Sietze improviseert op Oostenrijkse Kögler-orgels [RECENSIE]

Text Example

advertentie



Sietze de Vries Improvisiert – Kögler Orgelbau

Engelszell, Saxen, Kremsmünster, Salzburg-Mülln, Hofkirchen, Pinzberg, Waldhausen, Haag.

Praeludium G-moll; Partita ‘Was Gott tut, das ist wohlgetan’; Nun lobet Gott im hohen Thron; Thema mit Variationen ‘Die launische Forelle’; Sonate ‘Morgenglanz der Ewigkeit’; Lobt Gott den Herrn, ihr Heiden all; Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen; Mein Ganzes Herz erhebet dich; Thema mit Variationen ‘Ave Maria zart’; Erhör, o Gott, mein Flehen; Praeludium und Fuge ‘Lobe den Herren’.

Label: JSB Records

Bestelnummer: SDVK0708

Speelduur: 71’51 (CD 1), 78’02 (CD 2)

Prijs: € 19,95

Muzikale interpretatie * * * * *

Programmakeuze * * * * *

Keuze van het instrument * * * * *

Kwaliteit van de opname * * * *

Informatie in het boeklet * * * *

Grafische vormgeving (cd en boekje) * * * * *

JSB Records maakte in opdracht van Christian Kögler, orgelmaker te St. Florian (Oostenrijk), een nieuwe dubbel-cd-productie van hun oeuvre. De orgelmaker is zich vanaf het begin van de negentiger jaren onder leiding van Bernhardt Edskes gaan toeleggen op historiserende orgelbouw en streeft ernaar om de kennis over en de schoonheid van de oude orgels te combineren met de techniek en de kennis van nu.

Sietze de Vries bespeelt, al improviserend, een negental Kögler-orgels in Oostenrijk en Zuid Duitsland. Hij vindt dat Kögler “prachtige instrumenten bouwde, die niet zozeer een stijlkopie zijn, maar wel duidelijk op historische leest geschoeid zijn. Voeg daarbij de prachtige kerken waarin deze instrumenten meestal staan en een inspirerend en muzikaal concept is ontstaan!”

Net als bij de Edskes-productie van destijds, vormen de beide cd’s een staalkaart van de door Kögler gebouwde en gerestaureerde orgels. Zo is zijn grootste opus, het 45 stemmen tellende orgel in het klooster van Kremsmünster is te horen, maar ook het appelregaal, een reconstructie van een instrument dat in 1506 voor keizer Maximilian I werd gemaakt.

Sietze de Vries improviseert op de beide cd’s in verschillende stijlen, passend bij de aard van de instrumenten. Zijn muzikale motieven ontleent hij aan het kerklied en put uit de melodieënrijkdom van het Geneefse Psalter en daarnaast uit de lutherse en de rooms-katholieke traditie. Maar ook worden vrije vormen en thema’s, waaronder een thema dat door Anthon Bruckner voor een improvisatie gemaakt werd, benut.

Het klinkend resultaat is, zoals we van De Vries inmiddels gewend zijn, weer om naar huis te schrijven. Vormvast en trefzeker presenteert hij de Kögler-orgels. Meest in zijn favoriete Noord-Duitse barokstijl. Maar ook vervlecht hij herkenbare elementen van de “Mozartstijl” op de orgels van Stift Engelszell en Salzburg-Mülln, biedt symfonisch gekleurde orgelimpressies op het grote orgel van de Stiftskiche in Kremsmünster en vertolkt nuchtere neoclassicistische muziek à la Distler en Pepping tot aan minimal-music op het moderne Kögler in Stadt Haag.

Maar ook aan de andere zijde van het stijlenspectrum laat Sietze zich niet onbetuigd. Op het appelregaaltje dompelt hij ons met de melodie van Psalm 9 onder in de oeroude renaissance. Ook in zijn lichtvoetige variaties over Ave Maria Zart op het charmant spuckende koororgel in Waldhausen toont De Vries weer dat hij de meest uiteenlopende improvisatiestijlen perfect beheerst.

Hoewel Christian Kögler, naar ik aanneem, dankbaar gebruik heeft gemaakt van de bespeling door Sietze de Vries, gaat het hem uiteraard primair om de presentatie van zijn op historische leest geschoeide orgels, die “aansluiten bij bloeitijd van de orgelbouw in de 17de en 18de eeuw.” Dat deze orgelbouwer bij een aantal instrumenten gebruik mocht maken van prachtige barokke orgelkassen, opgesteld in ruimtelijk klinkende historische kerken, werkt al in zijn voordeel. Maar na het beluisteren van de “Köglers” op de beide cd’s blijkt de aanduiding “Meesterwerken uit meesterhand” in het begeleidende boekje toch heel terecht. De instrumenten hebben alle een voorname heldere klank, en tonen een indrukwekkende “gravität”. Fraai geïntoneerde tongwerken dragen onmiskenbaar bij tot de poëzie.

De windvoorziening is ondanks de toepassing van spaanbalgen naar mijn smaak nèt wat te stabiel, hoewel met name in de kleinere werken, zoals het borstpositief van het orgel in Stift Engelszell, en in het bijzonder het koororgeltje in Waldhausen een levendige wind meekregen.

Ook opnametechnisch werd het een goed klinkende productie, met één negatieve uitschieter, de veel te ruimtelijke opname van het intiem klinkende appelregaal. Het oubollige instrumentje verdrinkt bijna in de akoestisch golven van de hol klinkende ruimte.

Het boekje bevat van elk orgel een summiere beschrijving inclusief kleurenfoto en dispositie, een opsomming van de kwaliteiten van Kögler Orgelbau, gevestigd in de stad van Anton Bruckner, en een kort curriculum vitae van Sietze de Vries, alles in het Duits, Engels en Nederlands. Een manco is dat er geen woord is gewijd aan de gespeelde muziek. Ook zijn de gebruikte registraties nergens aangegeven. Hoewel dit uiteraard te maken heeft met het beperkte formaat van dit tussen twee cd’s ingeklemd document, is dat toch wel wat spijtig. Want dat zou deze combinatie van hoogstaande improvisatiekunst en hoogwaardige Oostenrijkse orgelbouw tot een nog waardevoller klankdocument hebben gemaakt.

Meer over orgelbouwer Kögler:

www.orgelbau-koegler.at

© 2009 www.orgelnieuws.nl