We hebben een tijd gehad waarin de Duitse orgelwereld (organisten, orgelbouwers, cd-labels) zich sterk op de Frans-symfonische orgelkunst oriënteerde. Het cd-label MDG kwam met integrale opnamen van het orgelwerk van Widor en Vierne en de orgelsonates van Guilmant (door Ben van Oosten), Motette liet Daniel Roth en anderen de symfonieën van Widor opnemen en kwam eveneens met een Guilmant-serie.
Orgelbouwers als Gerald Woehl lieten zich inspireren door de Cavaillé-Coll-stijl en ook de Duitse bladmuziekuitgevers lieten zich niet onbetuigd. Ongetwijfeld als reactie op het ‘neobarokke’ tijdperk dat zich in ons buurland nog tot ver in de jaren zeventig manifesteerde.
Deutsch-französisch
De laatste jaren zien we bij onze oosterburen een bescheiden oriëntatie op het Engels-romantische orgeltype en de bijbehorende muziek ontstaan. Een voorbeeld hiervan is het nieuwe concertorgel dat de firma Eule vorig jaar in de Mercatorhalle in Duisburg plaatste en waarvan ik de klank een goede stap in de Engelse richting vond.
Deutsch-Englisch
Het Duitse label CPO, dat zich vooral toelegt op niet alledaags klassiek repertoire, bracht een cd uit met alle orgelwerken (en nog iets meer) van de Engelsman John Ireland, gespeeld door Stefan Kagl op het orgel in de Munsterkerk van Herford.
John Nicholson Ireland werd geboren op 13 augustus 1879 in Bowdon, in de buurt van Manchester. Zijn vader Alexander Ireland, met wortels in Schotland, was schrijver, uitgever en journalist, en zijn moeder Annie Nicholson was eveneens auteur en uitgeefster. Op veertienjarige leeftijd ging John zelfstandig naar Londen om er aan het Royal College of Music te studeren. In 1897 kreeg hij een stipendium om bij Charles Villiers Stanford in de leer te gaan. Sir Walter Parratt was zijn orgelleraar. Hij maakte snel vorderingen en werd op zijn achttiende het destijds jongste lid van het Royal College of Organists. In 1897 werd hij hulporganist naast Alcock in de Holy Trinity Church, Sloane Street in Londen. Toen Alcock vertrok naar de Westminster Abbey, werd echter niet Ireland in zijn plaats benoemd. In 1904 werd Ireland dan ook organist en koordirigent in St. Luke’s, Chelsea (Londen). Medio jaren ’20 werd hij compositieleraar aan het Royal College of Music.
Van zijn compositorisch œuvre maken orgel- en kerkmuziek een verbazend klein deel uit, hoewel Ireland veel van zijn tijd op het orgelbalkon doorbracht. Hij schreef zowel een aantal ‘onderhoudende’ stukken zoals de Marcia Populare, de Miniature Suite en Alla Marcia, als diepgravender werken zoals Sursum Corda en de Elegiac Romance. Vooral laatstgenoemd werk mag als een hoogtepunt in zijn œuvre worden beschouwd.
Orgelgeschiedenis
Als ik de wordingsgeschiedenis van het Herforder orgel lees, verrast het me dat er zulke fraaie klanken uit komen. Het hoofdorgel werd in eerste aanleg in 1868 gebouwd door Friedrich Meyer uit Herford (die ook het orgel bouwde dat nu in de Utrechtse Sint-Jozefkerk te vinden is). Het werd nadien echter meermalen omgebouwd, niet tot meerdere glorie, en kreeg in W.O. II de genadeslag. In 1949/1951 bouwde de firma Förster & Nicolaus onder advies van Arno Schönstedt een nieuw hoofdorgel in Noord-Duitse Neobarockstil met gebruikmaking van enig oud materiaal en met elektrische kegelladen. In 1961 werd er een groot rugpositief aan toegevoegd en in 1991 werd het geheel nog eens omgebouwd. Sinds de grondige renovatie in 2006 door de Arbeitsgemeinschaft Michael Jocher en Jean Paul-Edouard (met uitbreiding van de toonomvang van f³ naar g³) is het een orgel waarop het Frans- en Engels-romantische repertoire goed tot zijn recht zou moeten komen. Tot en met mezzoforte klinkt het instrument overtuigend en goed in balans, daarboven wordt het nogal ‘overdonderend’, vooral wanneer de 32-voeten van het pedaal erbij komen. De tuba’s in Father Willis-stijl, aangebracht aan de zuidwand van de kerk, klinken authentiek Engels en mengen goed met de orgelklank (wat zelfs in Engeland niet altijd het geval is!).
Uitvoering en opname
De vertolking van Irelands orgelwerken is bij Stefan Kagl in goede handen. Zijn zwelkastgebruik is voorbeeldig en hij weet een echte Engelse sfeer op te roepen, al heeft hij de tongwerken van zijn orgel niet altijd mee (b.v. in Sursum Corda). Ook had hij het pedaal wel wat minder dik mogen registreren, maar dit had ook bij de opname gecorrigeerd kunnen worden. Ik houd van een stevige bas, maar bij deze cd is het beslist noodzakelijk om de basregelaar van je versterker terug te draaien om de klank in balans te krijgen.
Conclusie
Een welkome opname, want sinds de verschijning van de Priory-cd British Organ Music from Bath Abbey door Peter King op het oude orgel van Bath Abbey, met twee werken van Ireland erop, is er niet zoveel van zijn orgelœuvre meer op cd gezet. De John Ireland Trust is er zichtbaar gelukkig mee, gezien hun steun aan het uitbrengen van deze cd.
De complete orgelgeschiedenis van de Herforder Munsterkerk is te vinden op http://www.kirchenmusik-im-herforder-muenster.de/Orgeln/Hauptorgel/hauptorgel.htm
John Ireland (1879-1962) Complete Organ Works
Marcia populare; Elegy (arr. Alec Rowley); Sursum Corda; Alla Marcia; Elegiac Romance; Capriccio; Holy Boy (A Carol of the Nativity); Miniature Suite; Meditation on John Keble’s Rogationtide Hymn; Cavatina; Epic March (arr. Robert Gower).
Label/nummer: CPO 777 481-2
Speelduur: 66’48” (Surround Multi-channel & Stereo)
Boekje: 24 pagina’s
Prijs: € 23,75
Uitvoering * * * * à * * * * *
Opname * * * *
© 2010 www.orgelnieuws.nl