[RECENSIE] Filippo Capocci: Opere per Organo

Onbekend maakt onbemind. Ik kan mij niet herinneren ooit een werk van Capocci op een concert gehoord te hebben of op een plaat te hebben aangetroffen, u wel? Orgelmuziek uit Italië? We kennen wel componisten uit de in Italië lange periode van Renaissance en Barok. En uit de negentiende eeuw kennen we wel Marco Enrico Bossi (1861 – 1925), een tijdgenoot van Capocci dus.

Text Example

advertentie



Capocci was een Romeins organist en componist. Zijn eerste onderricht en vorming kreeg hij van zijn vader; een geleerd man. Capocci bezocht ook Alexandre Guilmant; geheel in lijn met zijn eigen positie en ontwikkeling. Capocci roeide namelijk, met enkele vakbroeders als Bossi, tegen de stroom op. De orgelkunst in Italië in de negentiende eeuw was grotendeels gericht op het theatrale. Het Vaticaan verzette zich tegen deze lijn en legde allerlei restricties op. En de orgelbouw was nog lang heel klassiek: nog altijd werden er instrumenten gebouwd waarop je prachtig Zipoli kon spelen. Orgels met één klavier en zonder pedaal.

Met enkele kompanen ontwikkelde Capocci een bredere en diepere oriëntatie in de orgelkunst. Een historische oriëntatie leidde tot aandacht voor vorm en contrapunt. Bossi herzag de syllabi van conservatoria. Een blik ‘over de Alpen’ bracht nieuwsgierigheid naar Europese ontwikkelingen in de orgelbouw. Een groot deel van zijn leven bespeelde Capocci een orgel waarop een tweede klavier en een pedaal was gerealiseerd (Aartsbasiliek Sint-Jan van Lateranen te Rome). Al snel dienden beroemde orgelmakers van boven de Alpen zoals Merklin, Cavaillé-Coll en Walcker (Sint Pieter!) zich aan.

Marco Limone heeft een plaat volgespeeld (nou ja, vol: 56 minuten …) met werken van Capocci. Hij deed dat op het orgel gebouwd door Vegezzi-Bossi (1916 – 1932/ ’34) in de Kathedraal van San Giusto te Susa. Andrea Macinanti nam er ook al een Bossi plaat en een plaat met twintigste-eeuwse muziek van Giarda op. Heel jammer dat het boekje over dit specimen van romantische orgelbouw in Italië niets vermeldt. Een gemiste kans om juist aan de hand van dit instrument de ontwikkelingen in de Italiaanse orgelbouw in de negentiende eeuw te illustreren.

Dit orgel (27 registers) is ingedeeld in een Grand’ Organo, een Espressivo (toegevoegd in 1932/ ’34) en Pedale (slechts vijf registers, waaronder een Bombarda 16’). Het Espressivo kent vrijwel uitsluitend achtvoets registers, waaronder een Eufonio, een Viola Gamba, een Concerto Viole en een viervoets Eoline. Vulstemmen of hoge registers treffen we op het gehele instrument vrijwel niet aan. In 2000 werd het instrument gerestaureerd. In de concertpraktijk van vandaag speelt men er natuurlijk Bossi, maar ook Boëly en Franck. Een kleurrijk instrument, waarin de invloeden van de andere kant van de Alpen duidelijk hoorbaar zijn, maar toch: Italiaans.

Limone speelt Capocci levendig en betrokken. Het orgel komt ook niets te kort. Allerlei speelhulpen schieten inderdaad te hulp. Nadrukkelijk heeft Limone aandacht aan fraseringen; het moet ook een van de handelskenmerken van Capocci zijn geweest. De Preludio e Fuga is streng van vorm. Een staaltje contrapuntisch vakwerk van Capocci. De Offertoire sur le Noël Adeste fidels laat ongedachte harmonieën horen. Ook het Scherzo is opvallend: de vreugde spat er af.

Een plaat als deze mag in een waardige collectie orgelplaten eigenlijk niet ontbreken. Voor we als uitvoerend musicus of luisteraar de toevlucht nemen tot orgelversies van Symfonieën van Beethoven of Mahler is het misschien toch de moeite waard te graven naar ‘Het Onbekende Meesterwerk’.

Filippo Capocci 1840 – 1911 – Opere per Organo

Inno Trionfale – Arioso – Allegretto – Preludio e fuga – Offertoire sur le Noël Adeste fideles – Scherzo – Canzona – Allegro Maestoso – Elegia – Marche Trionfale

Tactus – TC 840301, 2009, TT 56’48, boekje 10 p. IT/ EN, € 21,50

Waardering: 4 uit 5.