Das alte Jahr vergangen ist BWV 1091; Ich hab mein Sach Gott heimgestellt BWV 1113; Christus, der ist mein Leben BWV 1112; Fuge über ein Thema von Tomaso Albinoni in C-dur BWV 946; Fuge in A-dur BWV 949; Wie nach eine Wasserquelle BWV 1119; Ehre sei dir, Christe, der du leidest Not BWV 1097; Gott, durch deine Güte BWV 724; O Jesu, wie ist dein Gestalt BWV 1094; Praeludium und Fuge in a-moll BWV 551
CD2 – Praeludium und Fuge in d-moll BWV 549a; Ach Gott, vom Himmel sieh darein BWV 741; Jesu, meine Freude BWV 1105; Herr Gott, nun schleuss den Himmel auf BWV 1092; Werde munter, mein Gemüte BWV 1118; Machs mit mir, Gott, nach deiner Güt BWV 957; Herzlich lieb hab ich dich, o Herr BWV 1115; Capriccio (In Honorem Johann Christoph Bachii Ohrdrufiensis) in E-dur BWV 993; Sonate in a-moll BWV 967; Fuge in a-moll BWV 947; Praeludium und Fuge in A-dur BWV 896; Herr Jesu Christ, du höchstes Gut BWV 1114; Alle Menschen müssen sterben BWV 1117; Partite diverse Sopra il ChoraleAch, was soll ich Sünder machen BWV 770; Was Gott tut, das ist wohlgetan BWV 1116; Aus tiefer Not schrei ich zu dir BWV 1099; Nun lasst uns den Leib begraben BWV 1111; Praeludium und Fuge in C-dur BWV 531
CD3 – Fantasie BWV in c-moll 1121; Capriccio B sopra la lontananza del fratello dilettissimo in B-dur BWV 992; Praeludium et Partita del tuono terzo BWV 833; Suite in A-dur BWV 832; Aria variata in a-moll BWV 989; Praeludium und Fuge iin g-moll BWV 535a; Sonate in D-dur BWV 963; Fuge über ein Thema von Tomaso Albinoni in A-dur BWV 950; Fantasie in G-dur BWV 571; Praeludium und Fuge in e-moll BWV 533; Fantasie (und Imitatio) in h-moll BWV 563; Fuge (über ein Thema von Tomaso Albinoni) in h-moll BWV 951a
Harmonia Mundi – HMM 902450.52, 3cd, TT 4:07’55, booklet 48 p. (FR/EN/DU) | harmoniamundi.com