In TerugWerk blikt Bert Rebergen terug in kranten en artikelen uit het verleden, op zoek naar orgelnieuws. Wat speelde destijds? Wat hield de orgelgemoederen bezig en hoe kijken we daar nu verrast, met een glimlach, hoofdschuddend, met instemming knikkend, of met enige weemoed op terug? Deel III: In de wolken.
Of het de schrijvende collega’s van ORGELNIEUWS ook zo vergaat weet ik niet, maar als er reacties komen op pennenvruchten dan is dat eerder na een gepubliceerde column, dan na een recensie. Dat is op zich niet verrassend, want de columnist gooit sneller een knuppel in het hoenderhok dan de recensent die objectiviteit hoog in het vaandel wil houden.
Dat neemt niet weg dat er in het verleden soms heftig werd gereageerd op een cd-bespreking, omdat kritische kanttekeningen als gemakkelijk en opzettelijke gooien van modder werden beschouwd. Dat kan soms één enkele zin zijn in een voor de rest positieve bespreking.
Het doet me denken aan een ontmoeting met Egbert Woelderink, de voormalige organist van de Stephanuskerk te Hasselt. Die had de week ervoor een uiterst kritische terugblik in de krant gelezen op een concert van een collega in Hasselt. Hij was zo ontdaan door de harde woorden, dat hij zijn collega opbelde om hem te vertellen dat hij het artikel niet fair vond. Tot zijn verbazing had zijn collega laconiek gereageerd met: ‘Die stukjes lees ik al jaren niet meer en als ik ze toevallig onder ogen krijg, trek ik me er niks van aan.’ Zelfs de oude Woelderink kon maar niet begrijpen dat je van die forse kritiek niet wakker ging liggen.
Laatst werd nog gereageerd op een column over de Messe Solenelle van Louis Vierne. De schrijver vroeg zich af hoeveel opnames er nog waren waarop Vierne zelf te horen was. Daarbij dacht ik direct aan de geluidsdrager Orgues et organistes français en 1930, zowel uitgebracht op lp als op cd.
Duikend in de archieven stuitte ik op een bespreking van deze plaat uit 1983. Geplaatst in de NRC en geschreven door de bekende journalist en volksvertegenwoordiger Han Lammers, die ik in maart van dit jaar al zijdelings de revue liet passeren.
In 1983 woedde de oorlog tussen Irak en Iran reeds drie jaar en waren 175.000 doden te betreuren. Tevens wordt in deze editie van de NRC gemeld dat de Nederlandse Irene van der Laan over het Kanaal was gezwommen en ook nog terug in 18 uur en een kwartier. En wij noemen een paar uurtjes orgelspelen al een marathon …
Lammers was dol op het orgel en speelde regelmatig in de Westerkerk van Amsterdam. Al had hij zijn gereformeerde opvoeding losgelaten, het orgel bleef hem boeien en niet in de laatste plaats de muziek van Bach en Mozart. Dat hij bevriend raakte met prins Claus zal u niet verbazen.
Als journalist schreef hij veel over muziek, interviewde veel bekende musici, waarbij hij altijd geïnteresseerd bleef in de ‘juiste’ interpretatie van een compositie.
In het artikel ‘Partituur 38’ schrijft hij een recensie over genoemde lp met historische opnames uit de jaren dertig. Opnieuw neemt Lammers de interpretatie onder de loep. Daarbij raakt hij voor menig organist gevoelige snaren. Zo legt hij de lezer uit dat een organist kan kiezen om op het pedaalklavier slechts de tenen te gebruiken, of het te doen op de wijze die Marcel Dupré onderwees: hakken en tenen. Lammers ziet hier voor vrouwelijke bespelers voordelen, niet wetend dat een kleine veertig jaar later mannen met hoge hakken op orgelbanken plaats zouden nemen. Lammers laat doorschemeren dat dit hakken-tenen-werk zo beroerd niet is en voegt daaraan toe: ‘Maar tegenwoordig schijnt dat niet meer te mogen en moeten we het hoofdzakelijk van de tenen hebben.’
Lammers is als amateur maar wat blij dat hakken-tenen ook kan en trekt zich als oude rot niets aan van de hem opgedrongen technieken.
Die modetrends – zeg ik voorzichtig – zorgen volgens Lammers voor eenvormigheid in het orgelspel, zeker ook bij Bach. En als Vierne Bach gaat spelen hoor je natuurlijk niet het tenenwerk van vijftig jaar later. Lammers kan zo’n ‘zondige bui’ van een organist wel waarderen in tijden waarin Bachs muziek hem maar al te vaak te strak wordt gespeeld. Vierne schildert en dat is hem veel waard.
Dat dit ‘zondige’ gedrag van een organist zomaar ‘zonnig’ gedrag kan worden en dat de eindeloze discussies daarover in orgelland wellicht overbodig zijn, brengt Lammers aldus onder woorden:
‘Mijn vermoeden is dat Bach op zijn wolk als een vink naar Louis Vierne heeft zitten luisteren. Die twee zijn het inmiddels vast eens en glimlachen maar wat als ze ons tegen de klok horen spelen. En wedden dat Bach jaloers is op die prachtige Contre-bombarde 32’ in de Notre-Dame? Die had hij in Leipzig moeten hebben.’
Misschien ontving Lammers op zijn beurt wel boze brieven van puristen die niet bepaald in de wolken waren met deze visie op interpretatie.
Lammers zou zich er, zoals de collega van Woelderink, weinig van hebben aangetrokken en – wees nou eerlijk – dat er achter der wolken donkerheid van sommige betweterige orgelvrienden soms zo’n ondeugend zonnetje opdoemt, is zulk slecht orgelnieuws niet.
Bert Rebergen (*1969) is ruim dertig jaar actief in het onderwijs en treedt op als spreker en verhalenverteller. Orgelmuziek mag zich in zijn belangstelling verheugen. Dit als luisteraar en als bespeler van menig instrument. Hij schrijft sinds 2006 voor ORGELNIEUWS als columnist en recensent.