Kwaliteitslabel Alpha startte onlangs verrassend een nieuwe cd/sacd-serie, geheel gewijd aan het orgel. Op de eerste uitgave presenteert Yves Rechsteiner het historische orgel in het Zuid-Franse Cintegabelle. Hij doet dat met eigen transcripties van Rameau. Het is een in diverse opzichten bijzondere productie geworden waar de passie voor het orgel vanaf straalt. De redactie van orgelnieuws is het unaniem eens met Theo Visser, vandaar ‘Keuze van de redactie’!
Het kwaliteitslabel Alpha startte onlangs verrassend een nieuwe cd/sacd-serie, geheel gewijd aan het orgel. Op de eerste uitgave presenteert Yves Rechsteiner het historische orgel in het Zuid-Franse Cintegabelle. Hij doet dat met eigen transcripties van diverse aria’s, dansen, ouvertures etc uit opera’s van Rameau. Het is een in diverse opzichten bijzondere productie geworden waar de passie voor het orgel vanaf straalt.
Het doel van de nieuwe serie is om bijzondere (historische) instrumenten aan een breed publiek voor te stellen. Opmerkelijk is dat de makers ervan geloven in de eigen kracht van het orgel. In het begeleidend boekje wordt het orgel welhaast archetypische krachten toebedeeld als gesteld wordt dat het orgel in onze westerse cultuur bijna alomtegenwoordig is. Ook de naam van de serie ‘Ugab’ wijst in die richting. ‘Ugab’ is het hebreeuwse woord dat in de Bijbel wordt gebruikt voor het eerste muziekinstrument dat Jubal bouwde en dat vaak – strict genomen onjuist – met ‘orgel’ wordt vertaald. Het boekje erkent deze onjuistheid en ziet de naam ‘Ugab’ als symbool voor de diepe historische wortels van het orgel. Tegelijk wordt in de inleiding van het boekje beklemtoond dat de serie het orgel (toch) niet ziet als een mythisch fenomeen, maar als teken van schoonheid, kwaliteit, talent en ambacht van makers en bespelers. Hoe het ook zij, deze uitgangspunten bieden meer perspectief dan modieus gejeremieer over een vermeend stoffig imago van het orgel. De vaak hieruit resulterende geforceerd en wanhopig overkomende drang om het orgel uit z’n historische en culturele context te halen ontbreekt bij deze zelfbewuste visie hier dan ook volledig.
Helaas heeft Rameau niet specifiek voor orgel gecomponeerd, in tegenstelling tot bescheiden bedragen aan de orgelliteratuur van zijn leerling Balbastre en tijdgenoot d’Aquin en Corrette. Terecht stelt Rechsteiner in het boekje dat deze echter niet het niveau van Rameau behalen. Want wat is Rameau een geweldig geraffineerd componist, een meester in harmonie en melodie! De transcripties van Rechsteiner voor orgel zijn daarom meer dan welkom. Rechsteiner is echter niet ‘blanco’ aan het transcriberen geslagen, zijn transcripties zijn zeer zorgvuldige reconstructies van een gedocumenteerde praktijk. Zo zijn van Balbastre concertprogramma’s bekend waarop diverse opera-delen van Rameau staan vermeld. Ook heeft Rameau zelf operadelen voor clavecimbel bewerkt en die zijn wel bewaard gebleven. Rechsteiner liet zich zorgvuldig leiden door compositietechnieken, vormen en registratieprincipes van orgelwerk van o.a. Balbastre en d’Aquin en hij ging tenslotte te rade bij oude Franse instrumenten voor de finishing touch. In het boekje licht hij een en ander uitgebreid toe. Tegelijk met deze Alpha-productie werden ook drie bundels met muziek uitgegeven en daarmee is het bijna een multimediale presentatie van nieuw ‘oud’ orgelrepertoire geworden.
De cd bevat een zeer uiteenlopende collectie muziekstukken: van zoete, melancholische Aires tendres tot volkse en swingende dansen met een hoge ‘fun-factor’. Daar tussenin staan (ook) zeer orgelmatig klinkende Chaconnes, fughetten, grandioze Ouvertures en andere stukken. Rechsteiner heeft bij sommige stukken de medewerking ingeroepen van een slagwerker die historische instrumenten en instrumentjes bespeelt. Ook hiervan legt Rechsteiner in het booklet een overtuigende verantwoording af. Het klinkend resultaat komt nergens geforceerd over en is bij vlagen, zoals bij de Tempête, ronduit spectaculair. Het samenspel van beide musici is perfect en de opnametechnici hebben een akoestische eenheid met het orgel weten te realiseren. Waar Rechsteiner solo speelt doet hij dat beheerst, geraffineerd en levendig: elegant en doorleefd in de langzame stukken, met vuur en schwung in de snelle delen. Hij speelt zeer verzorgd, in de goede zin des woords. Orgel, repertoire en organist vormen hier een fantastisch op elkaar afgestemde eenheid die aan alle kanten autoriteit uitstraalt.
Als verpakking is gekozen voor het langwerpige dvd-formaat, en dat doet je weer eens beseffen dat dit eigenlijk veel fraaier is dan het standaard cd-formaat. De talrijke, mooie foto’s van kerk en het fraai klinkende orgel in Cintegabelle komen zo beter tot hun recht en trekken je samen met de toelichtende teksten de productie in.
Heeft deze Alpha-productie de potentie om de aandacht van een breed publiek te trekken? Ik denk het zeker wel. Voor organisten is de productie vooral interessant vanwege het repertoire dat een leemte in de Franse orgelliteratuur opvult en die het werk van een organist als de later levende Lefébure-Wély ‘achteraf bezien’ veel logischer maakt. Voor wie de oud-Franse muziek van bijv. Couperin en De Grigny te cerebraal is heeft met deze cd een goede introductie in de oud-Franse (orgel)muziek in handen. Niet-orgelliefhebbers zullen geboeid worden door een afwisselende collectie toegankelijke en toch kwalitatief hoogstaande orgelmuziek, mede geholpen door toedoen van het slagwerk. Bovenal is het de zeldzaam geslaagde combinatie van passie en ambacht door de spelers en producenten die deze uitgave zo opmerkelijk en overtuigend maakt. Nu al een klassieker.
Ugab no.1 l’Orgue de Cintagabelle (1742)
Nummer: ALPHA 650
Speelduur: 77’34
Booklet: 70 pagina’s
Prijs: € 31,95
Uitvoering: * * * * *
Opname: * * * * *
© 2010 www.orgelnieuws.nl