Roerquint is een nieuwe column op Orgelnieuws.nl waarin Hendrik-Jan de Wit regelmatig zijn genoegens en ongenoegens over orgels en orgelmuziek zal delen. In zijn eersteling gaat hij in op de grootste bedreiging voor orgels…
Geen oorlog, aardbeving of orkaan vormt de grootste bedreiging voor het orgel. Ook de leegloop van kerken niet. Nee, het grootste gevaar voor een orgel is de organist. Zo verdwijnt het orgel van Helmut Bornefeld uit de St. Martin in Kassel. De organist van deze kerk is het orgel zat en wil een nieuwe. Dat komt er.
Een vreemde gewaarwording dat de organist niet een ander orgel gaat zoeken, maar het orgel een ander heenkomen moet zoeken. Het orgel wordt binnenkort in een andere kerk geplaatst. Al was eerder overwogen het nieuwe orgel een andere plek in de kerk te geven en dit hier te behouden. Toen dit niet mogelijk was, is het orgel verwaarloosd en kreeg de organist een nieuw instrument.
Het grootste gevaar voor een orgel is de organist. Hoeveel orgels in het verleden verdwenen omdat de organist er niet tevreden mee was? Dat zijn er ontelbaar veel. Een paar voorbeelden: het orgel in de Grote Kerk van Den Haag stond er nog geen 90 jaar en werd zonder genade gesloopt. Dit gebeurde allemaal op instigatie van de organist van de kerk, Adriaan Engels. Hup over de reling die mollige Trompet of de imposante Bazuin 32′. De enige die Witte ooit maakte.
Ik kan weleens wakker liggen bij het idee dat prachtige Renaissance-orgels als in Rhenen, Naarden en Schiedam allemaal ten prooi vielen aan nieuwe instrumenten of grondige verbouwingen. Sommige orgels zijn er niet eens meer. Vrijwel altijd gebeurden die verbouwingen of vernieuwingen op aandringen van organisten. Gelukkig zorgden de kerkelijke financiën er bijna altijd voor dat dit niet of zeer beperkt gebeurde. Zo is er nog veel historie bewaard gebleven.
Het zijn maar wat voorbeelden. En het gebeurt nog steeds. Nu zijn het de orgels die Flentrop, Van Vulpen, Pels en Van Leeuwen bouwden. Instrumenten die de ‘grote harmoniums’ van Witte en Van Dam vervingen, zoals in Den Haag gebeurde. Het veranderen en vervangen gebeurt nu met hetzelfde vuur als waarmee de mooie instrumenten uit de 19e eeuw zijn verdwenen. Nu zijn de instrumenten die de negentiende-eeuwse orgels vervingen de klos.
Ook hier voorbeelden genoeg. Zo is het orgel in Baarn toegetakeld bij een ‘opknapbeurt’ een aantal jaar terug. Van het neobarok orgel is niet meer dan een schim over. Organisten die klagen over te scherpe scherpen, spukende holpijpen en onvoldoende grondtoon. Een orgel is een instrument, vormt als eenheid een weergave van muzikale smaak en deskundigheid op een bepaald moment. Is dat wel om te vormen naar andere maatstaven en veranderde ideeën?
Dat komt ook omdat organisten vastgekluisterd zitten aan bepaalde denkbeelden. Zo moet een stuk van César Franck altijd op een bepaalde manier klinken. En het spelen van een stuk van Sweelinck moet voldoen aan zulke zware eisen dat het eigenlijk alleen op een historisch instrument met middentoonstemming acceptabel is.
Alle andere mogelijkheden vervallen en daarom willen veel organisten hun neobarokke orgel liever niet of ernstig aangepast hebben. Ze denken dat daarmee het stuk van Franck wel klinkt. Een ernstige misvatting natuurlijk, want het stuk van Franck klinkt al heel mooi, maar anders dan iedereen gewend is.
En verschrikkelijk jammer, omdat niet het muziekstuk leidend zou moeten zijn voor een organist, maar het orgel. Eigenlijk kun je alles doen op een orgel. Zolang je maar je oren open houdt en luistert wat er gebeurt. Laat het instrument bepalen wat je doet. Zoek de grenzen en treed buiten de geijkte paden. Dat levert nog eens verrassingen op.
Over de columnist
Hendrik-Jan de Wit is redacteur en webprofessional van beroep. Muziek speelt een grote rol in zijn leven. Hij speelt voor zichzelf, maar schrijft graag over (orgel)muziek. Als hij het mooi vindt, heeft hij er geen woorden voor. In zijn column Roerquint deelt hij zijn genoegen en ongenoegens. Voor meer informatie en artikelen over andere onderwerpen zie: hendrik-jandewit.nl.
© 2014 foto: voormalige Witte-orgel Grote Kerk Den Haag | Archief Orgelnieuws.nl
Het is wel leuk inderdaad, Hendrik-Jan, zo’n discussie. De aanpassingen in Baarn zijn zeer zeker wel omkeerbaar! Ik zeg niet dat ontevreden met het orgel was, maar sommige dingen vond ik gewoon echt niet goed, en daarin was ik niet de enige. Laten we nu niet krampachtig doen over de Neo-barok, alsof dat nu ineens allemaal geweldig zou zijn. Een Stradivarius beoordeel je ook niet op het feit dat een Stradivarius is, maar op de klank, en daar zullen ongetwijfeld ook draken van instrumenten tussen gezeten hebben. De vergelijking gaat natuurlijk niet helemaal op, maar je begrijpt wat ik bedoel. Je moet wel kritisch blijven kijken en luisteren, en niet klakkeloos conserveren omdat het een schoolvoorbeeld van Neo-barokke orgelbouw is. De trompet mengde niet, en was/is ook nog eens een keer verschrikkelijk lelijk. Het is absoluut niet zo dat het orgel nu ineens klinkt als een Romantisch instrument, verre van zelfs.
Ik ben wel benieuwd wat je ervan vind dat Flentrop in eerste instantie de karaktereigenschappen zelf teniet heeft gedaan, waardoor het (in mijn ogen) echte typische Neo-barokke geluid verdwenen is, en veel ‘gelikter’ is geworden. Juist dat ‘ongepolijste’ vlijmscherpe ‘enge’ geluid vind ik zo typerend. Maar kom gewoon een keer luisteren en spelen, dat is veel leuker.
Veel dank voor de reacties. Met deze column hoop ik een beetje te roeren in het stoffige imago rond het orgel. Soms een quintje hoger, dan een toontje lager. Aan de reacties te zien, lukt dit aardig. En natuurlijk kort door de bocht, anders is het geen column maar een doorwrocht wetenschappelijk artikel.
Veel opmerkingen kan ik zeker onderschrijven. Ze zijn inspirerend genoeg om een nieuwe column aan te wijden. Daarom laat ik de meeste dingen even liggen. De opmerking van Richard Vos over mijn zienswijze over een ander orgel dat aangepast is, namelijk dat in de Lutherse kerk te Ede, snijdt zeker hout. Maar ik heb zelf de indruk dat bij dat orgel niet het wezen is aangetast.
De aanpassingen in Baarn zijn in mijn ogen ingrijpender en in sommige opzichten ook onomkeerbaar. Daarvoor hoef ik echt niet een vergelijkingsonderzoek te doen met grootschalig veldwerk. Een organist die zo ontevreden is over zijn orgel, kan beter een ander orgel zoeken. In dat opzicht lijkt het op een huwelijk dat niet werkt. Je kunt eraan schaven wat je wilt, maar iemand veranderen lukt niet. Dan kun je beter van elkaar scheiden.
Het is net als met mensen. Je kunt van een hardloper geen sumoworstelaar maken. En karaktertrekken als eigenwijzigheid zijn soms vervelend maar kunnen soms ook heel gunstig uitpakken. De kunst bij een orgel is te zoeken naar de mogelijkheden en niet teveel gericht te zijn op de onmogelijkheden.
Je kunt wel willen dat een trompet goed mengt, maar als hij dat niet doet, houdt het op. Hem om die reden vervangen, vind ik niet kunnen. Dan kun je als organist beter een ander orgel zoeken.
Ik blijf het veel te kort door de bocht vinden als je vasthoudt aan de kreet: “Dan kun je als organist beter een ander orgel zoeken”.
Muziek verandert, smaak verandert, de samenstelling van kerkelijke gemeentes verandert en liturgien veranderen, kortom een kerkgemeenschap leeft en is dynamisch. Slechts het kerkgebouw en het orgel zijn statisch. En natuurlijk kun je met allerlei kunstgrepen een orgel toch soms nog zodanig gebruiken dat het door de kunstgrepen zich lijkt aan te passen aan de dynamiek van de litugie en de mensen maar ik zie ook veel gevallen waar het orgel praktsich niet meer aansluit bij de behoeften van de mensen in de kerk. En dan kun je wel de organist vervangen ( want die oude moest zonodig een nieuw orgel…) maar de kerk blijft dan toch nog steeds zitten met een orgel dat niet meer aansluit bij wat ze eigenlijk nodig hebben.
In dit land zijn we op orgelgebied helaas erg kneuterig en (een kreet die een collega organist mij toefluisterde en de lading prima dekt) “klein karriert”. Niet alles wat oud is hoeft perse behouden te blijven. Een verandering, een aanpassing, ombouw, vernieuwing of nieuwbouw kan ook heel goed monumentaal zijn en worden. Veel van onze huidige monumentale orgels hebben oudere orgels verdreven of ze zijn in het verleden aangepast aan de eisen (dynamiek!) van die tijd. En natuurlijk moet je in alles voorzichtig en behoedzaam zijn maar domweg vasthouden aan iets wat niet voldoet maar slechts oud is en daardoor monumentaal wordt genoemd, gaat mijns inziens voorbij aan de dynamiek van de Christelijke kerk , de geloven en niet in de laatste plaats aan de ontwikkeling in de orgelmuziek zelf.
Het artikel komt enigszins rechtlijnig (kort door de bocht!) op me over want laten we niet (en nooit) vergeten dat sommige (of zelfs de meeste!) van onze huidige ‘historische’ orgels er slechts gekomen zijn omdat oudere en eerdere orgels daarvoor hebben moeten wijken. Haarlem had al een indrukwekkend orgel voordat het huidige werd gebouwd en veel van onze grote stadskerken hebben 19e eeuwse orgels waarvoor oudere orgels zijn verdwenen. Zijn we organist in een kerk of willen we liever organist in een museum zijn? Aan die vraag is de schrijver helaas niet toegekomen.
Sympathiek dat de ‘maffe organist’ reageert. In reactie daarop: er is voldoende informatie voorhanden die aantoont dat het concept van het Baarnse orgel behoorlijk gewijzigd is. Je hoeft het orgel niet zelf gehoord te hebben om die conclusie te kunnen trekken. Zie b.v. http://www.reliwiki.nl/index.php?title=Baarn,_Brink_2_-_Paulus en luister http://www.youtube.com/watch?v=D71CqdT70Kw
Zeker Theo, daar heb je gelijk in. Maar om te stellen dat er nog slechts een schim van het neobarokke orgel over is gaat mij toch echt te ver. En zeker om die conclusie te trekken uit informatie van internet, dat vind ik te makkelijk gezegd. De info op reliwiki, ik weet wie het geplaatst heeft, is trouwens niet betrouwbaar. De scherp en de mixtuur zijn helemaal niet geherintoneerd. De hoogste koren van beide registers zijn alleen tot zwijgen gebracht. Niet op mijn verzoek overigens. De trompet van het hoofdwerk van Flentrop was een draak van een register, mengde op geen enkele manier. De één noemt dat karakteristiek, ik noem dat een mislukking. Smaken verschillen hoor, maar soms mag je toch wel een nuchter naar bepaalde zaken kijken? Enigszins in toom staat de hoofdwerk trompet nu op de pedaallade. Het heeft geen karakter en zal het ook nooit krijgen (in mijn optiek dan), maar ik gebruik het wel. En een gemshoorn 2′ op het hoofdwerk: het zal heel karakteristiek zijn, maar in de praktijk voegt het nauwelijks iets toe, terwijl het nu opgeschoven als terts op het rugwerk uitstekend dienst doet! En de octaaf 2′ zit (voor mij dan) ook op een logische plek. En dan de grootste doodzonde: de octaafkoppel naar het rugwerk, dat is werkelijk stuitend! Onvoorstelbaar om zoiets te verzinnen. Walgelijk! Maar handig dat het is! En wie het niks vind, die gebruikt het toch gewoon niet? Overdreven reacties als ik daar op gekregen heb. De puritein die na mij in Baarn benoemd wordt kan de gemshoorn weer terug laten schuiven naar het hoofdwerk, octaaf weer naar het rugwerk. De kromhoorn, de cink en de rest van de trompet ligt ongetwijfeld nog wel ergens bij Nijsse op zolder. Hoogste koren scherp en mixtuur er weer in, koppel eraf slopen, en klaar is kees! Flentrop blij! Overigens: misschien ook wel aardig om te vermelden dat de ware karakteristieken uit de scherpe en enge tijd door Flentrop zelf aangepakt zijn. Of zou het dan gaan om een ‘zeer gunstige’ ombuiging. Als je dan zo overtuigd bent van je eigen karakteristieken blijf daar dan ook met je handen vanaf. Grappig dat dáár het nou niemand over gehad heeft!
Ja, ja, en hier is die maffe organist van de Pauluskerk in Baarn wiens idee het onder meer was om het orgel van de Pauluskerk in Baarn ernstig toe te takelen! Maar misschien beste Hendrik-Jan, zou je eerst eens contact met mij op moeten nemen, komen kijken en spelen, voordat je de mening van diverse personen (waaronder waarschijnlijk van de firma Flentrop zelf, die uiteraard not amused was dat hun concept is aangetast), die hun oordeel al wereldkundig hebben gemaakt zónder dat ze het orgel gehoord hebben, nog weer eens naar buiten brengt. Bij mijn weten heb je het orgel na ’toetakeling’ niet gehoord, anders zou ik daar ongetwijfeld van op de hoogte geweest zijn.
Nog één opmerking Hendrik: als ik je artikeltje van 3 oktober 2010 over het orgel van Lutherse kerk in Ede lees: een orgel met een Neo-Barok karakter dat op een zeer gunstige wijze is omgebogen…, dan spreek je jezelf met het artikel hierboven een heel klein beetje tegen.
Mooi artikel. Het is inderdaad absurd om een orgel te vervangen als de organist een nieuwe wil, zo kunnen we wel aan de gang blijven. Toch mogen wij hier in Nederland wel blij zijn dat er nog zo veel oude orgels bewaard zijn gebleven. Daar zijn onze oosterburen ontzettend jaloers op.
Ik kan trouwens niet wachten op de volgende ‘Roerquint’, het lijkt me interessant. Ik hoop dat je ook eens een column gaat schrijven over de bekrompenheid die er soms in de orgelwereld heerst. Om nog maar te zwijgen over het (onterechte) stoffige imago.
Mag ik hierbij een kanttekening plaatsen? In bijvoorbeeld België wordt een orgel niet klakkeloos teruggeregistreerd zoals hier in Nederland wel is gebeurd (misschien zijn we dit punt inmiddels gelukkig alweer een beetje voorbij). Feit is wel dat daar in België gerestaureerd wordt met respect voor de tijd waarin het orgel gebouwd is, maar ook met respect voor toevoegingen die in de loop van de tijd gedaan zijn. Hier in Nederland zijn tal van voorbeelden te noemen waar gelukkig toch rekening mee gehouden is. Ik denk bijvoorbeeld aan het orgel van de Martinikerk Bolsward, een barokorgel met een romantisch bovenklavier, wat waarschijnlijk het orgel deze bijzondere klank geeft. Ik denk aan het orgel van de Oude Kerk te Amsterdam met het inmiddels beroemde Witte pijpwerk. Geeft het het orgel niet dé klank waardoor het geprezen wordt?
Ik denk dat er ook naar toevoegingen goed gekeken moet worden. Deze zijn ook niet toevallig ontstaan. Respect voor de ‘eisen van de tijd’. Op die manier kunnen de meeste orgels toch behouden worden voor ‘de sloop’?
Er zijn tal van voorbeelden te noemen, waar orgels gestript zijn, omdat we terug moesten naar vroeger. Of het toen allemaal beter was…? Neem een Vox Celeste die van later datum is. Waarschijnlijk het eerste register wat zal sneuvelen. Neem destijds een Bazuin 32′ St. Janskerk Gouda. Het Quellhorst-orgel (Ger.Gem. Westerkerk) Utrecht is 25 jaar geleden (?) door Fama(-Raadgever?) gerestaureerd. Bij een cd opname van Frank van Basten van dit orgel is in het booklet de geschiedenis van het orgel opgenomen. Wat blijkt, bij oplevering van het orgel is voor een oude stemming gekozen. Toen het orgel nog niet zo lang bestond is besloten deze oude stemming toch te laten vallen. Wat blijkt wat er met de laatste restauratie gebeurd is? U raadt het al, er is teruggekeerd naar de oude stemming. Leren we iets van de geschiedenis?
Een orgel moet functioneren in de eredienst dat is het belangrijkste. Concerten komen op de volgende plek. En inderdaad er zijn een hoop ‘maffe organisten’ die op deze manier het orgel verminken en gewoon geen respect hebben voor het orgel. En meer naar hun eigen smaak handelen dan zich verdiepen in het instrument.
Ik ben het van harte eens met de basisgedachte dat een orgel geconcipieerd in een bepaalde periode en gemaakt door vakbekwame, ambachtelijke orgelmakers, zijn karakter ongewijzigd moet behouden. De enige uitzondering vind ik het toevoegen van enkele pedaalstemmen ter vervanging van een aangehangen pedaal en dat deze ingreep omkeerbaar blijft.