Met regelmaat schrijft columnist Peter Sneep over alles wat maar aan het fenomeen orgel raakt. Die regelmaat zou zo maar eens maandelijks kunnen zijn. Aflevering V – Oxford.
Wanneer is een orgel een Engels orgel? Als het door een Engelsman is gebouwd? Of als het in Engeland staat?
Allebei mag.
In de herfstvakantie ben ik in Engeland geweest met een Nederlands-Vlaams reisgezelschap dat zich ‘The Beauty of the British Organ’ noemt. Bijna elk jaar steken dertig tot veertig leden van de beautyclub orgelliefhebbers de Noordzee over om Engelse orgels te beluisteren en te bespelen.
Ik ga al sinds de vroege jaren negentig met dat cluppie mee – al heb ik door allerlei omstandigheden de afgelopen vier keer verstek moeten laten gaan. Nu kon ik weer mee. Reisdoel Oxford (en een beetje omgeving) maakte de vraag prangend wat nou precies een Engels orgel is. Want de colleges van Oxford zijn rijk en vooruitstrevend. Ze willen voor elkaar niet onderdoen en streven naar het bijzonderste orgel. De Gouden Eeuw met zijn orgelwedijver tussen Hanzesteden als Zwolle en Kampen is er niets bij. Wat je van ver haalt, is lekker. Dus staan in er in universiteitskapellen vaak geen Engelse orgels, maar recente instrumenten van bouwers uit Italië (Tamburini), Canada (Létourneau), Frankrijk (Aubertin), en de Verenigde Staten (Dobson). En verder nog orgels uit de neobarok uit Denemarken (Frobenius), Zwitserland (Metzler) en Oostenrijk (Rieger). En alsof het nog niet genoeg is: er staan ook heel wat recente orgels van Engelse makelij, afkomstig uit de ateliers van bijvoorbeeld William Drake, Mander, Harrison & Harrison.
Staat er dan qua orgel nog iets romantisch en lieflijks in de universiteitsstad?
Niet genoeg.
Staan er nog wel mooie orgels in Oxford?
Ja.
De reis kon op de avond van eerste reisdag al niet meer stuk na het bijwonen van de evensong in St. George’s Chapel in Windsor. Daar had de tijd stil mogen blijven staan, met canticles van Charles Wood (in E) en een anthem van Edward Elgar (Seek him that maketh the seven stars). Met voorafje en toetje van Flor Peeters (Adagio uit de Suite Modale) en Herbert Howells (Psalm Prelude Set 1 Nr. 2).
De volgende dag was het even afzien. De liturgie van de eucharist was weliswaar voorbeeldig met de Messe pour Orgue van Liszt en Janá?ek , maar dat orgel van Rieger?! Wie heeft dat ooit mooi gevonden? Compliment voor de organist die toch nog diverse lieflijke geluiden aan het instrument wist te ontlokken.
Orgelbouwer William Drake (1943-2014) oogstte lof met nieuwe instrumenten in historiserende stijl, geënt op de achttiende en negentiende eeuw. Zijn orgel in Jesus College Chapel kon mij niet erg overtuigen. Het klonk in mijn oren wel ouwelijk, maar ook saai en star. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
Nee, dan het Mander-orgel uit 1986 in Magdalen College Chapel, deels gebouwd in een stenen kas – een overblijfsel van een vorig orgel. Dit klein instrument (22/IIP) bleek over veel Frans temperament te beschikken – iets wat je op grond van de dispositie niet zou vermoeden.
Trouwens, ook in de chapel van Exeter College staat een orgel met een Franse tongval. Het heeft een Engels uiterlijk, omdat J.W. Walker het bouwde in een kas van Hill uit 1860. Een echt Frans orgel hoorden we in Farnborough Abbey, gebouwd door niemand minder dan Charles Mutin, die in die tijd Cavaillé-Colls bedrijf voortzette. Het orgel is een juweel en het staat in een kerk met een flinke nagalm. Heerlijk om zo een orgel te horen, in plaats van al die droge kapellen in Oxford.
21 orgels in vijf dagen is te veel om hier te bespreken. Daarom wat hoogte- en dieptepunten.
Het orgel van Gray & Davison uit 1891 in Harris Manchester College. Reisgenoot Jaco van Leeuwen speelde er Whitlock alsof hij de muziek net ter plekke had bedacht.
Een orgel dat we niet geoord hebben maar dat me wel bijblijft: het orgel van het kerkje van Blenheim Palace. De pijpen van dit mechanische orgel staan halverwege een monumentale trap. Maar waar is de klaviatuur? Die is weggepropt onder de trap. We konden het orgel niet horen, want de organist had de sleutel meegenomen met vakantie.
De zweldeuren van plexiglas van het orgel in New College (Grant, Degens & Bradbeer uit 1969) in stalen kassen) weerspiegelen als ze bewegen in de glas-in-loodramen van de chapel. Dat effect is vooral mooi in de avondschemering. Het orgel heeft een solotongwerk dat klinkt als een Kroketregaal 8’, maar waarschijnlijk gebruikte de organist de Schalmei Krummhorn 8’.
Salisbury Cathedral. Ik moest er huilen van de aanblik van het volmaakte exterieur en later binnen ook. Elk orgel zal hier mooi klinken, maar de Willis die er staat, is bijna volmaakt. Altijd gezellig: de 32’-ers om de hoek van het dwarsschip.
Bach en De Grigny klonken best goed tijdens het lunchconcert door de 18-jarige organ scholar Alexander Little op het grote Dobson-orgel (2013) van Merton College. Maar toen de jonge organist aan Langlais (Trois Paraphrases Grégoriennes) begon, smolten de diepste drijfveren van orgelbouwer, componist en speler samen tot een extatische belevenis.
De laatste chapel die we bezochten was St. Peter’s College. ‘Welkom bij het mooiste college-orgel van Oxford’, zei de slungelige senior organ scholar Benjamin Maton voor hij aan zijn bespeling begon. In St. Peter’s staat sinds 1875 een tweeklaviers Willis met 18 stemmen. En eigenlijk had hij nog gelijk ook. Alles klinkt er goed, ook muziek waarvan de orgelbouwer nog helemaal geen weet had toen hij zijn orgels maakte. Want de Toccata van Gaston Bélier (1863-1938) paste het orgel als gegoten.
Kortom: leuk dat je niet naar al de verre landen hoeft, je kunt in Oxford al die mooie, gekke en lelijke orgels horen.
Bijna elke organist die we ontmoetten, vertelde dat hij dol was op Nederlandse orgels. Ze kenden Haarlem, Alkmaar, Noordbroek, Farmsum. Dan is het opmerkelijk dat er naast al die buitenlandse snoepjes geen enkel Nederlands orgel in Oxford staat. Misschien kan Reil er een orgel bouwen als Rosenheim, Verschueren als in Dordrecht, Flentrop a la Hamburg, Van Eeken iets als Rijssen?
Peter Sneep (1962) is organist van drie vrijgemaakt-gereformeerde kerken in Amersfoort: de Kandelaar, de Schaapskooi en de Martuskerk. Hij componeert kerkmuziek en maakte daarvan een aantal cd’s. Orgelles kreeg hij van Hetty Koelewijn en Gerrit ’t Hart. In De Kandelaar is hij lid van de cantorij, die onder leiding van Harry van Wijk eens in de zoveel tijd aan de diensten meewerkt. Hij is radiopresentator bij de Reformatorische Omroep. Van 1986 tot 2014 werkte hij bij het Nederlands Dagblad. Hij is getrouwd met Petra en vader van Anna (3) en Manuel (1).