Variaties over de ‘Keizerwals’, vijfendertig jaar voordat Strauss ermee aan de gang gaat. Een doorwerking waarin Dupré’s ‘Placare’ voorbij lijkt te waaien. En een finale waaruit ‘Wien Neêrlands bloed’ opduikt: ‘frisch und kräftig’. Dat alles is te horen in de Orgelsonates van August Gottfried Ritter (1811-1885).
Ritter werd geboren in Erfurt. Nadat hij daar dertien jaar als organist werkzaam was geweest, werd hij in 1844 benoemd tot organist van het Theisner/Wender-orgel (1693/1716) van de Dom in Merseburg. Drie jaar later, dus nog voor de ombouw door Ladegast (1855/66), vertrekt hij daar weer, om organist te worden van de Dom in Magdeburg. Het Compenius-orgel (1615) aldaar met zijn bewegende beelden – zoals in ?wi?ta Lipka – was inmiddels flink vertimmerd. Dankzij Ritter werd het in 1860 door Adolph Reubke (vader van de componist Julius) omgebouwd tot een instrument, dat met 81 stemmen, vier hand- en twee pedaalklavieren het grootste orgel was in Pruisen, nog groter dan dat in Merseburg (81/IVP).
Musikdirektor
Door de jaren heen ontwikkelde Ritter zich tot een vooraanstaand organist. Als speler was hij een virtuoos improvisator. Als leraar zette hij zich in voor ‘Die Kunst des Orgelspiels’ (1877). Als ‘Königlicher Musikdirektor’ voor het orgelbestand van Pruisen. Als redacteur van een tijdschrift (Urania) en als uitgever van bladmuziek (Der Orgelfreund) voor het spelen van oude orgelwerken. En als auteur van ‘Zur Geschichte des Orgelspiels’ (1884), legde hij een basis voor organologie en muziekwetenschap. Als teken van waardering werd hem bij zijn gouden jubileum in 1881 een ‘Ritter-Album für die Orgel’ aangeboden. Vierenvijftig binnen- en buitenlandse collega’s werkten er aan mee, zoals Liszt, Litzau en De Lange. En een veelvoud van personen en instanties tekende erop in. Het kenmerkt Ritters positie.
Sonates
Zijn vier Orgelsonates verschenen tussen 1846 en 1856. Na die van Mendelssohn dus (1845). Maar ze zijn er niet, zoals vele andere negentiende-eeuwse sonates, door beïnvloed en laten een eigen geluid horen. Elke Sonate bestaat uit één deel, waar, in een cyclus, zoetgevooisde passages worden afgewisseld met stevige akkoorden en virtuoze klankenslingers. Imposant, allemaal, maar minder melodieus en interessant dan bij zijn collega uit Leipzig.
Overtuigend echter is de Derde Sonate (1855): een sprankelend werk dat Ritter opdroeg aan zijn bewonderaar en leeftijdgenoot Franz Liszt – en waarin, a priori, een stukje Strauss te horen is.
Ladegast
De Sonates van Ritter zijn vorig jaar op cd gezet door Michael Harris, organist van de GiIlles-Kathedraal in Edinburgh. Harris toog daarvoor naar Polditz, een dorp even ten zuidoosten van Leipzig, waar een orgel staat uit 1868 van Friedrich Ladegast. Met 33 stemmen verdeeld over drie manualen en pedaal is het het grootste dat Ladegast in Saksen heeft gebouwd. Opvallend is dat ook deze Ladegast zo weinig tongwerken heeft. Om precies te zijn slechts twee: een doorslaande Oboe op het Oberwerk en een Posaune in het Pedaal. Desalniettemin is het, dankzij de veelkleurige labialen en het wat logge, door een wijd gemensureerde Mixtuur en Cornet bekroonde plenum, een passend middel om de muziek van Ritter ten gehore te brengen.
Michael Harris
Harris voert de Sonates netjes uit. Soms zo netjes dat de schwung verloren gaat. De Eerste Sonate bijvoorbeeld klinkt niet zo soepel als bij Lohmann in Schramberg. En de Derde niet zo bruisend als bij Dewar – eveneens in Polditz. Dat neemt niet weg dat deze cd een goede indruk geeft van wat Ritter met zijn Sonates zeggen wilde.
‘De Sonate in het algemeen komt ons voor als die Muzikale vorm, waarin eene in den ernst des levens ontstane gedachte wordt voorgesteld. Deze gedachte is bepaald en geheel en al uitgedrukt aan het slot des werks […]. Hetgeen aan het slot voorafgaat is de dikwijls koortsachtig kloppende golfslag der te voorschijn geroepene, verschillende gewaarwordingen, die elkander bestrijden of ondersteunen […]; het is de adem van het eeuwige, geestelijke leven …”. (A.G. Ritter in ‘Caecilia’, Jg.XIV, Nr.4; 15/02/1857)
The Complete Organ Sonatas of August Ritter (1811-1885)
Michael Harris plays the Ladegast Organ, Kirche Altleisning in Polditz, Germany
Sonata No 3 in A minor Op 23, Sonate No 1 in D minor Op 11, Sonata No 2 in E minor Op 19, Sonata No 4 in A major Op 31 (A.G. Ritter)
Label: Priory Records
Nummer: PRCD1162
Booklet: 16 pagina’s (DU/EN)
Prijs: £ 11,99 (circa € 16,00)
Bestellen: www.prioryrecords.co.uk