Te Deum Laudamus
Sietze de Vries op het Köglerorgel in de Stadtpfarrkirche te Haag (Oostenrijk), m.m.v. het Jeugdensemble “Focaliber” o.l.v. Edwin Velvis.
Dietrich Buxtehude: Praeludium d-moll, BuxWV 140; “Wie schön leuchtet der Morgenstern”, BuxWV 223; “Te Deum laudamus”, BuxWV 218. Sietze de Vries: Improvisatie over Psalm 87; “Laudate Dominum”, zes bewerkingen van Psalm 150.
Label: JSBRecords – JSBR010115.
Tijdsduur: 77:16.
Booklet: 23 pagina’s, N, D, E.
Prijs: € 15,00.
Klik hier om dit artikel te bestellen
Niet vaak is het mij gebeurd dat ik een cd van dit hoge kwalitatieve kaliber te beoordelen kreeg. En dan bedoel ik dat voor vrijwel alle aspecten ervan.
Laat ik maar beginnen met het wat de tijdsduur betreft kleinste aandeel: dat van het vocale ensemble “Focaliber” onder leiding van de Roder dirigent Edwin Velvis. Zeven vrouwenstemmen (“meiden” volgens de begeleidende tekst), die zo fraai homogeen en tegelijk zo flexibel de gregoriaanse verzen van het “Te Deum” afwisselend met Buxtehudes bewerkingen zingen. Even later horen we datzelfde ensemble in met zeldzame souplesse gezongen strofen van de Geneefse psalm 87, alternerend met de orgelimprovisaties van Sietze de Vries. Opvallend genoeg gebeurt dat bovendien in een qua taalgebruik mooie berijming van P. Mijderwijk. Ook in koorzettingen van “Wie schön leuchtet der Morgenstern” en Psalm 150, in uiteenlopende stilistiek, word ik stil van zoveel moois. Merkwaardig is het dan weer dat over de herkomst van al die fraaie koorbewerkingen in de tekst van het booklet zo goed als gezwegen wordt!
Dan het orgel! Sietze de Vries heeft blijkbaar een fijne neus voor orgelpracht in de Alpenlanden. Ook nu weer is dat het geval. Het orgel dat de orgelmaker Kögler uit Sankt Florian in 2001 in samenwerking met Bernhardt Edskes opleverde in de stadskerk van Stadt Haag (Oostenrijk) beschikt over een zeldzaam rijke klank. Bij de intonatie van de 36 stemmen werd ernaar gestreefd om de drie elementen “Gravität, Brillanz und Poesie” in balans te brengen. Het orgel is in een stijl gebouwd die zijn oorsprong heeft in het Noord- en Midden-Duitse barokorgel. Een grote windvoorziening met drie keilbalgen zorgt voor een ruime en levendige wind en een fraaie en duidelijke aanspraak van de pijpen.
Deze cd illustreert dat we hier met een overtuigend en indrukwekkend instrument te maken hebben. Dat is natuurlijk mede te danken aan de uitstekende opname van Jan Willem van Willigen van JSB Records en de creatieve en kleurrijke manier waarop Sietze de Vries het instrument al spelend gebruikt.
Een enkel voorbeeld daarvan: uitermate spannend om de beluisteren zijn de vrije delen in de “Stylus Phantasticus” in de composities van Buxtehude. Heel mooi om te horen zijn ook al die verschillende tongwerken in de fugatische delen. In de dispositieopgave van het booklet ontbreekt overigens de Trompete 8’ van het hoofdwerk.
In de improvisatie over Psalm 87 volgt De Vries de tekst op een hoog artistiek niveau, met als hoogtepunt het dansen van de reien en het slaan op de cimbalen (hier met inzet van de vulstemmen, de mixtuur en de Dulciaan van het Bovenwerk).
De zes bewerkingen op Psalm 150 werden niet geïmproviseerd, maar gecomponeerd in opdracht van Dordt College in Sioux Center (Iowa). Het is een eclectische variatiereeks: soms is er verwantschap met Bach, zoals in het eerste deel, dan weer met de “galante” periode, met het werk van Benjamin Britten of van de “neobarokke” stijl van Distler en Pepping. Die eigenschap biedt De Vries de mogelijkheid om nog niet eerder gehoorde facetten van het Kögler-orgel aan bod te laten komen, tot en met de prachtig zwevende Piffaro 8’. Wat zeggingskracht betreft doet deze variatiereeks beslist niet onder voor de bekende triptiek op dezelfde melodie van Adriaan C. Schuurman.
Ik kom nog even op het booklet terug. Want daarin is wel een uitvoerige en zeer lezenswaardige toelichting te vinden op de muzikale en liturgische aspecten van het programma, waarin immers het “Te Deum” centraal staat. Ook de grafische uitvoering draagt aan de positieve indruk bij.
Het beluisteren van deze cd wekt bij mij het verlangen om dat orgel, de organist Sietze de Vries en “Focaliber” live te horen. Als ik binnenkort daarvoor de kans krijg, laat ik die niet lopen, zo heb ik me voorgenomen.
Maar waarvoor de uitvoerenden ook een groot compliment toekomt, is de respectvolle manier waarop zij omgaan met het muzikale en hymnologische erfgoed van de Reformatie. Anderen uit de gereformeerde gezindte kunnen daaraan nog een voorbeeld nemen. Ook daarvoor dus dank! [BERT WISGERHOF]