Er zijn orgels die helaas toch altijd wat in de schaduw blijven van meer vermaarde instrumenten in het land. Missen deze orgels gewoonweg karakter? Of is het niet meer dan een tragisch misverstand, dat we met elkaar als orgeliefhebbers in stand houden?
Vermeldenswaard is trouwens dat de grote Daniel Chorzempa in 1977 Bachs Leipziger Choräle alhier opnam voor Philips. En tevens het Orgelbüchlein op het orgel van de Marekerk – ook al een instrument met een wat onbestemd imago.
Het Deventer instrument heeft een van de zeer fraaie orgelkassen van ons land. De klank is behoorlijk aangepakt met een restauratie door Reil in 2017-2018. Trompetten van Hoofd – en Rugwerk zijn nieuw gemaakt. De windvoorziening is gewijzigd naar de situatie van Naber uit 1854. Er kunnen weer balgen getreden worden! Ook labialen en bekers van tongwerken zijn herzien. Het orgel heeft nu weer glans, schittering en karakter.
Het boekje bevat een interessante tekst van Wim Diepenhorst. Hij schetst de negentiende-eeuwse ontwikkeling van een zich ontwikkelende scheiding tussen grote componisten en orgelcomponisten die zich nagenoeg beperkten tot orgelwerken. Grote componisten die ook voor orgel schreven zijn schaars. Van Van Beethoven, Bruckner, Mahler of Wagner bijvoorbeeld kennen we (vrijwel) geen orgelmuziek. Diepenhorst beschouwt Mendelssohn, Liszt, Brahms, Franck en Reger als uitzonderingen: ‘grote’ componisten, die wel voor orgel schreven. Zij lieten dan ook meteen gouden bladzijden na.
Diepenhorst relateert de nieuwe impulsen die zij aan de orgelliteratuur gaven aan het feit dat zij buiten de wat grauwe orgelwereld stonden. Het blijft natuurlijk de vraag of zulke categoriseringen wel kunnen kloppen. Is Franck nou een groot componist, die buiten de orgelwereld stond en zo voor nieuwe impulsen zorgde, of is Franck toch gewoon een groot orgelcomponist, die ook buiten de orgelwereld keek? En Messiaen dan?
Hoe dan ook: een bijzonder lezenswaardige tekst. De ‘plaat’ is smaakvol uitgegeven met een artistieke verbeelding van Clair de Lune op de voorzijde. Ook zijn er fraaie foto’s van het Holtgräve-orgel en de organiste-titulaire opgenomen.
De organiste van de Grote of St. Lebuïnuskerk te Deventer, Kirstin Gramlich, heeft een afgewogen programma samengesteld met muziek van componisten die grensverleggend schreven voor het orgel. We hebben een tijd gehad (en gelukkig achter ons gelaten) waarin orgels als het Holtgräve-orgel werden ‘gedemonstreerd’ met tijdeigen muziek van allerlei duistere dorpscomponisten die de jammerlijke vergissing hadden begaan hun prullaria aan de (noten)balken te hangen. Ik heb nog wel zulke concertprogramma’s en zelfs cd’s met muziek in mijn verzameling. Opgetogen werd verkondigd dat het ‘helemaal in het tijdsbeeld van het betreffende instrument paste!’. Men claimde dat muzikale schatten aan de vergetelheid ontrukt waren en dat het betreffende orgel aldus volop recht werd gedaan. Gelukkig heeft Gramlich gekozen voor werkelijk grote werken van grote componisten die passen bij de allure van het Deventer orgel.
Kirstin Gramlich doet haar verheven programma en haar fraaie orgel recht met fijnzinnige en muzikale interpretaties. Het Lebuïnusorgel klinkt als herboren. Innerlijke en uiterlijke schoonheid harmoniëren nu. De tongwerken zijn inderdaad veel karaktervoller geworden.
De Duitse werken die een eeuw (1837-1937) omspannen, gedijen prima in de wat melancholische en vroeg-romantische gloed die het orgel onder handen van Gramlich ons nu doet ervaren. In deze klanksfeer doet ook Hindemith het zoveel beter dan op de genadeloze neobarokke spijkerkisten waarop zijn werk nogal eens werd opgenomen. Door de framing waarvoor een overdacht programma kan zorgen, horen we nu de doorgaande ontwikkeling van Mendelssohn – Reger – Karg-Elert naar Hindemith. Zijn werk werd wel eens als te dwingend en zelfs kwellend ervaren (er waren Duitse tijdgenoten die zijn naam veelzeggend verbasterden tot hin damit!), maar heeft vaak, zoals ook in Sonate I voor orgel, een spannende balans tussen een sterk ritmische drive en verstilde momenten van grote poëtische en vocale zeggingskracht.
Het artistieke spel van Gramlich, de verrassende herrijzenis van de Holtgräve en het doordachte programma rechtvaardigen een warme aanbeveling van deze prachtige orgelplaat.
Phantasie, frei
Duitse orgelmuziek tussen 1837 en 1937
Reger: Te Deum op. 59/12, Toccata in d op. 59/5, Fuge in D op. 59/6; Karg-Elert: Harmonies de Soir op. 72/1, Clair de Lune op. 72/2; Mendelssohn: Praeludium und Fuge in G op. 37/2; Hindemith: Sonate I für Orgel; Brahms: Herzlich tut mich erfreuen op. 122/4, Schmücke dich, o liebe Seele op. 122/5, Herzlich tut mich verlangen op. 122/10
Kirstin Gramlich, Holtgräve-orgel, Lebuïnuskerk, Deventer
Excellent Recordings, Diamond Line – 142020, TT 60’23, booklet 12 p. (NL), prijs € 16,95 | diamondline.nl